ECLI:NL:RBLIM:2025:8141

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
03.105862.25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor winkeldiefstal met geweld en mishandeling van politieambtenaren

Op 19 augustus 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2025 betrokken was bij een gewelddadige winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 2004 in Algerije en thans gedetineerd, heeft samen met een andere persoon slippers en schoenen gestolen uit een winkel. Tijdens de aanhouding door beveiligers heeft hij geweld gebruikt, waaronder het toebrengen van een klap aan een beveiliger. De politie werd ingeschakeld en bij de aanhouding heeft de verdachte zich hevig verzet, waarbij hij twee politieambtenaren heeft mishandeld. Hij heeft een kopstoot gegeven aan een van de agenten, wat resulteerde in een gebroken neus. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, zware mishandeling van een ambtenaar, bedreiging en belediging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde politieambtenaren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het geweld tegen de politieambtenaren zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.105862.25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 2004,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 augustus 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Beiden zijn ter zitting verschenen. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mw. [naam 1] , casemanager Geweld Tegen Politie Ambtenaren. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 5 april 2025 in Roermond:
Feit 1:een winkeldiefstal heeft gepleegd, gevolgd door geweld tegen [naam 4] door hem te duwen en/of te slaan;
Feit 2:een winkeldiefstal heeft gepleegd;
Feit 3:opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan politieambtenaar [benadeelde 2] door hem een kopstoot te geven en/of met een knie het hoofd van [benadeelde 2] te raken (primair), dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair), dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (meer subsidiair);
Feit 4:politieambtenaar [benadeelde 1] heeft mishandeld door in haar vinger en/of arm te bijten;
Feit 5:[benadeelde 1] heeft bedreigd door met een vinger een snijdende beweging langs verdachte’s keel te maken en met zijn handen een op een pistool gelijkend gebaar te maken in de richting van [benadeelde 1] ;
Feit 6:politieambtenaar [benadeelde 2] heeft beledigd door op hem te spugen;
Feit 7:politieambtenaar [benadeelde 1] heeft beledigd door haar in haar gezicht of op haar lichaam te spugen;
Feit 8:een cel onbruikbaar heeft gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de feiten 1, 2 en 4 t/m 8 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hoewel uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij van [benadeelde 2] kan worden afgeleid dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat letsel het gevolg is van de mishandeling door de verdachte, heeft de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van dat zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft onder zodanige invloed van verdovende middelen in de politieauto om zich heen geslagen dat hij niet wist wat hij aan het doen was. Onder die omstandigheden heeft hij niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
Feit 1:
[naam 3] deed namens [naam winkel 2] Roermond aangifte van diefstal gevolgd van geweld, gepleegd op zaterdag 5 april 2025 tussen 18:30 uur en 19:05 uur. Hij verklaarde, zakelijk weergegeven: [2]
Een medewerker zag dat iemand een diefstal had gepleegd bij de schoenenafdeling in de [naam winkel 2] store. De dief pakte een paar slippers en een paar Airmax plus en stopte deze in een big shopper van Jack en Jones.
Ik zag ook dat hij richting de uitgang liep. Dit is een andere route dan naar de kassa. De dief werd aangesproken door een beveiliger en hij liep uiteindelijk mee naar de deur. Hij zag toen ook de tweede beveiliger en werd agressiever. De beveiliging probeerde hem duidelijk te kalmeren. Het gedrag van de dief werd steeds agressiever en de situatie in de winkel werd steeds heftiger. Het werd steeds meer duw- en trekwerk.
Ik zag op een gegeven moment dat de dief een klap uitdeelde en dat hij daarbij [naam 4] raakte (de rechtbank begrijpt dat de aangever bedoelt: beveiliger Bram [naam 4] ).. Later werd het linker oog van [naam 4] dikker en hij werd ook wel wat onwel.
Tijdens de vechtpartij heb ik de tas in ontvangst genomen met de gestolen spullen. De ontvreemde goederen van [naam winkel 2] , het paar schoenen en de slippers, zijn met instemming van de politie weer in de winkel gebracht. De goederen zijn eigendom van [naam winkel 2] en aan niemand is toestemming gegeven om de goederen weg te nemen.
B.T.M. (Bram) [naam 4] deed aangifte van mishandeling: [3]
Op zaterdag 5 april 2025 was ik werkzaam als beveiliger bij de [naam winkel 2] winkel in Roermond. Omstreeks 18:50 uur, hoorde ik via mijn oortje dat mijn manager vroeg of ik naar de werkvloer kon komen. Ik kwam ter plaatse en zag dat een collega een man tegen de muur had gefixeerd, ter hoogte van de ingang. Ik rende ernaartoe en greep de man vast bij zijn rechterarm en trui. Ik vroeg wat er aan de hand was, waarna de man hevig in verzet ging. Ik probeerde hem in bedwang te houden. Meermaals hield ik deze man onder controle. Het leek dan even goed te gaan, maar daarna werd hij toch weer agressief. Uit het niets voelde ik een harde klap op mijn linkeroog. Ik voelde dat er iets hards tegen mijn oog aan was gekomen. Het ging zo snel dat ik niet heb kunnen zien met wat de man mij raakte, maar hij was de enige die zo dicht bij mij in de buurt stond en de enige die mij had kunnen raken.
Terwijl ik deze aangifte doe, voel ik een brandende en stekende pijn in mijn oogkas. Ik voel mij zeer duizelig. Ik heb het idee dat ik moet gaan zitten.
Over het onderzoek aan de camerabeelden van de [naam winkel 2] winkel relateert de verbalisant [naam 5] – zakelijk weergegeven – voor zover van belang het volgende: [4]
Op 6 april 2025 opende ik, verbalisant [naam 5] , het videobestand ‘05-04-2025 aanhouding [naam winkel 2] .mp4’. Dit videobestand bevat camerabeelden afkomstig van de [naam winkel 2] winkel in het outlet-centrum van Roermond.
In het verloop van de camerabeelden worden herhaaldelijk personen weergegeven, waar naar verwezen wordt.
Persoon 1 = Verdachte, naam [verdachte] .
Persoon 3 = Beveiliger 2, naam: [naam 4] (de rechtbank begrijpt dat de verbalisant bedoelt dat beveiliger 2 Bram [naam 4] is).
Zaterdag 5 april 2025, 19:00:38: Ik zag dat, direct nadat de verdachte zich losrukte, de verdachte een harde duw gaf aan beveiliger 2. Dit deed de verdachte met twee handen. Ik zag dat beveiliger 2 hierdoor zijn gezicht draaide, waardoor het leek alsof de verdachte, tijdens deze snelle duwbeweging, het gezicht van beveiliger 2 raakte.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat er een worsteling is geweest tussen de verdachte en beveiligers van de [naam winkel 2] winkel.
Feiten 3 t/m 7:
Politieambtenaren [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , die naar aanleiding van het incident bij de [naam winkel 2] winkel ter plaatse kwamen, hebben in hun proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [5]
Op zaterdag 5 april 2025 kregen wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , de melding van de meldkamer om met spoed te gaan naar het Designer Outlet te Roermond. Aldaar zouden beveiligers van het Outlet in gevecht zijn met een verdachte van winkeldiefstal, die zich ter hoogte van de [naam winkel 2] winkel verzette tegen zijn aanhouding.
Rond 19:05 uur kwamen wij ter plaatse. Ik, verbalisant [benadeelde 2] , deelde de verdachte mede dat hij moest opstaan en zich moest omdraaien. Ik verklaarde dat hij was aangehouden ter zake mishandeling. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterhand zijn linkerhand stevig vastpakte en mij zodoende het boeien bemoeilijkte. Ik zag dat de verdachte mijn collega strak aan keek en dat hij een kopstootbeweging haar richting op maakte.
Wij hebben de verdachte naar ons dienstvoertuig begeleid. In de auto bevond de verdachte zich rechts op de achterbank. De verdachte zat hierbij geboeid en met de gordel om achterin. Ik, verbalisant [benadeelde 2] , nam plaats naast de verdachte en liet collega [benadeelde 1] de dienstauto besturen.
Ik, verbalisant [benadeelde 2] , zag dat de verdachte meermaals met open mond speeksel verzamelde en dat hij met zijn voeten onder de stoel los probeerde te komen. Op enig moment zag ik dat de verdachte een kopstoot beweging in de richting van mijn collega maakte. Ik zag dat de verdachte wederom veel speeksel in de mond verzamelde, waarop ik mijn handschoenen aantrok. Ik zag dat de verdachte mij strak aankeek en vermoedde dat hij mij wilde bespugen. Ik zag ook dat hij hierbij met zijn linkerbeen los kwam onder de bijrijdersstoel waardoor de verdachte plots vrijheid had. Ik riep tegen mijn collega dat zij het dienstvoertuig stil moest zetten en stapte uit het dienstvoertuig. Daarna vroeg collega [benadeelde 1] om assistentie via de operationele meldkamer.
Wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , zagen dat de verdachte inmiddels met zijn voeten los kwam onder de bijrijdersstoel en dat hij uit de gordel probeerde te raken. Wij besloten om de verdachte te fixeren en een spuugmasker aan te leggen.
Ik, verbalisant [benadeelde 2] , betrad de auto via de linker achterbank. Ik wist de verdachte aan zijn torso vast te pakken en zijn hoofd naar beneden te duwen. Ik zag en voelde dat hij zijn hoofd wist weg te duwen en dat de verdachte met zijn hoofd een zwaaiende beweging mijn richting opmaakte. Ik voelde vervolgens een klap op mijn neus en direct op mijn achterhoofd. Ik voelde en zag dat ik met enorme kracht een kopstoot kreeg met de linker zijkant en de achterkant van verdachte’s hoofd. Ik klapte met mijn hoofd tegen het dak van de dienstauto. Ik voelde direct pijn op mijn neus en achterhoofd. Ik riep tegen de collega, “auw fack mijn gezicht, mijn neus” of woorden van gelijke strekking.
Ik, verbalisant [benadeelde 1] , zag dat de verdachte los kwam uit onze controle grepen. Ik
zag dat hij mijn collega in zijn ogen aankeek en met kracht een kopstoot gaf in de
richting van het gezicht van mijn collega. Ik zag dat de verdachte mijn collega met
kracht in zijn gezicht raakte. Ik zag dat mijn collega door die klap met zijn hoofd
naar achter klapte en met zijn achterhoofd tegen het dak van het dienstvoertuig
aankwam. Ik hoorde mijn collega meteen schreeuwen: "Auw fack mijn gezicht". Ik zag dat mijn collega met beide handen naar zijn gezicht greep. Ik zag dat mijn collega enorm veel pijn had. Ik zat op dat moment nog in worsteling met de verdachte om hem onder controle te krijgen. Ik zag dat de verdachte probeerde los te komen en dat hij mij bleef aankijken. Ik probeerde het spuugmasker goed om zijn gezicht te krijgen.
Ik, verbalisant [benadeelde 2] , zag dat de verdachte op de achterbank lag, hierbij zijn linkerbeen op de achterbank had en nu ook het rechterbeen bijna los had. Ik zag dat hij mijn collega recht aankeek, hoorde vervolgens een roggelend geluid en zag dat de verdachte in de richting van het gezicht van mijn collega spuugde. Ik zag dat zijn spuug in haar gezicht terecht kwam. Ik zag dat mijn collega schrok en de verdachte een klap op het gezicht gaf waarna zij direct haar rechterhand, voorzien van handschoenen, tegen de mond van verdachte duwde om zo te voorkomen dat hij meer spuugde. De verdachte wist middels meerdere trappende bewegingen toch los te komen en spuugde meermaals onze kant op.
Ik, verbalisant [benadeelde 1] , zag dat de verdachte een grote klodder spuug in mijn
richting spuugde. Ik voelde dat deze recht in mijn gezicht kwam. De verdachte bleef in het rond spugen en ik legde mijn rechterhand op de mond van de verdachte. Ik had leren handschoenen aan en voelde dat de verdachte mij in mijn middelvinger beet. Ik voelde een pijnscheut in mijn middelvinger. Ik duwde hierna zijn gezicht naar links, om het zo af te wenden van mij en mijn collega.
Op het moment dat de verdachte meermaals op ons spuugde zagen wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , dat hij hierbij bloed uit de mond spuugde. Ik, verbalisant [benadeelde 2] , voelde hierbij dat ik op mijn rechterarm geraakt werd. Ook ik probeerde het spugen in onze richting te stoppen. Doordat de verdachte ons had bespuugd voelden wij ons direct vies en in onze eer en goede naam aangetast. Het geweld werd echter alleen maar heviger en op enig moment weet de op dat moment nog spugende verdachte wederom een trappende en zwaaiende beweging mijn richting op te maken. Hierbij zag ik, verbalisant [benadeelde 2] , dat zijn benen die op de achterbank lagen mijn kant op trapten. Hierbij voelde ik wederom een klap op mijn neus en zag ik dat de knie van verdachte tegen mijn gezicht aankwam. Ik voelde wederom een flinke pijn en werd steeds duizeliger.
Op enig moment komen er meerdere collega's ter plaatse die ons aflosten.
Ik, verbalisant [benadeelde 2] , voelde wederom een enorme pijn aan mijn neus en liep om de auto heen. Ik voelde mij steeds duizeliger worden en had enorme pijn aan mijn aangezicht en achterhoofd.
Op het politiebureau kwam een ambulancemedewerker ter plaatse. Ik, verbalisant [benadeelde 2] , werd door de ambulancemedewerker nagekeken. Deze kwam tot de conclusie dat mijn neus scheef stond en dat mijn rechterneusgat een verminderde ademweg had. De ambulancemedewerker gaf te kennen dat hij met het oog kon zien dat er een fractuur aanwezig was. Ik hoorde dat de ambulancemedewerker verklaarde dat hij verwachtte dat mijn neus rechtgezet moest worden, omdat mijn rechterneusgat een verminderde ademweg had.
Ik, verbalisant [benadeelde 1] , hielp mijn collega's om de verdachte over te brengen
naar een zogenoemde ‘knuffelcel'. Op het moment dat de verdachte in de cel zat, zag ik dat de verdachte mij recht aankeek en mij aanwees met zijn wijsvinger van zijn rechterhand. Hij maakte hierna met zijn vinger een beweging naast zijn keel en hierna maakte hij met zijn hand het gebaar van een pistool en richtte dit tweemaal op mij. Dit kwam zeer dreigend over.
De identiteit van verdachte is door verbalisanten later vastgesteld als zijnde:
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [benadeelde 2]
Geboren: [geboortedag] 2004
[benadeelde 2] heeft aangifte [6] tegen de verdachte gedaan van belediging en zware mishandeling en [benadeelde 1] heeft aangifte [7] tegen de verdachte gedaan van mishandeling, belediging en bedreiging.
Politieambtenaar [naam 6] relateerde over de door verbalisant [benadeelde 1] als dreigend ervaren handelingen van de verdachte, zakelijk weergegeven: [8]
Ik was getuige van een bedreiging gericht tegen mijn collega [benadeelde 1] . Ik bevond mij op 5 april 2025 rond 19.45 uur in het cellencomplex te Roermond bij de cel van de aangehouden verdachte [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met een vinger van zijn rechterhand mijn collega [benadeelde 1] aanwees en toen zijn vinger naast zijn keel haalde. Dit kwam voor mij over als een doodsbedreiging in de richting van mijn collega. Hierna maakte [verdachte] met zijn hand een pistoolgebaar en richtte dit tweemaal op mijn collega [benadeelde 1] .
Politieambtenaar [benadeelde 2] werd lichamelijk onderzocht door een forensisch arts. In de
letselrapportage is – voor zover hier van belang - het volgende vermeld: [9]
Lichamelijk onderzoek aangezicht:
Bij daglicht: zwelling van de neusbrug, neus lijkt naar rechts te knikken, geringe blauwverkleuring onder de ogen, zwelling boven rechterwenkbrauw
Met forensische lichtbron: duidelijk zogenaamd (al uitzakkend) brilhematoom (brilvormige bloeduitstorting) rond rechteroog iets meer uitgesproken dan rond linkeroog, alsook op het voorhoofd boven de wenkbrauwen.
Beoordeling
Samenvatting letsel: gebroken neus
Politieambtenaar [benadeelde 2] werd op 8 april 2025 onderzocht op de polikliniek KNO van het Zuyderland Medisch Centrum. In een brief van de polikliniek KNO van 15 april 2025 is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld: [10]
KNO-onderzoek:
forse septum deviatie naar rechts (de rechtbank begrijpt: forse scheefstand van het neustussenschot naar rechts)
Conclusie:
Neusfractuur (de rechtbank begrijpt: gebroken neus)
Beleid:
Onder lokale verdoving vond heden repositie os nasale (de rechtbank begrijpt: terugzetten van het neusbot) plaats.
- neuskapje, co 1 week
Ten aanzien van de deviatie van het septum nasi zal, bij persisterende scheefstand, mogelijk op een later moment operatieve correctie onder narcose moeten plaatsvinden.
Mw. [naam 1] heeft ter terechtzitting namens politieambtenaar [benadeelde 2] verklaard dat [benadeelde 2] na vier maanden nog dagelijks last heeft van zijn gebroken neus. Hij heeft onder meer last van ademhalingsklachten die de nachtrust verstoren en hij ervaart ongemak bij dagelijkse bezigheden. [benadeelde 2] maakt zich zorgen dat de ademhalingsklachten blijvend zijn. [benadeelde 2] heeft na zes weken zijn reguliere werkzaamheden kunnen oppakken. [benadeelde 2] heeft daar desgevraagd zelf nog aan toegevoegd dat het tussenschot van de neus nog steeds zichtbaar scheef staat. Pas na een jaar kan bekeken worden of het kraakbeen valt te herstellen en of een operatie nodig is om het tussenschot recht te zetten.
Feiten 2 en 8:
De verdachte heeft ten aanzien van feiten 2 en 8 een bekennende verklaring afgelegd. Daarom zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten:
Feit 2:
  • De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 augustus 2025;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [naam winkel 1] .
Feit 8:
  • De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 augustus 2025;
  • Het proces-verbaal van bevindingen vernieling knuffelcel;
- Het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden knuffelcel. [13]
3.3.2
De bewijsoverweging
Feit 1:
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor bij feit 1 vermelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 5 april 2025 een paar schoenen en slippers afkomstig uit de [naam winkel 2] winkel, in een big shopper tas heeft gestopt en daarmee vervolgens niet richting de kassa, maar richting de uitgang van de [naam winkel 2] winkel is gelopen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte schoenen en slippers van de [naam winkel 2] winkel, heeft gestolen.
De rechtbank acht voorts bewezen dat die diefstal werd gevolgd door geweld tegen [naam 4] . Uit de hiervoor bij feit 1 vermelde bewijsmiddelen blijkt namelijk tevens dat de verdachte agressief werd toen beveiliger Bram [naam 4] , als tweede beveiliger, bij de verdachte kwam. Dit leidde tot duwen en trekken, waarbij [naam 4] op enig moment een klap tegen zijn linkeroog voelde. Uit de beschrijving van de camerabeelden door de politie en de verklaring van [naam 4] blijkt dat dit werd veroorzaakt door een duw van de verdachte.
Omdat uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachte een duwende beweging en geen slaande beweging richting [naam 4] heeft gemaakt, acht de rechtbank echter niet bewezen dat de verdachte [naam 4] tegen het hoofd heeft geslagen.
Feit 3
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] [14] en de aangifte van [benadeelde 2] [15] vast dat de verdachte in de politieauto [benadeelde 2] een kopstoot heeft gegeven die daardoor hij een klap op zijn neus kreeg en vervolgens met zijn achterhoofd tegen het dak van de politieauto klapte. Verder stelt de rechtbank op basis van die bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich in de politieauto hevig verzette en daarbij zwaaiende en trappende bewegingen in de richting van [benadeelde 2] maakte, waardoor hij op enig moment een klap van de knie van de verdachte tegen zijn gezicht kreeg. Als gevolg van de klappen op de neus heeft [benadeelde 2] een gebroken neus opgelopen, met een forse scheefstand van het neustussenschot. Het neusbot is onder plaatselijke verdoving teruggezet, maar de neus staat nog steeds zichtbaar scheef en [benadeelde 2] ervaart nog steeds dagelijks ademhalingsklachten. Pas over een jaar kan worden beoordeeld of het kraakbeen te herstellen valt en of een operatie nodig is om het tussenschot van de neus recht te zetten.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het hiervoor genoemde letsel, dat [benadeelde 2] als gevolg van de hiervoor genoemde gedragingen van de verdachte heeft opgelopen, is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Vervolgens is de vraag of de verdachte ook opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 2] .. De verdachte heeft in de krappe ruimte van een politieauto met kracht een kopstoot gegeven aan [benadeelde 2] en hem zo hard geraakt dat hij met zijn hoofd tegen het dak van de auto klapte. Vervolgens heeft hij vanaf de achterbank met zijn benen in de richting van [benadeelde 2] getrapt die met een knie in zijn gericht werd geraakt. Dat die acties behalve wild ook gericht waren, blijkt eveneens uit het gegeven dat de verdachte de politiemensen steeds aankeek en hen ook heel gericht wist te bespugen. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [benadeelde 2] met zijn gedrag zwaar letsel zou toebrengen. Dat de verdachte onder invloed was van verdovende middelen staat aan dat voorwaardelijk opzet niet in de weg. De rechtbank heeft immers hierboven al overwogen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gericht en bedoeld tegen [benadeelde 2] heeft gehandeld. Bovendien is het gebruik van verdovende middelen voor rekening en risico van de verdachte en neemt dat niet het aanvaarden van een aanmerkelijke kans door verdachte weg.
Feit 4
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [benadeelde 1] [16] en [benadeelde 2] en de aangifte van [benadeelde 1] [17] vast dat de verdachte politieambtenaar [benadeelde 1] tijdens de uitoefening van haar functie in de vinger heeft gebeten.
Feiten 5 t/m 7
Uit de hiervoor bij feiten 3 t/m 7 genoemde bewijsmiddelen vloeit rechtstreeks voort dat de verdachte de feiten 5 t/m 7 heeft begaan zoals hierna onder
3.4is omschreven, zodat de rechtbank daar geen nadere overweging aan zal wijden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 5 april 2025 te Roermond slippers en schoenen die aan [naam winkel 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 4] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [naam 4] te duwen;
Feit 2:
op 5 april 2025 te Roermond
- een fleecejack,
- shirts, en
- een broek,
die aan [naam winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3 primair:
op 5 april 2025 te Roermond aan een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] ,
gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door
- voornoemde [benadeelde 2] een kopstoot te geven, en
- ( vervolgens) het hoofd van voornoemde [benadeelde 2] te raken met zijn knie;
Feit 4:
op 5 april 2025 te Roermond een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] ,
gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening
heeft mishandeld door in de vinger van voornoemde [benadeelde 1] te bijten;
Feit 5:
op 5 april 2025 te Roermond [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1]
- dreigend aan te wijzen en
- ( vervolgens) een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken en
- ( vervolgens) met zijn handen een op een pistool gelijkend gebaar te maken en
meermaals een schietende beweging richting voornoemde [benadeelde 1] te maken;
Feit 6:
op 5 april 2025 te Roermond opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] ,
gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft beledigd door op het lichaam van voornoemde [benadeelde 2] te spugen;
Feit 7:
op 5 april 2025 te Roermond opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening
heeft beledigd door in het gezicht van voornoemde [benadeelde 1] te spugen;
Feit 8:
op 5 april 2025 te Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een knuffelcel die aan Politie Eenheid Limburg toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
t.a.v. feit 2:
diefstal
t.a.v. feit 3 primair:
zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
t.a.v. feit 4:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
t.a.v. feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
t.a.v. feit 6:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
t.a.v. feit 7:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
t.a.v. feit8:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van achttien maanden. Volgens de officier van justitie is een winkeldiefstal al niet goed te praten, maar dat wat er daarna is gebeurd, is buiten elke proportie. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de politieambtenaren en een winkelbeveiliger, die hun werk verrichten in het belang van de maatschappij, en geen enkel respect getoond. Verbalisant [benadeelde 2] heeft nog dagelijks te kampen met de gevolgen. Verder heeft de officier van justitie erop gewezen dat de verdachte pas korte tijd in Nederland is en in die korte tijd meerdere keren met de politie in aanraking is gekomen. De verdachte is op 16 juni 2025 al eerder veroordeeld wegens bedreiging en twee vermogensdelicten. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting niet heeft laten blijken dat hij spijt heeft van zijn handelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf van maximaal acht tot twaalf maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft kleding en schoenen gestolen bij [naam winkel 1] en [naam winkel 2] en zich bij betrapping hevig verzet tegen de beveiligers van de [naam winkel 2] winkel. Eén van de beveiligers werd daarbij door de verdachte hard in het gezicht geduwd. Toen politieambtenaren [benadeelde 2] en [benadeelde 1] de verdachte probeerden over te brengen naar het politiebureau, werd het verzet nog heviger. Hij gedroeg zich zodanig agressief dat de politieambtenaren het politievoertuig stil hebben moeten zetten en versterking hebben opgeroepen. De verdachte probeerde zich in het politievoertuig los te wrikken, maakte kopstootbewegingen, maakte zwaaiende en trappende bewegingen met zijn benen en spuugde in de richting van de politieambtenaren. De verdachte heeft politieambtenaar [benadeelde 2] daarbij eenmaal met zijn hoofd en eenmaal met zijn knie hard op de neus geraakt. [benadeelde 2] heeft daardoor een gebroken neus opgelopen, die in het ziekenhuis moest worden rechtgezet. Hij ondervindt daar nog dagelijks de gevolgen van. De verdachte heeft beide politieambtenaren bespuugd. Toen zij probeerden het spugen te stoppen, heeft de verdachte [benadeelde 1] in haar vinger gebeten. Nadat de verdachte door collega’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] naar het politiebureau is vervoerd, heeft hij [benadeelde 1] nog met de dood bedreigd en de cel waarin hij werd opgehouden onbruikbaar gemaakt door het schuim van een muur los te trekken en speeksel op de camera te smeren.
Het zwaartepunt in deze zaak ligt bij het geweld dat de verdachte tegen de beveiliger en vervolgens tegen de politieambtenaren heeft gebruikt en dat politieambtenaar [benadeelde 2] daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden. Beveiligers en politieambtenaren moeten hun werk kunnen doen zonder dat zij met dit soort geweld worden geconfronteerd en zonder dat zij zich zorgen moeten maken dat zij in de uitoefening van hun werk (zwaar) lichamelijk of geestelijk letsel oplopen.
Dat het geweld is gepleegd tegen politieambtenaren die hun werk uitoefenden, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Daarnaast neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de verdachte in korte tijd meerdere keren met de politie in aanraking is gekomen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) en de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie in acht nemende, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie echter te hoog. De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van twaalf maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij
[benadeelde 2]vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.550,00 ter zake van feiten 3 en 6. Deze vordering bestaat volledig uit vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij
[benadeelde 1]vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 750,00 ter zake van feiten 4 en 7. Deze vordering bestaat volledig uit vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben verzocht om de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen. De raadsman is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen zijn door de verdediging niet weersproken. Nu de vorderingen de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voorkomen, zal de rechtbank beide vorderingen volledig toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ter zake de toegewezen schadevergoedingen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 56, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 302, 304, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit/de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [benadeelde 2] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde van een bedrag van
    € 2.250,00, volledig bestaande uit immateriële schade;
  • de schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling van een bedrag van
  • bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [benadeelde 1] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde van een bedrag van
    € 750,00, volledig bestaande uit immateriële schade;
  • de schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling van een bedrag van
  • bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.M. Menting, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. H.E.G. Peters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland, slippers en/of
schoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel 2] , in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [naam 4] te duwen, en/of
- ( vervolgens) voornoemde [naam 4] tegen het hoofd te slaan;
Feit 2:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland,
- een fleecejack,
- een of meerdere shirts, en/of
- een broek,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel 1] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland aan een
ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken neus, heeft toegebracht door
- voornoemde [benadeelde 2] een kopstoot te geven, en/of
- ( vervolgens) het hoofd van voornoemde [benadeelde 2] te raken met zijn, verdachtes, knie;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten T.
[benadeelde 2] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [benadeelde 2] een kopstoot heeft gegeven, en/of
- ( vervolgens) het hoofd van voornoemde [benadeelde 2] met zijn, verdachtes, knie heeft
geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland een ambtenaar,
te weten [benadeelde 2] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde 2] een kopstoot te geven, en/of
- ( vervolgens) het hoofd van voornoemde [benadeelde 2] te raken met zijn, verdachtes, knie;
Feit 4:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland een ambtenaar,
te weten [benadeelde 1] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening
van haar bediening heeft mishandeld door in de vinger en/of arm van voornoemde
[benadeelde 1] te bijten;
Feit 5:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland [benadeelde 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [benadeelde 1]
- dreigend aan te wijzen,
- ( vervolgens) een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te maken, en/of
- ( vervolgens) met zijn handen een (op een) pistool(gelijkend) gebaar te maken en
meermaals, althans eenmaal een schietende beweging richting voornoemde
[benadeelde 1] te maken;
Feit 6:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland opzettelijk een
ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening
van zijn bediening meermaals, althans eenmaal heeft beledigd door in (de richting
van) het gezicht, althans op het lichaam van voornoemde [benadeelde 2] te spugen;
Feit 7:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland opzettelijk een
ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van haar bediening meermaals, althans eenmaal heeft beledigd door in
(de richting van) het gezicht, althans op het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] te
spugen;
Feit 8:
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Roermond, althans in Nederland opzettelijk en
wederrechtelijk een knuffelcel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Politie Eenheid Limburg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2025055057, gesloten d.d. 14 april 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 183.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2025, p. 8-9.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2025, p. 19-20.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 85-87 en 96.
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 101-105.
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , p. 25-29.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 45-46.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108.
9.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Limburg, p. 180-182.
10.Brief van de polikliniek KNO d.d. 15 april 2025 die als bijlage bij de vordering benadeelde partij van [benadeelde 2] is gevoegd.
11.Proces-verbaal van aangifte [naam winkel 1] d.d. 6 april 2025, p.54-55.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2025, p. 110.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2025, p. 114-115.
14.Proces-verbaal van bevindingen p. 101-105.
15.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , p. 25-29.
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 101-105.
17.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 45-46.