ECLI:NL:RBLIM:2025:7678

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
03.343543.24 en 03.248057.24 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling door moeder op zoon en andere benadeelde partij

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar zoon heeft gestoken. De zaak betreft een poging tot doodslag op de zoon, die op 27 oktober 2024 in Venlo met een mes in de buik is gestoken, wat leidde tot een darmperforatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van haar zoon heeft aanvaard door met kracht in de buik te steken. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van een andere benadeelde partij, gepleegd op 1 augustus 2024. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met een schadevergoeding van 50 euro voor materiële schade en 1.500 euro voor immateriële schade aan het slachtoffer van het steekincident. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de achtergrond van de verdachte, en de wens van het slachtoffer om zijn moeder niet naar de gevangenis te sturen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 5 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03.343543.24 en 03.248057.24 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans gedetineerd in [naam P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.L. L’Homme, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2025. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.343543.24
op 27 oktober 2024 heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (haar zoon) te doden door met een mes in zijn buik te steken (primair), dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair), dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair), dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (meest subsidiair);
Parketnummer 03.248057.24
op 1 augustus 2024 [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03.343543.24
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van de verklaring van het slachtoffer ter plaatse en de verklaringen van zijn oma, [naam oma] , vastgesteld kan worden dat het de verdachte is geweest die doelbewust haar zoon heeft gestoken. De verdachte heeft ook verklaard dat zij een aardappelschilmesje in haar handen heeft gehad. Het steken heeft geleid tot een darmperforatie. Gelet op de noodzaak van het medisch ingrijpen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit gekwalificeerd moet worden als een poging doodslag.
Parketnummer 03.248057.24
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde mishandeling, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03.343543.24
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het doden van, dan wel het ontstaan van enige vorm van letsel bij, haar zoon. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld op welke wijze het mes in de buik van [slachtoffer 1] terecht is gekomen. [slachtoffer 1] en zijn oma hebben hierover wisselende verklaringen afgelegd. Ook de precieze plaats waar het mes in de buik is gekomen is onduidelijk, waardoor de kans op de dood niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is het vasthouden van een mes binnen een huiselijke setting, naar algemene ervaringsregels, niet als gevaarlijk aan te merken. Hieruit volgt althans niet een aanmerkelijke kans op de dood van, dan wel het ontstaan van lichamelijk letsel bij, een andere persoon die in de woning aanwezig is. Evenmin volgt uit het dossier dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood of op enig letsel heeft aanvaard. Zij heeft meermaals verklaard dat zij haar zoon nooit wat zou willen aandoen.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde poging tot doodslag en de zware mishandeling, omdat de toedracht van het steekletsel en de (medische) gevolgen daarvan volledig in het ongewisse zijn gebleven. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de steekwond zodanig was dat deze – naar objectieve maatstaven bezien – dodelijk had kunnen zijn. Voorts is het ontstane letsel niet te kwalificeren als zwaar letsel.
Parketnummer 03.248057.24
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.343543.24 [1]
Bewijsmiddelenoverzicht
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben - zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [2]
Op 27 oktober 2024 kregen wij het verzoek om met spoed naar de [adres] in Venlo te gaan. Omstreeks 14.27 uur kwamen wij ter plaatse. Wij liepen de galerij op en zagen daar [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) tegen het appartement met huisnummer [nummer] staan. Wij zagen dat [slachtoffer 1] beide handen op zijn buik gedrukt hield. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat [slachtoffer 1] zijn T-shirt iets omhoog hield en dat er bloed op de voorzijde van zijn T-shirt zat. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan [slachtoffer 1] wie hem de verwondingen had toegebracht. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat [slachtoffer 1] hierbij naar een vrouw wees die naast hem stond in de deuropening van de woning van perceel [nummer] . Dit bleek later zijn moeder te zijn. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg nogmaals aan [slachtoffer 1] of zijn moeder hem had gestoken. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat dat klopte. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] met welk mes hij gestoken was. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat het een klein keukenmesje betrof. Wij zagen dat de moeder van [slachtoffer 1] , die later [verdachte] bleek te zijn, in de deuropening van de woning stond. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de moeder van [slachtoffer 1] bloed op haar armen en handen had. Ik zag dat de moeder van [slachtoffer 1] geen verwondingen had. [verdachte] is vervolgens door collega's aangehouden.
Getuige [naam oma] , de moeder van de verdachte, heeft - zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Ik woon in het appartementencomplex op de [adres] in Venlo. Toen ik op 27 oktober 2024 in mijn slaapkamer was, hoorde ik [slachtoffer 1] en mijn dochter tegen elkaar schreeuwen. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] mij om hulp riep. Ik opende de deur van mijn slaapkamer. Ik zag dat [slachtoffer 1] daar voorovergebogen in de gang stond. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn handen op zijn buik gedrukt hield. Ik hield mijn dochter in de gang voor mijn slaapkamer tegen en zei tegen [slachtoffer 1] dat hij weg moest rennen en hulp moest zoeken. Ik hoorde mijn dochter zeggen dat ze [slachtoffer 1] ging doodmaken.
Toen de politie ter plaatse kwam, hoorde ik mijn dochter zeggen dat ik aan niemand mocht vertellen dat zij haar zoon had gestoken.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [4]
Op 28 oktober 2024 vond in het ziekenhuis te Venlo VieCuri een gesprek plaats tussen [slachtoffer 1] , zijn oma [naam oma] en de medewerkers van Veilig Thuis. [slachtoffer 1] gaf het volgende aan:
  • dat de situatie van gisteren is geëscaleerd tussen hem en zijn moeder;
  • hij heeft tegen zijn moeder gezegd dat ze moest gaan. Moeder deed dit niet en hij heeft het nog eens gezegd;
  • vervolgens rende moeder op hem af en stak hem neer;
  • hij zag in eerste instantie niks, maar voelde aan zijn buik. Toen hij bloed zag is hij naar de buren gelopen;
  • oma is vervolgens moeder gaan begrenzen.
Uit de geneeskundige verklaring van [naam arts 1] , arts-assistent heelkunde, namens [naam arts 2] , chirurg-oncoloog blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [5]
[slachtoffer 1] werd opgenomen in het ziekenhuis met een steekverwonding in het abdomen (de rechtbank begrijpt: de buik). Een laparotomie (de rechtbank begrijpt: een chirurgische ingreep waarbij de buikholte via een snede in de buikwand wordt geopend) werd uitgevoerd. Een kleine colonperforatie werd overhecht.
Uit het operatieverslag blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [6]
[slachtoffer 1] is op 27 oktober 2024 geopereerd aan een steekverwonding. Een inspectie liet een zeer klein gaatje in het colon (de rechtbank begrijpt: de dikke darm) links zien. 2 x pds 3-0 (de rechtbank begrijpt: dit gaatje werd gehecht met een bepaald type hechtingsmateriaal). Er vond hemostase (de rechtbank begrijpt: het stilleggen van een bloeding) plaats bij het buikwondje.
Op basis van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 27 oktober 2024 te Venlo [slachtoffer 1] met een mes in zijn buik heeft gestoken, met een darmperforatie tot gevolg.
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te kunnen komen, is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Op zijn minst genomen moet de verdachte voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Daarvan is sprake als er een aanmerkelijke kans op de dood was en de verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat er bij een steekverwonding in de buik een aanmerkelijke kans op de dood bestaat. In de buikholte liggen vitale organen en grote bloedvaten, waarvan een beschadiging levensbedreigend kan zijn en de kans op overlijden aanmerkelijk is. Door met een mes met zodanige kracht in de buik te steken dat daardoor de dikke darm is geperforeerd heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
De rechtbank acht dan ook de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 03.248057.24 [7]
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 juli 2025;
  • de aangifte van [slachtoffer 2]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.343543.24
op 27 oktober 2024 in Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met een mes in de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 03.248057.24
op 1 augustus 2024 te Venlo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in de weergave van de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.343543.24
poging tot doodslag.
Parketnummer 03.248057.24
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest. Zij heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de houding van de verdachte, haar strafblad met meerdere veroordelingen sinds 2022 en het feit dat de verdachte inmiddels ongewenst vreemdeling is verklaard, waardoor het advies van de reclassering niet uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, bij een veroordeling voor poging tot zware mishandeling, te volstaan met een gevangenisstraf die maximaal gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel met een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. De verdediging is van mening dat de behandeling van de alcoholverslaving de hoogste prioriteit zou moeten hebben, omdat hiermee het recidivegevaar kan worden beperkt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De mishandeling van [slachtoffer 2] is te zien tegen de achtergrond van een conflict dat al langer speelde en waarbij over en weer werd bijgedragen aan de instandhouding van dit conflict.
Zwaartepunt in deze zaak ligt bij de poging tot doodslag op haar zoon.
Uit het dossier komt naar voren dat de destijds 17-jarige [slachtoffer 1] bij zijn oma (de moeder van de verdachte) woonde, omdat de verdachte al jaren niet in staat was voor hem te zorgen. De verdachte kwam vaker langs en zorgde dan voor problemen. Oma geeft aan dat [slachtoffer 1] haar desondanks binnenliet in de woning, omdat het tenslotte zijn moeder is. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat die dag de ruzie tussen haar en [slachtoffer 1] waarschijnlijk is ontstaan omdat hij niet wilde dat zijn moeder zoveel dronk.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat de verdachte aan alcohol verslaafd is en daarnaast niet in staat is om problemen op een effectieve manier op te lossen. Blijkens haar strafblad is zij de afgelopen jaren al meermaals schuldig bevonden aan geweldsdelicten.
De verdachte is inmiddels tot ongewenst vreemdeling verklaard, hetgeen met zich meebrengt dat een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden gericht op het behandelen van de alcoholverslaving, zoals door de reclassering geadviseerd, niet realiseerbaar is.
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt dat de voorlopige hechtenis haar goed heeft gedaan. Zij heeft al die tijd geen alcohol meer gedronken en zij merkt dat zij daardoor helderder kan nadenken. Zij erkent haar alcoholprobleem en schaamt zich ervoor dat alcohol lange tijd voor haar belangrijker was dan haar gezin. Zij wil nooit meer alcohol drinken en wenst hulp bij het behandelen van deze verslaving. De rechtbank ziet dit als een positieve ontwikkeling.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank nadrukkelijk rekening met de wens van [slachtoffer 1] . Hij wil niet dat zijn moeder naar de gevangenis gaat, reden waarom hij geen aangifte heeft gedaan. Die omstandigheid maakt dat de rechtbank de eis van de officier van justitie niet zal volgen, omdat dat niet in het belang van het slachtoffer is. Alles in aanmerking genomen zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank zal daarbij bevelen dat de tijd die door de veroordeelde in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 5.200,00 ter zake van parketnummer 03.343543.24. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
kleding: € 200,00
immateriële schade: € 2.000,00
affectieschade: € 3.000,00
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij voor wat betreft de posten kleding en immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het ontbreken van een onderbouwing. Zij heeft gevorderd de post affectieschade af te wijzen, nu het slachtoffer hier geen beroep op kan doen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij voor wat betreft de post kleding niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het ontbreken van een onderbouwing. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft verzocht de post affectieschade af te wijzen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Zijn T-shirt is onherstelbaar beschadigd, zoals de rechtbank blijkt uit de foto’s op pagina 70 van het dossier. Omdat de omvang van de schade niet nauwkeurig is vast te stellen, zal de rechtbank die schatten op € 50,00. De rechtbank zal de vordering voor de meer gevorderde materiële schade afwijzen.
De immateriële schade die de benadeelde partij vordert is gebaseerd op artikel 6:106 onder b Burgerlijk wetboek (‘indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast’). De benadeelde is door zijn eigen moeder in zijn buik gestoken. Een operatie was noodzakelijk om de schade te herstellen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat ook sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de moeder-zoonrelatie tussen de verdachte en de benadeelde en zijn minderjarige leeftijd ten tijde van het incident. Het incident moet een grote impact hebben gehad op de benadeelde. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank acht een bedrag van € 1.500,00 billijk. De rechtbank zal de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afwijzen.
Affectieschade betreft niet immateriële schade van het slachtoffer zelf, maar is schade die ontstaat bij nabestaanden na een overlijden van een slachtoffer. De vordering met betrekking tot de post affectieschade is dan ook niet voor toewijzing vatbaar en dus zal de rechtbank de vordering met betrekking tot dat deel afwijzen.
De rechtbank stelt de totale toewijsbare schade vast op € 1.550,00 en zal de verdachte tevens veroordelen tot betaling van de wettelijke rente met ingang van 27 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f Sr op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde van een bedrag van €
    1.550,00, bestaande uit € 50,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade. De materiële schade en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijstde vordering voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
  • bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.W. van Well, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J.M. Goris, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 augustus 2025.
Buiten staat
Mr. van Baal is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03.343543.24
zij, op of omstreeks 27 oktober 2024 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven
te beroven (met kracht) met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig
voorwerp, in de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 27 oktober 2024 in de gemeente Venlo aan haar kind, [slachtoffer 1]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een darmperforatie, in ieder
geval zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door (met kracht) met een mes, in
ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek van die [slachtoffer 1] te
steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 27 oktober 2024 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, [slachtoffer 1] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) met een mes, in
ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek, in ieder geval in het
lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 27 oktober 2024 in de gemeente Venlo haar kind, [slachtoffer 1]
, heeft mishandeld door (met kracht) met een mes, in ieder geval een
scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek, in ieder geval in het lichaam, van
die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een darmperforatie, in ieder geval
zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad;
parketnummer 03.248057.24
zij, op of omstreeks 1 augustus 2024 te Venlo, [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2] een of meermalen te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB1R024106-15, gesloten d.d. 10 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 169.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2024, pagina 13.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam oma] d.d. 27 oktober 2024, pagina 108.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2024, pagina 95.
5.Brief van Viecuri medisch centrum gericht aan huisarts d.d. 1 november 2024, pagina 102.
6.Het operatieverslag van [slachtoffer 1] d.d. 27 oktober 2024, pagina 104.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024124139, gesloten d.d. 28 augustus 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 22.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 augustus 2024, pagina 5.