ECLI:NL:RBLIM:2025:7657

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/03/337229 HA ZA 24-570
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake misbruik van bevoegdheid en schadevergoeding door HG Beheer B.V. tegen Gemeente Leudal

In deze civiele zaak vordert HG Beheer B.V. een verklaring voor recht dat de Gemeente Leudal misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door het opleggen van boetes en het versturen van ingebrekestellingen. HG Beheer, dat een vakantiepark exploiteert, had percelen grond in erfpacht van de gemeente. Na een eerdere rechtszaak waarin de gemeente werd veroordeeld om medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht, heeft de gemeente ingebrekestellingen verstuurd met betrekking tot vermeende schendingen van de erfpachtovereenkomst. HG Beheer stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld en vordert schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat HG Beheer onvoldoende belang heeft bij de gevorderde verklaringen, aangezien de ingebrekestellingen inmiddels zijn ingetrokken. De rechtbank wijst de vorderingen van HG Beheer af en compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/337229 / HA ZA 24-570
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.HG BEHEER B.V.,

te Haelen,
2.
LANDGOED LEUDAL VASTGOED B.V.,
te Haelen,
eisende partijen,
hierna samen te noemen in het vrouwelijk enkelvoud: HG Beheer,
advocaat: mr. R.J. Boogers,
tegen
GEMEENTE LEUDAL,
te Leudal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.M.E. van Wijk-Driessen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens eiswijziging
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
HG beheer exploiteert een vakantiepark. Dit park is gehuisvest op meerdere percelen grond. Een gedeelte van deze percelen had zij sinds 2011 in erfpacht van de gemeente (hierna: de percelen). De gemeente sloot op 19 november 2009 een erfpachtovereenkomst met Leudal B.V., dat in 2011 werd overgenomen door HG Beheer.
2.2.
Partijen hebben in 2010 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de percelen. In een andere procedure twisten zij over de uitleg daarvan. De gemeente is op 17 mei 2023 bij vonnis van deze rechtbank veroordeeld om medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de percelen aan HG Beheer. [1] De gemeente heeft op 20 juli 2023 de percelen geleverd aan HG Beheer, waarbij het recht van erfpacht teniet is gegaan door vermenging.
2.3.
Voorafgaand aan de eigendomsoverdracht heeft de gemeente tussen 21 en 23 juli 2023 vier ingebrekestellingen aan HG Beheer verstuurd (inzake: (1) het ontbreken van goedkeuring voor het oprichten van opstallen, (2) het ontbreken van goedkeuring voor de vereiste brand- en stormschadeverzekering, (3) het ontbreken van toestemming voor verhuur aan arbeidsmigranten en (4) het ontbreken van toestemming voor een kadastrale splitsing). HG Beheer zou daarmee in strijd met de erfpachtovereenkomst hebben gehandeld. Bij brief van 15 augustus 2023 wijst de gemeente het verzoek van HG Beheer om alsnog de vereiste toestemming te verlenen af. Bij brief van 31 augustus 2023 geeft de gemeente aan dat het nadere schrijven van HG Beheer haar geen aanleiding geeft af te wijken van de eerdere weigering, en stelt dat HG Beheer wegens schending van de erfpachtovereenkomst een bedrag van € 1.200.000 aan boetes heeft verbeurd.
2.4.
Op 5 december 2024 is HG Beheer deze procedure gestart door de gemeente te dagvaarden. Daarna heeft de gemeente met terugwerkende kracht de vier ingebrekestellingen ingetrokken bij besluit van 28 januari 2025.

3.Het geschil

3.1.
Volgens HG Beheer mocht de gemeente haar geen boetes opleggen. Zij vordert daarom het volgende.
I. Te verklaren voor recht dat de gemeente misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid, althans dat de gemeente in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld en daarmee toerekenbaar tekort is geschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld, althans dat de gemeente in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door op grond van de erfpachtakte ingebrekestellingen te versturen, toestemming of goedkeuring te weigeren en aanspraak te maken op contractuele boetes.
II. De gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door HG Beheer geleden schade, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
III. Te verklaren voor recht dat zij op grond van de erfpachtakte geen boete is verbeurd terzake de door de gemeente verzonden ingebrekestellingen, althans te verklaren dat deze boete wordt gematigd tot nihil.
IV. De gemeente te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 4.138,20 (incl. btw) althans € 3.420,- (excl. btw), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
V. De gemeente te veroordelen in de daadwerkelijke kosten van deze procedure, te weten een bedrag van € 25.167,77 (incl. btw), althans € 21.127,- (excl. btw), althans een goede justitie te bepalen bedrag, althans in de proceskosten, te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van de in deze procedure te geven uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente bij het uitblijven van voldoening binnen die termijn, tot aan de dag der feitelijke en algehele voldoening.
3.2.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van HG Beheer, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van HG Beheer als ongegrond en onbewezen, met veroordeling van HG Beheer in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten indien HG Beheer de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft voldaan aan de gemeente, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kern van de zaak
4.1.
De kern van deze zaak ziet op de vraag of HG Beheer voldoende belang heeft bij de gevorderde verklaringen voor recht gelet op het feit dat de gemeente inmiddels de ingebrekestellingen heeft ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft HG Beheer onvoldoende belang bij de gevorderde verklaringen. De rechtbank ziet in het verloop van de procedure wel aanleiding tot compensatie van de proceskosten. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel komt.
Geen belang bij verklaring voor recht misbruik bevoegdheid
4.2.
HG Beheer vordert een verklaring voor recht dat de gemeente misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid op grond van de erfpachtovereenkomst door ingebrekestellingen te sturen en in totaal € 1.200.000,- aan boetes op te leggen aan HG Beheer. De gemeente zou dit alleen hebben gedaan om HG Beheer schade toe te brengen. Hoewel de ingebrekestellingen sindsdien zijn ingetrokken heeft HG Beheer belang bij de verklaring vanwege het grote aantal procedures waarin partijen zijn verwikkeld en een wezenlijk risico op herhaling van de gemeente. Zo heeft de gemeente zich het recht voorbehouden om in de toekomst nieuwe boetes op te leggen. Ook als blijkt dat de gemeente niet schadeplichtig is naar HG Beheer heeft zij voldoende belang bij de verklaring omdat HG Beheer daarmee enige genoegdoening kan krijgen. Zij heeft in ieder geval belang bij de verklaring op grond van een proceskostenveroordeling.
4.3.
Volgens de gemeente heeft HG Beheer onvoldoende belang bij de verklaring voor recht. De gemeente heeft immers geen misbruik gemaakt van haar bevoegdheid. HG Beheer kwam haar verplichtingen uit de erfpachtovereenkomst niet na. De gemeente heeft de ingebrekestellingen verstuurd als prikkel tot nakoming, niet om HG Beheer te schaden. Het innen van boetes is dan ook niet het doel van de gemeente. Bovendien is HG Beheer door de intrekking van de ingebrekestellingen geen boetes verschuldigd. Dat de gemeente zich daarbij heeft voorbehouden nieuwe ingebrekestellingen te versturen, in het geval dat de gemeente in hoger beroep gelijk krijgt en het erfpachtrecht herleeft, maakt dat niet anders. Het staat immers niet vast dat toekomstige handelingen onrechtmatig zouden zijn.
4.4.
De eiser van een verklaring voor recht moet voldoende belang bij zijn vordering hebben in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naar het oordeel van de rechtbank heeft HG Beheer onvoldoende belang bij de gevorderde verklaring. Het belang van HG Beheer kan niet volgen uit verschuldigde boetes, nu de grondslag daarvan met het intrekken van de ingebrekestellingen is komen te vervallen. Bovendien heeft de gemeente nadrukkelijk benoemd dat HG Beheer geen boetes heeft verbeurd. Daarnaast heeft HG Beheer de mogelijkheid van schade onvoldoende onderbouwd, zoals hierna zal blijken (in onderdeel 4.10.), waardoor ook op die grond het belang van HG Beheer niet kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank levert loutere genoegdoening in de zakelijke context van dit geschil onvoldoende belang op. Genoegdoening kan voldoende belang opleveren als de verklaring ziet op het schenden van fundamentele (grond)rechten van natuurlijke personen. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring daarom af vanwege gebrek aan belang.
Geen belang bij verklaring voor recht dat er geen boetes zijn verbeurd
4.5.
HG Beheer stelt dat zij belang heeft bij een verklaring voor recht dat zij geen boetes heeft verbeurd, ondanks de intrekking van de ingebrekestellingen met terugwerkende kracht door de gemeente op 28 januari 2025. Uit de brief van de gemeente blijkt niet dat HG Beheer geen boetes verschuldigd is, alleen dat zij de ingebrekestellingen met terugwerkende kracht intrekt. Echter kan zij een eenzijdige rechtshandeling niet met terugwerkende kracht intrekken, waardoor HG Beheer de boetes verschuldigd blijft. Bovendien heeft HG Beheer belang bij de verklaringen omdat de gemeente zich het recht heeft voorgehouden om in de toekomst nieuwe boetes op te leggen.
4.6.
De gemeente stelt dat HG Beheer geen belang heeft bij deze verklaring voor recht. Volgens haar is HG Beheer door de intrekking met terugwerkende kracht geen boetes verschuldigd. Dit heeft zij verklaard in haar conclusie van antwoord en vervolgens herhaald in haar conclusie van dupliek.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft HG Beheer geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht. Met het intrekken van de ingebrekestellingen is de grondslag van de boetes immers komen te vervallen. Bovendien heeft de gemeente meermaals benoemd dat HG Beheer geen boetes heeft verbeurd op grond van de ingetrokken ingebrekestellingen. Dat betekent dat HG Beheer geen boetes heeft verbeurd en dat de gemeente in de toekomst geen beroep meer kan doen op de ingetrokken ingebrekestellingen. Het voorbehoud van de gemeente om in de toekomst nieuwe ingebrekestellingen te versturen doet daar niet aan af omdat het geen betrekking kan hebben op de ingetrokken ingebrekestellingen en boetes. Zover HG Beheer heeft willen stellen belang te hebben bij de verklaring omdat de gemeente sprak over ‘heractivering’ van de ingebrekestellingen, wijst der rechtbank op het volgende. Het recht van erfpacht is op 20 juli 2023 door vermenging teniet gegaan. Anders dan de gemeente stelt herleeft het recht van erfpacht niet als op enig moment de levering van de percelen aan HG Beheer ongedaan zou moeten worden gemaakt. Van nieuwe schendingen van de erfpachtovereenkomst uit 2009 kan dan ook geen sprake zijn. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring dan ook af vanwege gebrek aan belang.
Geen schadevergoeding en verwijzing naar schadestaat
4.8.
HG Beheer vordert veroordeling van de gemeente tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden, waaronder reputatieschade, nader op te maken bij staat. De continuïteit van HG Beheer (en daaraan gelieerde vennootschappen) zou direct in gevaar zijn gekomen als zij de boete van € 1.200.000,- zou moeten betalen. Alle beschikbare liquiditeiten en investeringen werden daarom direct bevroren, wat heeft geleid tot vertraging van ontwikkeling en exploitatie. Daarnaast had de gemeente het oogmerk de goede naam van HG Beheer aan te tasten en daarmee immateriële schade veroorzaakt.
4.9.
De gemeente stelt dat zij bevoegd was tot het opleggen van de boetes, en dus niet onrechtmatig gehandeld heeft gehandeld.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is wat HG Beheer heeft aangevoerd niet voldoende om de mogelijkheid van materiële schade aannemelijk te maken. Zo heeft zij niet aangevoerd welke investeringen zij heeft stilgelegd, welke adviezen zij heeft ingewonnen of wat de kosten daarvan waren. De concrete onderbouwing van haar schade schiet daarmee tekort. Ook haar stellingen omtrent de gevorderde immateriële schade en reputatieschade heeft HG Beheer onvoldoende onderbouwd. Uit het feit dat de gemeente betaling van boetes vorderde volgt niet dat de gemeente daarbij het oogmerk had schade toe te brengen aan HG Beheer, en ook niet wat haar schade dan zou zijn. Bovendien is het naar algemene ervaringsregels onaannemelijk dat de gemeente het oogmerk had om schade toe te brengen gezien de functie van de gemeente in het maatschappelijk bestel en de bijbehorende complexiteit van haar besluitvorming. De rechtbank wijst de gevorderde schadevergoeding en verwijzing naar de schadestaatprocedure daarom af. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten deelt dit lot.
(Werkelijke) proceskosten
4.11.
HG Beheer vordert betaling van haar werkelijke proceskosten, althans de proceskosten.
4.12.
Volgens de gemeente is er geen sprake van buitengewone omstandigheden die kunnen leiden tot toewijzing van de werkelijke proceskosten en dient HG Beheer veroordeeld te worden in de kosten van deze procedure.
4.13.
Omdat niet is gebleken van enig misbruik van (proces)recht is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van artikel 237 Rv met een veroordeling in de werkelijke proceskosten.
4.14.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Dat ziet zij in het verloop van de procedure. Hoewel de hoofdvorderingen van HG Beheer worden afgewezen, vloeit dit voort uit het intrekken van de ingebrekestellingen door de gemeente. Die intrekking viel (nagenoeg) samen met de door de gemeente genomen conclusie van antwoord en was nadrukkelijk een reactie op de dagvaarding. Naar het oordeel van de rechtbank was het daarom in feitelijke zin effectief voor HG Beheer om deze procedure te starten om de boetes van tafel te krijgen. Daarna heeft HG Beheer de procedure echter niet ingetrokken, en vervolgens zijn haar vorderingen afgewezen. Kort gezegd zou daarmee de eerste helft van de procedure voor rekening van de gemeente komen, en het tweede deel voor rekening van HG Beheer. De proceskosten zullen daarom tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van HG Beheer af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
JF

Voetnoten

1.Rechtbank Limburg 17 mei 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:3086, bekrachtigd door Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juli 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2044.