In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een verkeersongeluk dat plaatsvond op 10 mei 2023. [eiser] reed met zijn gezin in een Volvo XC60 over de Bautscherweg te Heerlen, toen hij een vrachtwagen van [gedaagde] tegemoetkwam. De vrachtwagen, bestuurd door [bestuurder], maakte een bocht naar rechts, waarbij de achterkant van de vrachtwagen in aanraking kwam met de Volvo van [eiser]. Beide voertuigen raakten beschadigd. De verzekeraar van [eiser] stelde de verzekeraar van [gedaagde] aansprakelijk, maar deze wees de aansprakelijkheid van de hand. [eiser] vorderde een schadevergoeding van € 10.375,41, terwijl [gedaagde] verweer voerde en ook een tegenvordering indiende van € 1.159,18.
De kantonrechter beoordeelde de aansprakelijkheid op basis van artikel 6:162 BW, dat onrechtmatige daad regelt. De rechter concludeerde dat [bestuurder] een inschattingsfout had gemaakt door de bocht in te zetten terwijl [eiser] hem tegemoetkwam. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade, omdat [bestuurder] in dienst was van [gedaagde] en de fout toerekenbaar was aan de werkgever. De vordering van [eiser] werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. De tegenvordering van [gedaagde] werd afgewezen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eiser].