ECLI:NL:RBLIM:2025:8049

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
11276581 \ CV EXPL 24-4257
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Stichting Weller Wonen een vordering ingesteld tegen twee gedaagden wegens huurachterstand. De gedaagden huurden een woning van Weller en hebben de huur niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 1.870,07 tot en met augustus 2024. Weller heeft eerder een kort geding aangespannen, waarin de ontruiming van de woning is toegewezen. De ontruiming vond plaats op 13 november 2024. Weller vordert nu ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagden betwisten de huurachterstand en stellen dat deze op het moment van de mondelinge behandeling in het kort geding was ingelopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ten tijde van de mondelinge behandeling € 1.602,49 bedroeg. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat Weller niet heeft aangetoond dat de gedaagden de veertiendagenbrief hebben ontvangen. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten zijn begroot op € 1.019,76, die door de gedaagden moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11276581 \ CV EXPL 24-4257
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
Stichting Weller Wonen,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. M.M. van der Marel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de op 6 en 24 maart 2025 ter griffie ontvangen aanvullende stukken van Weller,
- de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Weller verhuurt aan [gedaagden] de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] tegen een maandelijks bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van € 658,56.
2.2.
[gedaagden] heeft de maandelijks verschuldigde huur niet (tijdig) voldaan waardoor, gerekend tot en met augustus 2024, een huurachterstand is ontstaan van € 1.870,07.
2.3.
Weller heeft na het aanhangig maken van deze bodemprocedure een kort geding tegen [gedaagden] aanhangig gemaakt waarin op 5 september 2024 vonnis is gewezen. In dit vonnis is de gevorderde ontruiming toegewezen. Daarnaast is [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld om aan Weller € 651,56 per maand te betalen vanaf september 2024 tot de dag van ontruiming. Tevens is [gedaagden] veroordeeld in de proceskosten, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten.
2.4.
De ontruiming van het gehuurde heeft plaatsgevonden op 13 november 2024.

3.Het geschil

3.1.
Weller vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand, behoudens huurverhoging, tot ontruiming en de proceskosten. Weller heeft haar vordering strekkende tot ontruiming niet gehandhaafd.
3.2.
Weller legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst, aldus Weller.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
Bij antwoord betwist [gedaagden] dat er nog sprake is van een huurachterstand. [gedaagden] stelt zich namelijk op het standpunt dat de huurachterstand op het tijdstip van de mondelinge behandeling van de kortgedingprocedure op 2 september 2024 was ingelopen.
4.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 9 april 2025 heeft Weller een actueel overzicht van de huurachterstand overgelegd. Hieruit blijkt dat [gedaagden] sinds september 2024 een huurachterstand heeft laten ontstaan. Volgens het overzicht bedraagt de huurachterstand ten tijde van de mondelinge behandeling € 1.602,49, berekend tot aan ontruiming. In dit overzicht zijn tevens alle door [gedaagden] verrichte betalingen verwerkt. [gedaagden] heeft daarentegen niet aangetoond dat hij deze achterstand heeft ingelopen. [gedaagden] wordt daarom veroordeeld om dit bedrag aan Weller te betalen. Eventuele nadien door [gedaagden] gedane betalingen strekken vanzelfsprekend in mindering op dit bedrag.
4.3.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter overgaan tot ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst.
Termijnen tot aan ontruiming
4.4.
De gevorderde betaling van de maandelijkse huur vanaf 1 september 2024 tot aan het moment van de daadwerkelijke ontruiming wordt afgewezen omdat deze termijnen al verdisconteerd zijn in hetgeen onder rov 4.2. is overwogen en het feit dat [gedaagden] op
13 november 2024 is ontruimd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.5.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Weller heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagden] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen. [1] De brief heeft pas werking als deze [gedaagden] heeft bereikt. [2]
4.6.
Het staat niet vast dat [gedaagden] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. [gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat zij die brief heeft ontvangen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt het op de weg van Weller om te bewijzen dat [gedaagden] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Weller heeft hiervan geen bewijs aangeboden. Dat de brief is verstuurd op 4 juli 2024 naar het postadres van [gedaagden] , zoals vermeld in de dagvaarding, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagden] de brief daadwerkelijk heeft ontvangen.
Rente
4.7.
Omdat [gedaagden] de maandelijks verschuldigde huur niet (tijdig) heeft voldaan, moet hij de wettelijke rente aan Weller betalen vanaf de dag van dagvaarding. [gedaagden] heeft onvoldoende verweer gevoerd tegen de verschuldigde rente, zodat de kantonrechter de wettelijke rente zoals gevorderd zal toewijzen.
Proceskosten
4.8.
Nu [gedaagden] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, moet hij daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen aan Weller. De proceskosten van Weller worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,76
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,76

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] , hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van
€ 1.602,49, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.602,49 vanaf 13 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] , hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 1.019,76, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2025.
ns

Voetnoten

1.Artikel 6:96 lid 6 BW.
2.Artikel 3:37 lid 3 BW.