ECLI:NL:RBLIM:2025:7413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
ROE 25/338
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag en niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late betaling van griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Eiseres had zich aangemeld voor een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag en had verschillende brieven ontvangen van de Dienst Toeslagen, waarin werd aangegeven dat de beoordeling niet op tijd kon plaatsvinden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld en ontving een dwangsom van € 1.442,-. Echter, op 1 mei 2024 had de Dienst Toeslagen al een definitief besluit genomen over haar aanvraag, voordat eiseres op 10 januari 2025 beroep instelde. Hierdoor was er geen sprake van een situatie waarin de Dienst Toeslagen te laat was met het nemen van een besluit. De rechtbank legt uit dat het griffierecht van € 53,- tijdig betaald moest worden, maar eiseres heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft geen mogelijkheid om het beroep alsnog ontvankelijk te verklaren, omdat aan de formele voorwaarden voor een geldig beroep niet is voldaan. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiseres geen aanspraak kan maken op een hogere dwangsom dan de reeds ontvangen dwangsom van € 1.442,-. Eiseres krijgt geen vergoeding voor eventuele kosten die zij heeft gemaakt in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Dienst Toeslagen.

Samenvatting

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen. De rechtbank doet deze schriftelijke uitspraak zonder dat het beroep van eiseres op een zitting is behandeld. Dat is in dit geval mogelijk omdat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
1.1.
Dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geeft over het beroep van eiseres. Daaraan komt de rechtbank namelijk pas toe wanneer aan de formele voorwaarden voor het instellen van een geldig (ontvankelijk) beroep is voldaan. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Aan twee voorwaarden is namelijk niet voldaan. Allereerst heeft eiseres het griffierecht niet op tijd betaald. Daarnaast heeft de Dienst Toeslagen al enige tijd geleden het gevraagde besluit genomen en is er dus geen sprake meer van een situatie waarin de Dienst Toeslagen te laat is met het nemen van dat besluit. De rechtbank legt dat hierna verder uit.

Inleiding

2. Eiseres heeft zich bij de Dienst Toeslagen aangemeld voor een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Zij heeft vervolgens verschillende brieven gekregen van de Dienst Toeslagen, waarin de Dienst Toeslagen aangeeft dat het niet lukt om de situatie van eiseres op tijd te beoordelen en daarover een beslissing te nemen.
2.1.
Eiseres heeft de Dienst Toeslagen naar aanleiding van een van die brieven op
28 oktober 2022 in gebreke gesteld. In reactie daarop heeft de Dienst Toeslagen op
16 januari 2023 besloten om aan eiseres de maximale dwangsom van € 1.442,- toe te kennen.
2.2.
Op 1 mei 2024 heeft de Dienst Toeslagen een definitief besluit genomen over de herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag.
2.3.
Op 10 januari 2025 heeft eiseres het onderhavige beroep ingediend. Het betreft een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres schrijft in het beroep en de aanvullingen daarop dat zij in de krant heeft gelezen dat de maximale dwangsom € 15.000,- is. Dat is vele malen hoger dan het bedrag van € 1.442,- dat zij heeft ontvangen. Eiseres heeft pas ruim een jaar nadat ze de Dienst Toeslagen in gebreke heeft gesteld een besluit van de Dienst Toeslagen gekregen, terwijl ze had verwacht dat ze binnen 2 weken aan de beurt zou zijn voor de afhandeling van haar dossier. Het was eiseres niet bekend dat zij in de tussentijd in beroep kon gaan. Eiseres heeft veel financiële problemen gekregen door de hele kwestie en dit was de zoveelste teleurstelling. Eiseres heeft haar persoonlijke omstandigheden beschreven en geeft aan dat zij nog steeds de wanhoop nabij is.

Beoordeling door de rechtbank

(1) Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [2] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet op tijd is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als er een goede reden is waarom het griffierecht niet of niet op tijd is betaald.
3.1.
De griffier heeft eiseres er met een brief van 11 februari 2025 op gewezen dat zij binnen twee weken het griffierecht moet betalen. De griffier heeft deze brief aangetekend verstuurd. Uit informatie van PostNL is gebleken dat deze aangetekend verzonden brief op 14 februari 2025 om 12:18 uur is afgehaald op een PostNL punt en dat voor ontvangst is getekend. Daaruit blijkt dat eiseres deze brief heeft ontvangen.
3.2.
Eiseres heeft het griffierecht echter niet binnen twee weken betaald. Eiseres heeft hiervoor geen (goede) reden gegeven. Er is dus geen verontschuldiging voor het niet op tijd betalen van het griffierecht. Aan deze voorwaarde voor het instellen van een geldig beroep is daarom niet voldaan. Alleen daarom al is het beroep niet-ontvankelijk.
3.3.
De rechtbank heeft overigens gezien dat eiseres na de betaaltermijn van twee weken het griffierecht alsnog heeft betaald. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het beroep van eiseres door de late betaling alsnog ontvankelijk te verklaren. Dat komt omdat het beroep om twee redenen niet-ontvankelijk is. De tweede reden wordt hierna uitgelegd.
(2) De Dienst Toeslagen heeft al een besluit genomen
4. Ook aan een tweede voorwaarde voor het instellen van een geldig beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet voldaan. Een geldig (ontvankelijk) beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag kan alleen worden ingediend wanneer het bestuursorgaan (in dit geval de Dienst Toeslagen) te laat is met een besluit te nemen, er twee weken zijn verstreken nadat het bestuursorgaan is medegedeeld dat het te laat is, en de Dienst Toeslagen dan nog steeds geen besluit heeft genomen. [3]
4.1.
Het is dus een voorwaarde dat (in dit geval) de Dienst Toeslagen op het moment dat eiseres het beroep instelde, het gevraagde besluit nog niet had genomen. Van die situatie was geen sprake. De Dienst Toeslagen heeft namelijk voordat eiseres op 10 januari 2025 beroep heeft ingesteld, op 1 mei 2024 al een besluit genomen. Ook om die reden is het beroep niet-ontvankelijk.
Hoe zit het dan met de dwangsommen?
5. De rechtbank begrijpt uit het beroep van eiseres dat zij (ook) beroep heeft ingesteld omdat zij aanspraak wil maken op een hogere dwangsom (€ 15.000,-) dan die zij van de Dienst Toeslagen heeft ontvangen (€1.442,-). Dat kan eiseres met deze beroepszaak echter niet bereiken. De rechtbank licht dat hieronder nader toe.
6. De Algemene wet bestuursrecht kent (voor zover hier van belang) twee soorten dwangsommen: de wettelijke dwangsom en de rechterlijke dwangsom.
6.1.
De wettelijke dwangsom is een dwangsom die rechtstreeks uit de wet volgt. [4] Daarin staat dat een burger een bestuursorgaan (hier: de Dienst Toeslagen) in gebreke kan stellen wanneer dat bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt. Als het bestuursorgaan vervolgens na twee weken nog geen besluit heeft genomen, is het bestuursorgaan op grond van de wet een dwangsom verschuldigd per dag dat het na die twee weken nog geen besluit heeft genomen. Deze wettelijke dwangsom bedraagt maximaal € 1.442,-. Dit is de dwangsom die eiseres al van de Dienst Toeslagen heeft ontvangen.
6.2.
Daarnaast bestaat de rechterlijke dwangsom. Deze volgt niet rechtstreeks uit de wet maar kan door een rechter worden opgelegd. De rechter kan deze dwangsom opleggen wanneer er een geldig (ontvankelijk) beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is ingesteld. De rechtbank wil er dan voor zorgen dat de Dienst Toeslagen alsnog zo snel mogelijk dat besluit neemt en geeft daarvoor een bepaalde termijn. De rechtbank bepaalt dan dat wanneer die termijn door de Dienst Toeslagen niet wordt gehaald, de Dienst Toeslagen een dwangsom per dag verschuldigd is. Deze rechterlijke dwangsom kent geen wettelijk maximum. De rechter kan dat maximum zelf bepalen. De rechter neemt dan vaak als uitgangspunt dat er een maximale dwangsom van € 15.000,- geldt.
7. De rechtbank denkt dat deze tweede (rechterlijke) dwangsom de dwangsom is waarover eiseres in de krant heeft gelezen. Deze dwangsom kan niet achteraf worden opgelegd (net als bijvoorbeeld een boete) en kan dus alleen worden opgelegd wanneer het bestuursorgaan nog geen besluit heeft genomen. Nu er in het geval van eiseres al een besluit is genomen door de Dienst Toeslagen, kan er dus in deze uitspraak geen rechterlijke dwangsom worden opgelegd. De rechtbank begrijpt dat dat teleurstellend is voor eiseres, omdat zij niet eerder op de hoogte was van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen en omdat zij een bedrag tot
€ 15.000,- heel goed zou kunnen gebruiken. Dat maakt echter niet dat de rechtbank alsnog met terugwerkende kracht een dwangsom kan opleggen. Daarvoor biedt de wet geen mogelijkheid.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat eiseres in deze procedure geen aanspraak kan maken op een (hogere) dwangsom.
8.1.
Omdat eiseres het griffierecht na afloop van de betaaltermijn van twee weken heeft betaald, is dat griffierecht automatisch aan eiseres terugbetaald. Zij hoeft dit ook niet meer aan de rechtbank te betalen.
8.2.
Eiseres krijgt geen vergoeding voor kosten die zij eventueel voor deze beroepszaak heeft moeten maken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van A. Lakdimi, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juli 2025

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, te vinden op wetten.overheid.nl.
2.Dat staat in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Dat staat in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht.