Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres exploiteert een bedrijf dat is gespecialiseerd in het verwijderen van asbest en beschikt over het daarvoor vereiste procescertificaat. Vanwege de risico’s van asbestsanering zijn er regels over de wijze waarop dit moet plaatsvinden. Deze regels staan in het Certificatieschema voor Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (hierna: het Certificatieschema). Het procescertificaat kan worden afgegeven en geschorst door een aangewezen certificerende instelling. Normec is aangewezen als certificerende instelling.
4. Op 22 december 2022 heeft een projecaudit plaatsgevonden op een werklocatie van eiseres aan de [adres] te [plaats] . Tijdens deze audit heeft de auditor vier afwijkingen geconstateerd van het Certificatieschema. Geconstateerd is dat er geen drietraps decontaminatie-unit gekoppeld was aan het containment (afwijking 47020210). Dit in afwijking van het bepaalde in artikel 43, vierde lid, onder h van het Certificatieschema op grond waarvan een drietraps decontaminatieunit gekoppeld moet zijn aan het containment wanneer het containment betreedbaar is (het betreft een categorie II afwijking). Bovendien is de asbestverwijdering niet overeenkomstig het werkplan uitgevoerd, heeft de DTA niet gecontroleerd, gewaarborgd en voldoende toezicht gehouden dat de sanering conform werkplan is uitgevoerd en er heeft geen meting en correcte registratie van de onderdruk in het containment plaatsgevonden. Daarom zijn er nog een drietal afwijkingen van de categorie III geconstateerd (afwijking 47019432, afwijking 47019293 en afwijking 47019829). De drie categorie III-afwijkingen escaleren naar een categorie II-afwijking, zodat sprake is van twee categorie II-afwijkingen.
5. Vanwege de geconstateerde afwijkingen heeft Normec het procescertificaat voorwaardelijk geschorst voor een termijn van 90 dagen. Eiseres kon zich hier niet mee verenigen en heeft bezwaar gemaakt.
6. Het bezwaar is voorgelegd voor advies aan de bezwaarschriftencommissie Ascert (de commissie). Bij het advies van 20 oktober 2023 heeft de commissie geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat de asbestverwijderingswerkzaamheden ten tijde van de audit waren beëindigd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 april 2022heeft de commissie overwogen dat van het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object waarin asbest is verwerkt, het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten of het opruimen van asbesthoudende producten geen sprake meer was en dat daarom de artikelen 39, 41 en 43 van het Certificatieschema op het moment van de audit niet meer van toepassing waren. Dat betekent volgens de commissie dat Normec niet bevoegd was het procescertificaat van eiseres voorwaardelijk te schorsen.
7. Normec heeft het advies van de commissie niet opgevolgd en heeft het bezwaar in afwijking van dat advies ongegrond verklaard
Beroepsgronden
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de asbestsaneringswerkzaamheden al waren afgerond ten tijde van de audit. Eiseres was in afwachting van de eindbeoordeling. Een deel van de drietraps decontaminatie-unit was eraf gehaald en in een andere ruimte geplaatst om veilig te kunnen werken. Tijdens de saneringswerkzaamheden was de drietraps decontaminatie-unit wel gekoppeld aan het containment. De auditor is bij alle geconstateerde afwijkingen uitgegaan van onjuiste aannames. In diverse correspondentie heeft eiseres verklaard dat haar medewerkers in verband met de geringe ruimte op de overloop een deel van de sluis hebben losgekoppeld om het afvoeren van de vrijgekomen afvalzakken en materialen op een veilige manier te kunnen uitvoeren. Dit is gebeurd na de daadwerkelijke asbestverwijdering. Indien zoals Normec aangeeft ook op basis van verklaringen en andere omstandigheden kan worden aangenomen dat sprake is van overtredingen dan is dat een vrijbrief voor Normec om de audits niet meer fysiek uit te voeren en zijn audits niet meer gebaseerd op vaststaande feiten maar op een open norm. Ook is Normec onvoldoende gemotiveerd afgeweken van het advies van de commissie. Op geen enkele manier is in het besluit toegelicht welke verklaringen van medewerkers zijn meegenomen in de besluitvorming. Tot slot heeft Normec ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule zoals opgenomen in het Certificatieschema.
9. De periode waarover de voorwaardelijke schorsing van het certificaat van eiseres gold, is verstreken. Tijdens de zitting is bevestigd dat in deze periode geen andere overtredingen zijn geconstateerd, die aanleiding zouden kunnen zijn voor een onvoorwaardelijke schorsing van het certificaat. Volgens eiseres heeft zij echter nog steeds belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, omdat zij naar aanleiding van de audit door Normec kosten heeft moeten maken die zij anders niet had hoeven maken. In het geval van een onrechtmatig besluit wil zij die kosten verhalen op Normec. Naar het oordeel van de rechtbank is hierin voldoende procesbelang gelegen om het beroep inhoudelijk te beoordelen.
10. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat een certificerende instelling, zoals Normec, in beginsel mag uitgaan van de bevindingen van de auditor. De auditor is een gediplomeerd asbestdeskundige en door Normec aangesteld om een audit uit te voeren. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van diens verklaring te twijfelen.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de audit eiseres de asbestverwijderingswerkzaamheden feitelijk al had beëindigd maar dat de eindbeoordeling als bedoeld in artikel 45 van het Certificatieschema nog niet had plaatsgevonden. Tussen partijen is wel in geschil of er in die fase van het asbestverwijderingsproject nog sprake is van de vereiste wettelijke grondslag voor de aan eiseres opgelegde sanctie.
12. De rechtbank is van oordeel dat Normec op goede gronden en ook voldoende deugdelijk gemotiveerd is afgeweken van het advies van de commissie. In de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2022 waarnaar de commissie heeft verwezen in haar advies is sprake van een fundamenteel andere situatie dan in deze zaak. In die uitspraak oordeelde de Afdeling dat het handhavingsbesluit geen stand kon houden omdat het legaliteitsvereiste vergt dat voor de bevoegdheid tot het nemen van handhavingsmaatregelen een expliciete basis is opgenomen in de regelgeving. Deze bevoegdheid was er niet omdat op het moment van de audit in die zaak slechts voorbereidende werkzaamheden hadden plaatsgevonden (zoals de opbouw van een containment). Voorbereidende werkzaamheden kunnen niet worden aangemerkt als het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object waarin asbest is verwerkt, het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten of het opruimen van asbesthoudende producten en zijn dus geen werkzaamheden als omschreven in artikel 4.54a, eerste lid, of artikel 4.54d van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Evenmin vielen de werkzaamheden onder de begripsomschrijving van ‘werkzaamheden’ als bedoeld in het Certificatieschema. Ofwel, van een overtreden voorschrift was geen sprake nu de regelgeving deze werkzaamheden niet als zodanig aanmerkte.
13. In onderhavige zaak is geen sprake van voorbereidende werkzaamheden. De asbestverwijderingswerkzaamheden waren weliswaar feitelijk door eiseres voltooid maar er was nog sprake van een actief containment. De vereiste eindbeoordeling als bedoeld in artikel 45 van het Certificatieschema had ten tijde van de audit nog niet plaatsgevonden. Zolang de ruimte nog niet is vrijgegeven en het containment nog moet worden gedemonteerd en opgeruimd is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit en is Normec bevoegd en zelfs verplicht om indien nodig handhavend op te treden. Door de drietraps decontaminatie-unit voor de eindbeoordeling (deels) te demonteren is er niet alleen sprake van een afwijking van artikel 45, tweede lid van het Certifcatieschema waarin uitdrukkelijk is bepaald dat het asbestverwijderingsbedrijf ervoor moet zorgen dat alle noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen in stand blijven totdat het werkgebied is vrijgegeven maar ook van een overtreding van artikel 43, vierde lid onder h van het Certificatieschema, zoals door Normec ten grondslag is gelegd aan afwijking 47020210. Laatstgenoemde bepaling van het Certificatieschema vereist naar het oordeel van de rechtbank dat de decontaminatievoorziening beschikbaar blijft gedurende de gehele uitvoering van de werkzaamheden inclusief de fase tot en met de eindbeoordeling. Het demonteren van de drietraps-decontaminatieunit voor de eindbeoordeling betekent dat een essentiële voorziening die nodig is voor de veiligheid en naleving van het werkproces niet langer beschikbaar was op een moment dat de asbestverwijderingswerkzaamheden nog niet formeel waren afgerond en het containment nog actief was. Dit vormt een rechtstreeks risico voor de arbeidsveiligheid en de verspreiding van asbestvezels.
14. Alleen al op grond van voormelde afwijking was Normac bevoegd en in beginsel ook gehouden op grond van artikel 70, zevende lid, van het Certificatieschema het procescertificaat van eiseres voorwaardelijk te schorsen voor een periode van 90 dagen. De beroepsgronden die zien op de overige afwijkingen behoeven daarom geen beoordeling meer.
15. Het Certificatieschema bevat ook een hardheidsclausule. Daarin is bepaald dat Normec slechts kan afwijken van deze voorwaardelijke schorsing als naar haar oordeel een strikte toepassing daarvan voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepalingen te dienen doelen, dan wel zou leiden tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
16. Van dat laatste is de rechtbank niet gebleken. Het doel van de asbestregelgeving is het voorkomen dat bij asbestverwijdering nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, of dat in dat kader risico’s ontstaan voor werknemers. Een (voorwaardelijke) schorsing van het asbestcertificaat is als herstelsanctie bij overtredingen een geschikte maatregel om dat doel te bereiken. Verder is de rechtbank van oordeel, zoals uit voorgaande overwegingen blijkt dat Normec in dit geval terecht en ook voldoende gemotiveerd is afgeweken van het advies van de commissie. Door eiseres zijn voor het overige geen omstandigheden aangedragen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat Normec in redelijkheid aanleiding had moet zien om de hardheidsclausule toe te passen.