ECLI:NL:RBLIM:2025:8218

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
11487933 \ CV EXPL 25-424
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat voor onrechtmatige daad en wanprestatie in huurgeschil

In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], op basis van onrechtmatige daad en wanprestatie. De procedure betreft een huurgeschil waarbij [eiser] juridische bijstand heeft ontvangen van [gedaagde]. De achtergrond van de zaak is dat [eiser] in een eerdere procedure door de kantonrechter is veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning vanwege wangedrag. [gedaagde] heeft [eiser] bijgestaan in deze procedure, maar [eiser] verwijt [gedaagde] dat zij zijn belangen onvoldoende heeft behartigd en dat zij zonder zijn instemming hoger beroep heeft ingesteld. De klacht van [eiser] tegen [gedaagde] is behandeld door de Raad van Discipline, die oordeelde dat [gedaagde] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, maar het Hof van Discipline heeft deze beslissing gedeeltelijk vernietigd en een berisping opgelegd. In de huidige procedure stelt [eiser] dat hij door het handelen van [gedaagde] schade heeft geleden, waaronder het verlies van zijn woning en financiële schade. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Tevens wordt [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11487933 \ CV EXPL 25-424
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de door [eiser] overgelegde aanvullende producties 18 tot en met 44
- de spreekaantekeningen van mr. Kreutzkamp
- de spreekaantekeningen van mr. Joosten
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eiser] juridische bijstand verleend in een huurgeschil waarin [eiser] met zijn verhuurder verwikkeld was.
2.2.
Verhuurder heeft bij deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt, waarin hij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vorderde. [gedaagde] heeft [eiser] in die procedure bijgestaan en een reconventionele vordering (huurprijsverlaging en schadevergoeding) ingesteld.
2.3.
Bij vonnis van 10 maart 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank onder meer de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW) en tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het voortdurend en veelvuldig op een onbeschofte en beledigende wijze communiceren jegens verhuurder, door het schelden, intimideren en bedreigen van door verhuurder ingeschakelde derden en van medebewoners, door het hinderen van reparatie en herstelwerkzaamheden aan het pand waardoor voor verhuurder extra kosten ontstaan, door het onrechtmatig in gebruik nemen van de kelder en door het schenden van de privacy.
2.4.
[eiser] heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 21 februari 2023 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover [eiser] in conventie is veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en voor zover in reconventie de huurprijsverlaging is afgewezen. Het hof heeft alsnog de huurprijs verlaagd met 50% en de achterstallige huur en gebruiksvergoeding voor de helft toegewezen.
2.5.
Op 4 en 17 januari 2022 heeft [eiser] bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over [gedaagde] . [eiser] verwijt [gedaagde] dat zij:
  • de belangen van [eiser] onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd;
  • zonder instemming van [eiser] hoger beroep heeft ingesteld;
  • informatie over de zaak niet aan [eiser] heeft verstrekt dan wel heeft achtergehouden;
  • contact heeft gehad met de wederpartij van [eiser] .
De klacht is op de zitting van 12 december 2022 behandeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Bij beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch van 30 januari 2022 (toevoeging kantonrechter: bedoeld zal zijn 2023) staat voor zover relevant:
“(…) Heeft verweerder (toevoeging kantonrechter: [gedaagde] ) de belangen van klager (toevoeging kantonrechter: [eiser] ) voldoende zorgvuldig behartigd?
Verweerder heeft nagelaten klager te informeren over de kansen en risico’s in een procedure tegen de verhuurder. Verweerder heeft klager niet schriftelijk geïnformeerd over de aanpak van de zaak, de door hem gekozen strategie en de voor- en nadelen daarvan. Verweerder heeft klager niet gewezen op het risico van opschorting van de betaling van de huur, zoals ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, welk risico zich heeft verwezenlijkt. (…)
Verweerder heeft voorts in de zaken bij de Huurcommissie de aan hem toegezonden uitnodiging voor de zitting bij de huurcommissie inzake de gebreken aan de woning gemist en is daardoor in die zaak onvoorbereid ter zitting verschenen. (…)
De raad is (…) van oordeel dat verweerder de belangen van klager onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. (…)
Instellen beroep zonder instemming van klager
Klager heeft dan ook geen (financieel) nadeel geleden van het namens hem ingestelde beroep. Verweerder valt onder voormelde omstandigheden tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. (…)
Achterhouden informatie
De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en wat ter zitting is verklaard niet vaststellen dat verweerder stukken voor klager heeft achtergehouden. (…)
Contact met wederpartij
(…) de raad niet kan vaststellen dat verweerder contact heeft gehad met de wederpartij van klager over de zaak van klager (…)
Maatregel
(…) De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de grote gevolgen daarvan voor klager en de eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week. (…)
2.6.
[gedaagde] is daartegen in beroep gegaan bij het Hof van Discipline. Bij beslissing van 12 januari 2024 oordeelt het Hof, voor zover relevant:
(…) Het hof twijfelt er niet aan dat verweerder er veel tijd en energie aan heeft besteed om klager in die zaken zo goed mogelijk bij te staan. Zo heeft hij tegenvorderingen ingesteld en heeft hij in hoger beroep getracht de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis te verhinderen door incidenten op te werpen. Voor zover het hof kan overzien heeft verweerder daarbij gedaan wat hij kon. Voor zover klager verweerder verwijt bewust of zelfs opzettelijk de belangen van klager te hebben veronachtzaamd, ziet het hof daarvoor geen enkel aanknopingspunt.
Het hof is evenwel met de raad van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder klager heeft gewezen op de risico’s van huuropschorting tijdens de door de verhuurder opgestarte ontbindingsprocedure. (…) Klager heeft kennelijk de huurpenningen daadwerkelijk vanaf 1 juni 2020 opgeschort en stelt dat dit op advies van verweerder is gebeurd. Verweerder heeft het hof ter zitting geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag wat hij op welk moment hierover met klager heeft besproken en afgesproken. Nu dit niet duidelijk is geworden en het bovendien op de weg van verweerder had gelegen om klager (ook) schriftelijk op de risico’s van huuropschorting te wijzen (zie daarvoor gedragsregel 16), houdt het hof het ervoor dat verweerder klager niet op die risico’s heeft gewezen. Daarvan valt verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
De huurcommissie
(…) Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de gang van zaken met betrekking tot de Huurcommissie te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. (…) dat klager mogelijk door de gang van zaken – uiteindelijk – niet is benadeeld, doet niet af aan het feit dat klager (én verweerder) onvoorbereid met de inhoudelijke behandeling van de tweede zaak worden geconfronteerd.
Conclusie en maatregel
Het Hof is van oordeel dat de maatregel van berisping hiervoor is aangewezen.
2.7.
Het Hof heeft de beslissing van de Raad van Discipline van 23 januari 2023 vernietigd voor zover daarin aan [gedaagde] de maatregel van een voorwaardelijke schorsing met de daarbij behorende voorwaarden is opgelegd en heeft opnieuw recht gedaan en [gedaagde] de maatregel van berisping opgelegd en voor het overige de beslissing van de Raad van Discipline van 23 januari 2023 bekrachtigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • aansprakelijk wordt gesteld via onrechtmatige daad voor de geleden schade,
  • aansprakelijk wordt gesteld op grond van wanprestatie voor de geleden schade,
  • veroordeeld wordt tot betaling van € 15.000,00 aan schadevergoeding, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, danwel een schadebedrag op te maken bij staat,
  • veroordeeld wordt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtsverhouding tussen een advocaat en zijn opdrachtgever is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW. Die rechtsverhouding wordt beheerst door de Advocatenwet, met name artikel 46 Advocatenwet, en de gedragsregels voor advocaten. Op de advocaat die een opdracht aanneemt rust een inspanningsverplichting; hij dient de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en daarbij de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht ten opzichte van degene wier belangen hij behartigt. De advocaat heeft bij de uitvoering een zekere mate van vrijheid om, in overleg met zijn cliënt, te bezien welke strategie in een bepaalde procedure wordt gekozen, welke stellingen naar voren zullen worden gebracht, welke stukken worden overgelegd, welke (proces)handeling zullen worden verricht etc. Er kan pas gesproken worden van een toerekenbare tekortkoming indien een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden anders gehandeld zou hebben dan wel een advies niet zou hebben gegeven.
4.2.
[eiser] stelt dat hij verwachtte van [gedaagde] dat zij een spoedprocedure bij de rechtbank zou starten om verhuurder te bewegen de vochtproblematiek in de huurwoning op te lossen. [eiser] verwijt [gedaagde] dat ze een afwachtende houding heeft aangenomen en niet tot handelen is overgegaan dan wel actie heeft ondernomen. Verder verwijt [eiser] dat [gedaagde] in de door verhuurder ingestelde procedure (over het slecht huurderschap) onvoldoende verweer heeft gevoerd en niet alle relevante stukken heeft ingebracht. [eiser] stelt dat hij op advies van [gedaagde] de huurpenningen niet meer heeft betaald / opgeschort en dat dit advies hem duur is komen te staan, nu de huurovereenkomst door de kantonrechter is ontbonden en hij is veroordeeld tot ontruiming van de woning. [eiser] vindt dat [gedaagde] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] zijn belangen niet behartigd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden verwacht mag worden en is er sprake van wanprestatie en onrechtmatig handelen. Het handelen van [gedaagde] heeft tot financiële en emotionele schade geleid. [eiser] houdt [gedaagde] aansprakelijk hiervoor en wenst dat zij de door hem geleden schade vergoed. De schade bestaat volgens [eiser] uit het verlies van de woning (dakloos raken), gemaakte hotelkosten en gezondheidsschade. Hij begroot de schade op tenminste € 15.000,00.
4.3.
Uit de beslissing van het Hof van Discipline (hiervoor weergegeven onder randnummer 2.6.) blijkt dat het hof van oordeel is dat [gedaagde] heeft gedaan wat zij kon doen, behalve ten aanzien van het wijzen op de risico’s van de huuropschorting. Anders dan [eiser] stelt, is het onbetaald laten van de huurpenningen door de opschorting niet de grond geweest voor ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, maar het wangedrag van [eiser] (randnummer 2.2.) Het standpunt van [eiser] dat ontruiming voorkomen had kunnen worden als [gedaagde] de juiste maatregelen had ingesteld kan dan ook geen standhouden. Verder heeft (de nieuwe advocaat van) [eiser] om hem moverende redenen ervoor gekozen om in hoger beroep de grieven tegen de uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in te trekken.
4.4.
[gedaagde] bestrijdt dat [eiser] mocht verwachten dat [gedaagde] een spoedprocedure bij de kantonrechter zou instellen. [gedaagde] stelt in dat verband dat zij [eiser] erop heeft gewezen dat een dergelijke spoedprocedure niet de waarborgen biedt in vergelijking met een bodemprocedure en dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een huurprijsverlaging.
4.5.
Dat de verhuurder er uiteindelijk voor kiest om een procedure bij deze rechtbank aanhangig te maken, kan [gedaagde] niet worden verweten. Het staat eenieder vrij zich tot de rechtbank te wenden. Verder is niet gebleken dat [eiser] daarvan nadeel heeft ondervonden. [gedaagde] heeft immers in die procedure een reconventionele vordering ingesteld en gesteld dat indien [eiser] als eerste de procedure zou zijn gestart de ingestelde vorderingen gelijk waren aan de vorderingen die zij in reconventie heeft ingesteld.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat niet gebleken is dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet (deugdelijk) is nagekomen dan wel niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Verder heeft [eiser] de door hem gestelde beweerdelijke schade onvoldoende onderbouwd. Dat het handelen van [gedaagde] in dit concrete geval schade heeft veroorzaakt is niet gebleken. Dit brengt met zich dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten x € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 947,00‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
CJ