ECLI:NL:RBLIM:2025:7585

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
03.298541.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne in een laboratorium en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne in een laboratorium en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door advocaat mr. H. Raza. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juli 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging, die onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorbereiden van de bewerking van cocaïne betrof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een laboratorium runde voor de productie van procaïne-HCL, een stof die als versnijdingsmiddel voor cocaïne wordt gebruikt. De verdachte werd aangetroffen in de loods waar de productie plaatsvond, en er werd DNA van hem aangetroffen op verschillende voorwerpen die in verband stonden met de productie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook actief betrokken was bij de productie. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een geladen vuurwapen voorhanden had, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de risico's voor de volksgezondheid en de veiligheid van omwonenden. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.298541.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juli 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 03.298400.24), [medeverdachte 2] (parketnummer 03.298597.24) en [medeverdachte 3] (parketnummer 03.298570.24).

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen de bewerking van cocaïne heeft voorbereid en daarvoor verschillende voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad;
feit 2:een vuurwapen met zes kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 2 primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van het gelijkheidsbeginsel. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die eerder als medeverdachte was aangemerkt, een strafbeschikking heeft ontvangen voor het voorhanden hebben van het betreffende vuurwapen en zij daar niet verder voor is vervolgd. Daarnaast is het volgens de verdediging onhoudbaar om twee verschillende personen te vervolgen voor het voorhanden hebben van hetzelfde wapen, behoudens medeplegen. Dat is echter niet ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft ter zitting verduidelijkt dat aan [naam 1] een strafbeschikking is opgelegd vanwege het voorhanden hebben van een stroomstootwapen (zaklamp taser) en niet van het betreffende vuurwapen. De aan [naam 1] opgelegde stafbeschikking kan daarom niet in de weg staan aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte voor feit 2.
De rechtbank stelt op grond van de informatie van de officier van justitie vast dat het betoog van de raadsman feitelijke grondslag mist, zodat reeds hierom het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie faalt.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Feit 1:
In de loods waar de verdachte werd aangetroffen en aangehouden, werd een laboratorium aangetroffen waar procaïne werd bewerkt. Door procaïne met aceton, ammoniak en zoutzuur te bewerken, gaat het sterk lijken op cocaïne, wat het geschikt maakt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Deze stoffen werden ook daadwerkelijk in de loods aangetroffen. Ook werd geconstateerd dat sommige pannen nog warm waren, wat erop duidt dat er net was ‘gekookt’. De verdachte werd samen met de medeverdachten aangetroffen in het achterste gedeelte van de loods, in een ruimte met meerdere ketels, pannen en jerrycans, voorbij het toilet. Op een halfgelaatsmasker en handschoenen die zich in die ruimte bevonden, is DNA aangetroffen dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig is van de verdachte. De verdachte heeft hiervoor een ongeloofwaardige verklaring gegeven. Naar uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders dan dat de verdachte en zijn medeverdachten met elkaar een procaïnelaboratorium runden. Het feit kan dan ook worden bewezen.
Feit 2:
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sliep in het bed waar het geladen wapen lag. Het is aangetroffen in een tasje onder zijn hoofdkussen. Op de kogels in het vuurwapen en op de ruwe delen van het wapen zit het DNA-profiel van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen geloofwaardige verklaring gegeven. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat hij het wapen met de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van beide feiten.
Feit 1:
De verdachte is drie weken lang bezig geweest met het ontruimen van de loods. Dat er DNA van de verdachte is aangetroffen is daarom niet verwonderlijk. De laatste weken kluste hij alleen nog in de woning. In de loods kwam hij niet meer.
Op de dag van aanhouding ging hij om 02:00 uur toevallig naar het toilet. Hij zag toen politie. Uit nieuwsgierigheid, of omdat hij geen kant meer op kon, is hij toen de loods ingelopen. Dat de verdachte wetenschap had van het laboratorium of een concrete rol of betrokkenheid hierbij had, volgt niet uit het dossier. De enkele aanwezigheid van de verdachte in het laboratorium op het moment van de inval is onvoldoende om hem als medepleger aan te merken.
Feit 2:
De verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van het wapen. Hij heeft het nooit gezien en weet niet hoe zijn DNA op het vuurwapen terecht is gekomen. Mogelijk door indirecte overdracht: hij verbleef immers al weken in de woning.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Bewijsmiddelen
Feit 1
In de maand september 2024 kwam bij het TCI (Team Criminele Inlichtingen) van de politie Eenheid Limburg via een informant een melding binnen dat in een loods aan de achterzijde van de woning aan de [adres] te Meersen (hierna: de woning) een lab stond voor de vervaardiging van synthetische drugs. [2]
Naar aanleiding van de melding werd de DSI (Dienst Speciale Interventies) ingeschakeld om een inkijk te doen in de loods bij de woning (hierna: de loods). Toen commandant [nummer 1] op maandag 16 september 2024 omstreeks 2:00 uur bij de achterzijde van die loods kwam, hoorde hij meerdere mannenstemmen van binnen uit de loods, aan de achterzijde. Ook hoorde hij geluiden die hij herkende als geluiden van een ventilator en/of een mechanische afzuiging en geluiden die klonken als het verschuiven van goederen over de vloer. Vervolgens werd in overleg met de recherche-onderzoeksleider besloten de loods niet te betreden. [nummer 1] verliet het perceel, om kort daarna terug te komen en de loods te betreden ter aanhouding op heterdaad van de aanwezige personen op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Om 2:55 uur heeft [nummer 1] vervolgens met een inzetploeg de loods betreden. Daarbij zag hij diverse goederen die hij ambtshalve herkende als goederen die worden gebruikt bij de (deel)productie van synthetische drugs. [3]
[nummer 2] , werkzaam bij de DSI, betrad de loods op 16 september 2024 omstreeks 02:56 uur. Bij het betreden zag hij aan zijn rechterzijde meerdere deuren. Hij liep door de gang naar de tweede deur. Hij zag dat hier een gang was en aan het einde van de gang zag hij een kast met een ventilator en twee planken met witte blokken en poeder. Hij liep richting die kast en zag dat er nog een gang naar links was. Hij keek de gang in en zag in het verlengde vier personen staan. Hij zag meerdere ketels, pannen en jerrycans staan in de ruimte waar de personen stonden. Hij zag dat de personen bij meerdere pannen stonden. Hij zag dat de eerste persoon, die later [medeverdachte 3] bleek te zijn, in het zwart gekleed was. De tweede persoon, ook in het zwart gekleed, bleek later [medeverdachte 2] te zijn. De derde persoon had een witte overal aan en miste een been. Hij bleek later [medeverdachte 1] te zijn. De vierde en tevens laatste persoon bleek later [verdachte] te zijn. Ook hij was in het zwart gekleed. [4]
Verbalisanten van de LFO troffen in de woning 20 vervuilde filterdoeken en een gevulde en verzegelde 20 liter jerrycan met het etiket ‘Chemiblaze’ aan.
In de loods troffen de verbalisanten onder meer literflessen met ammoniak, witte poederblokken, witte en crèmekleurige brokken, pannen, emmers, tonnen, tientallen jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’, mengsels van naar aceton ruikende vloeistof, jerrycans met zoutzuur, filterdoeken, magnetrons en een au-bain-marie opstelling aan. Zij zagen met behulp van een warmtebeeldcamera dat er diverse tonnen met afvalvloeistof veel warmer waren dan de omgevingstemperatuur. De verbalisanten concludeerden daaruit dat er de avond ervoor en/of een deel van de nacht ter plaatse actief met de aangetroffen stoffen is gewerkt. [5]
Van de aangetroffen productieapparatuur en chemicaliën werd een inventarisatielijst gemaakt, die in het proces-verbaal is opgenomen. [6] Als een monster is genomen, is er een SIN-nummer (spooridentificatienummer) bij vermeld.
In de inventarisatielijst zijn onder meer de volgende voorwerpen en stoffen opgenomen:
  • A1: Een doos met een verzegelde ton met een 24,5 kg Procaïne-HCL etiket, met daarin een zwarte verzegelde zak met wit poeder. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8568NL;
  • A4: Vijfentwintig geheel gevulde literflessen ammonia van ‘Bleko’ met de geur van ammoniak;
  • C1: Een henneptent ingericht als droogopstelling bestaande uit een houten frame met twee planken met filterdoek waarop/waaronder brokken Procaïne-HCL lagen te drogen. In totaal bleek het te gaan om 17,44 kg aan witte brokken en poeder. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8569NL;
  • C3: Een groene kunststof regenton van circa 200 liter inhoudende circa 150 liter zwak gele vloeistof met een laag fijne kristallen op de wanden en de bodem;
  • C6: 32 zwarte 20 liter jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’ gevuld met zwak gele vloeistof met fijne kristallen op de bodem;
  • D2: Een zwarte bak met netto 11,6 kg witte harde korrelige brokjes en grote brokken. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8572NL;
  • D3: Een witte kunststof lekbak met netto 17,8 kg gele harde korrelige brokjes en grote brokken;
  • D4: Een crèmekleurige vierkante bak met hierin circa 500 gram Procaïne-HCL;
  • D6: 12 gestapelde droogrekken, alle vervuild met resten poeder. Op vier rekken lagen sealzakken met in totaal 11,46 kg aan harde brokken;
  • D7: Een blauwe en een zwarte vuilniszak met zakken van respectievelijk 10 kg en 5 kg crèmekleurig tot bruinige brokken die ogenschijnlijk uit doeken afkomstig zijn;
  • E1: Een kookopstelling van drie op elektra aangesloten gebruiksklare inductieplaten. Hierop stonden drie pannen van 22 liter. Eén met een vast(gestold) laagje procaïnebase en twee grotendeels gevuld met een sterk basische aceton houdende vloeistof en procaïnebase kristallen. Uit de middelste pan werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8571NL. Het nettogewicht van de twee gevulde pannen bedroeg 14,3 kg;
  • E2: Een 20 liter pan voor de helft gevuld met netto 7 kg kristallen en vloeistof. Gedurende de dag stolde de inhoud van de pan volledig;
  • E3: Een zwarte 20 liter emmer gevuld met 15 liter vloeistof en kristallen (10 kg netto). Gedurende de dag stolde de inhoud van de emmer grotendeels;
  • E4: Een tas met één dichte en één aangebroken zak wit poeder van respectievelijk 10 en 5 kg netto;
  • E6: Een maatbeker van 3 liter met 1,8 liter naar ammonia ruikende vloeistof;
  • E7: Een blauw open klemdekselvat van 220 liter met circa 80 liter heldere sterk basische waterige vloeistof met op bodem witte kristallen;
  • E8: Een schappenkast met onder meer een volgelaatsmasker;
  • E9: Een schappenkast met onder meer vijf 20 liter jerrycans met etiket ‘Ammonia water 25%’, waarvan vier vol en een met aftapkraan;
  • E10: Een open groene regenton van 200 liter met aftapkraan inhoudende circa 10 liter sterk naar ammonia ruikende vloeistof;
  • E11: Een zwarte 20 liter jerrycan etiket 'Chemiblaze’ (aceton) met aftapkraan met 15 liter aceton;
  • E12: Een witte diepvrieskist met twee diepgevroren zwarte 20 liter jerrycans etiket ‘Hydrofortify’ (zoutzuur);
  • E13: Twee au-bain-marie opstellingen voor het verwarmen van maximaal 2x negen 20 liter emmers;
  • E16: Twee naast elkaar geplaatste zwarte kunststof bakken waarvan één ingericht als au-bain-marie bak met water met hierin twee elektrische dompelaars waarin een open transparante 30 liter emmer stond met circa 27 liter heldere aceton. Verder naast de bak nog een lege 30 liter emmer en een 45 liter emmer met circa 20 liter aceton;
  • E17: Drieëntwintig lege zwarte 20 liter jerrycans etiket ‘Chemiblaze’ (aceton)
  • E19: Twee zwarte 50 liter emmers met hierop een vergiet met daarover een witte filterdoek met resten wit poeder. De emmers bevatten nog circa 40 liter aceton met fijne kristallen op de bodem. Van het poeder op de filterdoek poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8574NL;
  • E20: Veertig Zwarte 20 liter jerrycans geheel gevuld en verzegeld met etiket ‘Chemiblaze’;
  • E21: Een groene kunststof regenton van circa 200 liter inhoudende circa 150 liter zwak gele vloeistof met laag fijne kristallen op de wanden en bodem;
  • H1: Een zwarte verzegelde 20 liter jerrycan etiket ‘Chemiblaze’ met een
heldere vloeistof met de geur aceton;
  • H2: Een zwarte 20 liter emmer met 20 met wit poeder vervuilde filterdoeken. Van het poeder van een van de doeken werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8573NL;
  • F2: Transparante seal zak met 580 gram witte brokken. Van de brokken werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8570NL;
  • F3: Witte kunststof bak met hierin een elektrische weegschaal en twee transparante seal zakken met 2 Kg witte brokken.
Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aangetroffen chemicaliën werd door het LFO onder andere gebruik gemaakt van de ThermoScientific First Defender, een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie. Met dat identificatieapparaat werden verschillende van de aangetroffen stoffen indicatief getest.
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op Procaïne-HCL of procaïnebase:
  • A1 (24,5 kg wit poeder),
  • C1 (17,44 kg witte brokken en poeder),
  • D2 (11,6 kg harde korrelige brokjes en grote brokken),
  • D3 (17,8 kg gele harde korrelige brokjes en grote brokken,
  • D6 (11,46 kg aan harde brokken),
  • F2 (580 gram witte brokken),
  • F3 (2 kg witte brokken).
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op aceton:
  • C3 (150 liter zwak gele vloeistof),
  • E14 (emmer met 27 liter en emmer met 20 liter heldere vloeistof),
  • E20 (veertig zwarte 20 liter jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’),
  • E21 (circa 150 liter zwak gele vloeistof).
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op Butacaïne:
- D7 (15 kg crèmekleurig tot bruine brokken).
De aangetroffen goederen en chemicaliën kunnen volgens het LFO gebruikt worden bij en zijn deels bestemd voor het bewerken en/of verwerken van procaïne-HCL). [7]
Het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) onderzocht de monsters die door de LFO werden voorzien van SIN-nummers AARX8568NL (A1), AARX8569NL (C1), AARX8572NL (D2), AARX8571NL (E1), AARX8574NL (E19), AARX8573NL (H2) en AARX8570NL (F2). De conclusie van het NFI is dat in al deze monsters procaïne of procaïne-HCL is aangetoond. Het NFI merkt op dat procaïne een versnijdingsmiddel is voor cocaïne en dat het een kortwerkend verdovingsmiddel is dat nauwelijks meer wordt toegepast. [8]
Het proces-verbaal van het de LFO vermeldt dat procaïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Het LFO is ermee bekend dat deze middelen eerst in aceton worden gebracht, waarna deze middelen te drogen worden gelegd of nog in vochtige vorm met de cocaïne worden vermengd. Om de oplosbaarheid van het versnijdingsmiddel te vergroten, wordt deze vaak verwarmd. Dit kan met behulp de aangetroffen elektrische verwarmingsspiralen.
Procaïne wordt voornamelijk vanuit China geïmporteerd en wordt veelal als fijn wit dof poeder aangetroffen. In die vorm is het ongeschikt om te worden gebruikt als versnijdingsmiddel. Nadat de procaïne-HCL met aceton en ammoniak naar procaïnebase is omgezet, wordt deze na het drogen opgelost in schone aceton en vervolgens met zoutzuur geherkristalliseerd. Bij dit proces kan men onder de juiste omstandigheden en droging als het ware een parelmoerglans over het versnijdingsmiddel laten verschijnen en krijgen de kristallen een meer schilferachtige structuur. Deze glans en schilferachtige structuur wordt ook waargenomen bij blokken pure cocaïne, zoals deze uit Zuid-Amerika afkomstig zijn, waardoor het in eerste oogopslag niet waarneembaar is dat de cocaïne versneden is. Nadat de cocaïne en het versnijdingsmiddel met elkaar gemengd zijn, zal men dit over het algemeen in de nog vochtige toestand tot blokken persen van (de in het criminele circuit gangbare handelsmaat van) 1 kg. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden is hier volgens het LFO sprake van het grootschalig bewerken/verwerken van versnijdingsmiddelen voor cocaïne. [9]
Op 16 september 2024 omstreeks 8:55 uur werd forensisch onderzoek verricht in de woning en de loods. In de achterste ruimtes van de loods zagen zij onder meer dat er twee halfgelaatsmaskers aan de wand hingen. Ook zagen zij aan de rechterzijde van de ruimte een wandrek. In dat wandrek zagen zij een paar gele rubberen handschoenen. Verderop in de ruimte werden onder meer twee volgelaatsmaskers, een paar rubberen handschoenen, een losse rubberen handschoen op een jerrycan en een paar rubberen handschoenen uit een maatbeker aangetroffen. [10]
Aan de gele handschoenen en gelaatsmaskers werden bij het veiligstellen van die voorwerpen de volgende goednummers en SIN-nummers gekoppeld: [11]
SIN
goednr.
omschrijving
aangetroffen
AAOT4388NL
1739089
Handschoen 2 stuks geel
op een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4402NL
1739090
Handschoen 2 stuks geel
op de vloer in de achterste ruimte van de loods
AAOT4401NL
1739094
Handschoen 1 stuks geel
op een jerrycan in de achterste ruimte van de loods
AAOT4397NL
1739095
Handschoen 1 stuk geel
op de vloer in de achterste ruimte van de loods
AAOT4395NL
1739098
Handschoen 2 stuks geel
in een maatbeker op de werktafel in de achterste ruimte van de loods
AAOT4384NL
1739115
Volgelaatsmasker (gasmasker)
in een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4385NL
1739117
Volgelaatsmasker (gasmasker)
in een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4387NL
1739120
Halfgelaatsmasker (gasmasker)
hangend aan muur (links) in de achterste ruimte van de loods
AAOT4386NL
1739121
Halfgelaatsmasker (gasmasker)
hangend aan muur (rechts) in de achterste ruimte van de loods
Verbalisant [naam 2] , werkzaam als forensisch onderzoeker, heeft een onderzoek verricht naar biologische sporen aan de handschoenen die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4388NL), de handschoen die is aangetroffen op een jerrycan in die ruimte (AAOT4401NL), de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in die ruimte (AAOT4384NL en AAOT4385NL) en de halfgelaatsmaskers die in die ruimte zijn aangetroffen (AAOT4386NL en AAOT4387NL). Hij heeft de gehele binnenzijde van de handschoenen bemonsterd op humane biologische sporen en bij de gelaatsmaskers de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht bemonsterd op biologische sporen. Hij heeft de sporen veiliggesteld en de sporen gewaarmerkt met de volgende SIN-nummers: [12]
  • Handschoen 1 stuks geel (AAOT4401NL): AARX1563NL
  • Handschoen 2 stuks geel (AAOT4388NL): AARX1564NL
  • Volgelaatsmasker (AAOT4384NL): AARX1565NL
  • Volgelaatsmasker (AAOT4385NL): AARX1566NL
  • Halfgelaatsmasker (AAOT4386NL): AARX1567NL
  • Halfgelaatsmasker (AAOT4387NL): AARX1568NL
Ten behoeve van DNA-onderzoek werd van medeverdachte [medeverdachte 3] celmateriaal afgenomen. Dat celmateriaal werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN WACZ9880NL. [13] Ook van [naam 1] werd celmateriaal afgenomen, dat werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN WADZ0791NL. [14] Van de overige medeverdachten was al een DNA-profiel opgeslagen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. [15]
De DNA-profielen van de verdachten zijn vergeleken met de hiervoor genoemde aangetroffen en veiliggestelde sporen.
In monster AARX1564NL, afkomstig van de binnenzijde van de handschoenen die zijn aangetroffen op een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4388NL) werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal vier donoren, waarvan verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte
[medeverdachte 2]mogelijk donor zijn, maar waarbij geen berekening van de bewijskracht is uitgevoerd. [16]
In monster AARX1565NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van één van de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4384NL), werd een DNA hoofdprofiel aangetroffen, waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] mogelijk de donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [17]
In monster AARX1566NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van één van de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4384NL) werd een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarvan medeverdachten [medeverdachte 1] en
[medeverdachte 2]mogelijk donor zijn. Van de mogelijkheid dat [medeverdachte 1] donor is van het DNA-mengprofiel, is geen berekening van de bewijskracht uitgevoerd. Van de mogelijkheid dat medeverdachte
[medeverdachte 2]donor is van het mengprofiel, is wel een berekening van de bewijskracht uitgevoerd. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker (meer dan een miljoen keer waarschijnlijker) is dat het monster DNA van medeverdachte
[medeverdachte 2]bevat dan dat dat niet het geval is. [18]
In monster AARX1567NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van het halfgelaatsmasker dat hangend aan muur (rechts) werd aangetroffen in de achterste ruimte van de loods (AAOT4386NL) werd een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen, waarvan verdachte mogelijk donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [19]
In monster AARX1568NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van het halfgelaatsmasker dat hangend aan muur (links) werd aangetroffen in de achterste ruimte van de loods (AAOT4387NL) werd een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen, waarvan medeverdachte [medeverdachte 3] mogelijk donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [20]
[naam 1] is op zitting in de zaak van de verdachte als getuige gehoord. [21] Zij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ongeveer twee tot drie weken voor 16 september 2024 heb ik samen met mijn zoon [medeverdachte 3] en met [verdachte] de ruimten die u tezamen de loods noemt, helemaal opgeruimd en leeggehaald, We hebben drie containers vol met puin afgevoerd. De loods was daarna niet helemaal leeg. Maar het was netjes. Er stonden enkel nog wat kasten met gereedschap. Er stonden geen jerrycans en ook geen zwarte emmers. Ook lagen of hingen er geen gelaatsmaskers, gasmaskers of gele handschoenen in de loods.
Feit 2
Bij het forensisch onderzoek dat op 16 september 2024 omstreeks 8:55 uur werd verricht in de woning en de loods, zagen de verbalisanten in de slaapkamer aan de rechtervoorzijde van de woning twee eenpersoonsbedden. Op het bed aan de rechterzijde, gezien vanuit de slaapkamerdeur, zagen zij, onder de hoofdkussens, een bruin leren tasje. De verbalisanten zagen dat er in dit tasje een gedeelte van de handgreep van een vuurwapen zichtbaar was. Het vuurwapen betrof een revolver. In de trommel van de revolver zagen zij zes patronen en op de loop van het vuurwapen zagen zij de tekst ‘Smith & Wesson’ en ‘.22 long rifle’. De hiervoor genoemde goederen werden veiliggesteld voor DNA-onderzoek. [22]
Het vuurwapen is bij de inbeslagname geregistreerd onder goednummer 1739078 en SIN AARP6002NL. Uit het vuurwapen zijn 6 randvuur patronen van kaliber .22 veiliggesteld, die zijn geregistreerd onder goednummer 1739079 en SIN AARP6003NL. [23]
Verbalisant [naam 3] , werkzaam als forensisch onderzoeker, heeft op 23 september 2024 een onderzoek verricht naar biologische sporen aan het vuurwapen (AARP6002NL) en de daarin aangetroffen kogelpatronen (AARP6003NL). Zij heeft ongeveer de eerste 1,5 cm van de loop van het vuurwapen bemonsterd op humane biologische sporen. Het spoor heeft zij veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AARX1546NL. Ook heeft zij alle niet bruikbare dactyloscopische sporen inclusief de ruwe delen en het contactoppervlak tussen de greeppaten en de kast van de revolver bemonsterd op humane biologische sporen. Die sporen heeft zij veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AARX1550NL en SIN AARX1551NL. Verder heeft zij de patronen bemonsterd op humane sporen. Het spoor heeft zij veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AARX1547NL. [24]
Verbalisant [naam 4] van het team forensische opsporing, expertise wapens, munitie en explosieven, heeft op 16 oktober 2024 een onderzoek ingesteld naar het in beslag genomen vuurwapen met SIN AARP6002NL en de kogelpatronen met SIN AARP6003NL. Het vuurwapen betreft een Revolver van het merk Smith en Wesson, model 43, kaliber .22 long rifle. Het betreft een zes schots revolver. Het vuurwapen was geladen met zes kogelpatronen en direct gereed voor gebruik. Uit functioneringsproeven bleek dat het wapen functioneerde. Het vuurde de kogelpatronen naar behoren af. Verbalisant [naam 4] concludeert dat het voorwerp met SIN AARP6002NL een vuurwapen is als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Wet wapens en munitie. Het is een vuurwapen bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Daarom is het een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 Wet wapens en munitie. De werking van de munitie (SIN AARP6003NL) berust op randvuur en is bestemd om met een vuurwapen te worden verschoten. De munitie is geschikt om met het vuurwapen AARP6002NL te worden verschoten. Verbalisant [naam 4] concludeert dat het munitie is in de zin van artikel 1 lid 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [25]
Het op het vuurwapen en de kogelpatronen aangetroffen DNA werd vergeleken met de DNA-profielen van de verdachten. In monster AARX1547NL, afkomstig van de kogelpatronen (AARP6003NL) werd een DNA-hoofdprofiel aangetroffen, waarvan verdachte mogelijk de donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. Ook in het monster AARX1550NL, afkomstig van de dactyloscopische sporen inclusief de ruwe delen van het vuurwapen werd een DNA-hoofdprofiel aangetroffen, waarvan verdachte mogelijk de donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. In monster AARX1551NL werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal twee donoren, van wie zeker één man, waarvan verdachte mogelijk de donor is, maar waarbij geen berekening van de bewijskracht is uitgevoerd. [26]
Feit 1 en feit 2
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij al enige tijd in de woning van [naam 1] verbleef. Samen met medeverdachte [medeverdachte 3] was hij een paar weken bezig geweest om de door de politie met ‘loods’ aangeduide ruimten te ontruimen. De laatste weken was hij niet meer in de loods geweest. Hij deed toen in de woning wat klussen voor [naam 1] zoals het ophangen van schilderijtjes. Hij sliep bij medeverdachte [medeverdachte 3] op de kamer, in het bed waar de politie onder het hoofdkussen het met 6 patronen geladen wapen aantrof. De nacht dat de politie de loods binnenviel, sliep hij ook in dat bed. Hij stond op om naar de WC te gaan.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Productielaboratorium voor procaïne-HCL
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de loods werd gebruikt als productielaboratorium voor procaïne-HCL. Omdat van een deel van de procaïne-verdachte stoffen monsters zijn genomen die door het NFI positief zijn getest op procaïne(-HCL) en de overige procaïne-verdachte stoffen slechts indicatief zijn getest, gaat de rechtbank bij de vaststelling van de hoeveelheid aangetroffen procaïne(-HCL) uit van de door het NFI positief geteste stoffen. Daarvan uitgaande stelt de rechtbank vast dat in de loods in totaal ongeveer (24,5 kg +17,44 kg +11,6 kg +14,3 kg + 580 gram =) 68 kilogram procaïne(-HCL) is aangetroffen. Verder stelt de rechtbank op basis van de inventarisatielijst van de LFO vast dat in de loods de volgende stoffen zijn aangetroffen:
  • (40 + 36 =) 76 liter zoutzuur
  • (150 + 640 + 15 + 20 + 47 + 40 + 800 + 150 =) 1862 liter aceton
  • (25 + 1,8 + 80 + 10 =) 116,8 liter ammonia.
De rol van de verdachte en zijn medeverdachten
De verdachte heeft voor zijn aanwezigheid in de loods op de nacht van de inval en voor de aanwezigheid van zijn DNA op de handschoenen en gelaatmaskers geen aannemelijke verklaring gegeven. Dat hij juist op het moment van de inval toevallig naar de WC moest en toen geen kant meer op kon dan wel uit nieuwsgierigheid verder de loods in is gelopen, is op zichzelf al ongeloofwaardig, en kan de DNA-sporen geenszins verklaren. Dat zijn DNA op de genoemde voorwerpen, die in direct verband staan met het laboratorium, is terechtgekomen doordat hij heeft geholpen met het opruimen en leeghalen van de loods, wordt weersproken door de verklaring van de getuige [naam 1] ter terechtzitting: zij heeft immers verklaard dat er na het opruimen van de loods geen gelaatsmaskers, gasmaskers of gele handschoenen in de loods hingen of lagen.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte direct betrokken was bij het productielaboratorium voor procaïne-HCL.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen (tezamen en in vereniging) is nodig dat vaststaat dat bij het begaan van het strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking; deze samenwerking kan ook worden aangenomen indien sprake is van een gezamenlijke uitvoering. De DSI trof de verdachte midden in de nacht samen met zijn medeverdachten aan in een productielaboratorium van een behoorlijke omvang. Zij stonden op dat moment alle vier bij pannen bij pannen, in de ruimte waar ook de au-bain-marie-opstelling werd aangetroffen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank al een indicatie voor de hierboven genoemde gezamenlijke uitvoering. Dit in combinatie met het feit dat op verschillende handschoenen en gelaatsmaskers DNA is aangetroffen, waarvan verdachte en zijn medeverdachten mogelijk de donor zijn en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Dat ieders rol niet exact te duiden is, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
Feit 2
De omstandigheid dat het met 6 patronen geladen wapen is aangetroffen onder het hoofdkussen op het bed waarin verdachte volgens zijn eigen verklaring enkele minuten voor zijn aanhouding nog sliep en zowel op het vuurwapen als op de kogelpatronen DNA is aangetroffen waarvan de verdachte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de donor is, maken dat de rechtbank wettig en overtuigd bewezen acht dat de verdachte een vuurwapen met 6 kogelpatronen kaliber .22 voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 16 september 2024 te Meerssen tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, te weten
- het opzettelijk bewerken en verwerken van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door ongeveer 68 kilo procaïne en/of procaïne-HCL en ongeveer 1847 liter aceton en 76 liter zoutzuur en 116 liter ammonia en meerdere au-bain-marie-kookopstellingen voorhanden te hebben;
feit 2
op 16 september 2024 te Meerssen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith en Wesson, type 43, kaliber .22 long rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan de schuldige weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 42 maanden. De officier van justitie heeft erop gewezen dat van de productie van (versnijdingsmiddelen voor) verdovende middelen een ontwrichtende en ondermijnende werking uitgaat. De daders houden geen rekening met de schade voor de gezondheid en het milieu en het gevaar voor de samenleving. De productie van en handel in verdovende middelen gaan vaak gepaard met andere, ernstige misdrijven. Het vuurwapen dat de verdachte voorhanden had, moet in die context worden gezien.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij een bewezenverklaring een straf op te leggen waarvan de duur die van de voorlopige hechtenis niet overschrijdt. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om ermee rekening te houden dat de internationale rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 15 mei 2025 de overlevering van de verdachte aan België heeft toegestaan. Volgens de raadsman van verdachte komt verdachte daardoor in de onderhavige zaak niet in aanmerking voor detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling.
De verdediging heeft tevens verzocht om primair opheffing en subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne in een laboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie van procaïne-HCL. De verdachte is daardoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken voor de volksgezondheid en de criminaliteit die met harddrugs gepaard gaan. Daarnaast veroorzaakt het opslaan en het bewerken van chemicaliën die worden gebruikt bij het bewerken van procaïne, zoals aceton, zoutzuur en ammonia grote risico’s, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Na gebruik worden de (rest)stoffen veelal gedumpt in de natuur, die daaronder ernstig te lijden heeft.
Het LFO heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen opgemerkt dat de situering van het laboratorium midden in een woonwijk en de gebruikte chemicaliën, productieapparatuur en processen een aanzienlijk gevaar opleveren. De grote hoeveelheden aanwezige oplosmiddelen, waaronder 1847 liter aceton, 76 liter zoutzuur en 116 liter ammonia kunnen leiden tot een ernstige en omvangrijke calamiteit. Bij een eventuele brand en/of explosie zullen hulpverleners zoals brandweer en politie in eerste instantie uitgaan van een woningbrand en niet van een brand in een groot drugslaboratorium. [27] Dit is niet alleen levensgevaarlijk voor de betrokkenen bij het laboratorium, maar ook voor de omwonenden van het laboratorium en de hulpverleners. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij samen met anderen enkel voor financieel gewin een laboratorium voor grootschalige productie van procaïne-HCL heeft gerund zonder ook maar enig oog te hebben voor de risico’s en mogelijke gevolgen voor omwonenden en hulpverleners als het mis gaat.
De verdachte heeft daarnaast een geladen vuurwapen voorhanden gehad op de slaapplek van de verdachte in de woning nabij het laboratorium. Kennelijk was dit bedoeld om mogelijke indringers af te dreigen – of erger.
Alles afwegende kan, gezien de ernst van de feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf zal de rechtbank geen rekening houden met de mogelijke gevolgen van de overlevering van de verdachte aan België, omdat niet bekend is op welk moment de overlevering zal plaatsvinden en of en in hoeverre deze daadwerkelijk op de detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling zal beïnvloeden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en komt daarbij tot een iets lagere straf dan door de officier van justitie geëist, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen dan wel te schorsen. De verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur die van het voorarrest overstijgt. De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis daarom af. Een schorsing is in dit stadium van de procedure niet aan de orde.

8.Het beslag

De volgende inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen:
2 STK Handschoen (geel, met goednummer G1739089).
De volgende inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, omdat bewezenverklaarde onder feit 2 met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet:
  • 1 STK Wapen (zwart, merk Smith & Wesson, met goednummer 1739078)
  • 6 STK Munitie (koperkleurig, met goednummer 1739079).

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 10a van de Opiumwet en
26 en 55 van de Wet wapens en munitie

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
  • verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 2 STK Handschoen (geel, met goednummer G1739089)
  • onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Wapen (zwart, merk Smith & Wesson, met goednummer 1739078)
  • 6 STK Munitie (koperkleurig, met goednummer 1739079)
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune en mr. R. Micheels, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Menting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Meerssen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- ongeveer 117 kilo procaïne en/of procaïne-HCL en/of ongeveer 30 kilo butacaïne en/of
- ongeveer 1847 liter aceton en/of 76 liter zoutzuur en/of 131 liter ammonia en/of
- Meerdere AU-BAIN-MARIE/kookopstellingen
voorhanden te hebben;
feit 2
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Meerssen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk Smith en Wesson, type 43, kaliber .22 long rifle
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad
en/of munitie van categorie III, te weten:
- 6 kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA24215-69, gesloten d.d. 9 december 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 552.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p.158.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p.159.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165-170.
8.Rapport NFI “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 16 september 2024 op de locatie [adres] te Meerssen”, p. 205-206.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169-170.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 231
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 233-235.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295-298.
13.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, p. 271-272.
14.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, p.278-279.
15.Proces-verbaal relaas, p. 225.
16.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
17.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
18.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305, 307.
19.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
20.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
21.Verklaring van getuige [naam 1] afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2025.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 231
23.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 41 en 42 en proces-verbaal van bevindingen, p. 233.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 286-287.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289-290.
26.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 304.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.