ECLI:NL:RBLIM:2025:8399

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/03/342991 / JE RK 25-1097, C/03/343001 / JE RK 25-1098
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 18 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de kinderen klem zouden zitten in een loyaliteitsconflict tussen hun ouders. De ouders zouden niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren, wat de ontwikkeling van de kinderen zou bedreigen. Tijdens de zitting op 18 augustus 2025, waar de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren, heeft de kinderrechter de situatie beoordeeld. De moeder voerde aan dat zij en de vader stappen hadden gezet om de situatie te verbeteren en dat de kinderen nu vrij konden kiezen bij welke ouder zij wilden verblijven. De vader stelde dat hij de kinderen stabiliteit bood en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig was. De kinderrechter concludeerde dat de GI onvoldoende had onderbouwd dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd. De ouders hadden op eigen kracht verbeteringen in hun onderlinge communicatie bereikt, waardoor de spanningen waren afgenomen. De kinderrechter wees het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, omdat er geen grond was voor een verlenging. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is schriftelijk vastgelegd op 26 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummers: C/03/342991 / JE RK 25-1097, C/03/343001 / JE RK 25-1098
Datum uitspraak: 18 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over de afwijzing van een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen de GI,
wonende in Roermond,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1]
en
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de verzoekschriften met bijlagen, ontvangen op 23 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door een buurtteammedewerkster van de gemeente Heerlen aan wie bijzonder toegang is verleend;
- twee vertegenwoordigsters van de GI
.
1.3.
[minderjarige 1] is niet verschenen.
1.4.
Ter mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toepassing van artikel 29a lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan, waarbij aan de verschenen belanghebbenden de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing zijn medegedeeld. Deze beschikking vormt de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] is bij de moeder ingeschreven en [minderjarige 2] is bij de vader ingeschreven.
2.3.
Bij beschikking van 19 augustus 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 19 augustus 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk omdat de kinderen klem zitten in een loyaliteitsconflict. Het lukt de ouders niet om op constructieve wijze met elkaar te communiceren om tot afspraken te komen over de kinderen. De ouders spreken slecht over elkaar en de kinderen krijgen hier bedoeld en onbedoeld veel van mee hetgeen er voor zorgt dat de kinderen vastlopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De GI komt niet tot samenwerking met de vader omdat hij klem zit in een eigen gedachtegang vol wantrouwen ten opzichte van de overheid, overheidsinstanties en hulpverlening. De vader weigert vanuit die gedachtegang ook iedere vorm van toestemming voor hulpverlening voor zowel de kinderen als voor zichzelf en de moeder. Ten aanzien van [minderjarige 1] bestaan er zorgen over haar gewicht en haar persoonlijke verzorging. [minderjarige 2] heeft veel last van de negatieve uitlatingen die ouders over elkaar doen wat maakt dat hij vaak niet weet waar hij zelf het liefste kan en mag zijn.
3.2.
Ter zitting heeft de GI aanvullend aangevoerd dat de moeder sinds april niet meer samen met de kinderen bij de vader verblijft tijdens de contactmomenten. De GI zou graag zien dat de ouders een ouderschapsplan zouden opstellen. Het was de bedoeling om daarvoor Yvoor in te zetten maar de vader weigert zijn medewerking aan Yvoor en ook om een ouderschapsplan op te stellen. De vrees bestaat dat er bij het uitblijven van duidelijke afspraken steeds opnieuw discussie blijft ontstaan. Er is te weinig zicht op de ontwikkeling van de kinderen. De GI heeft in april voor het laatst met de kinderen gesproken. [minderjarige 1] geeft aan dat ze graag met iemand zou willen praten maar de vader weigert schriftelijke toestemming te geven. Het is inmiddels gelukt om zonder schriftelijke toestemming van de vader de hulp van Kei gezond en schoolmaatschappelijk werk voor [minderjarige 1] in te zetten. De GI vindt het enerzijds te vroeg om de ondertoezichtstelling te beëindigen maar ziet anderzijds ook dat een ondertoezichtstelling strijd-verhogend werkt. De situatie is fragiel en de ouders leggen veel op het bordje van de GI. Ze ondernemen weinig stappen op eigen initiatief en hebben vooral veel kritiek op de GI. Bij de moeder zou opvoedondersteuning in de thuissituatie kunnen worden ingezet maar ze moet dan wel een hulpvraag hebben.

4.De mening van [minderjarige 1]

is niet ter zitting verschenen en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid haar mening schriftelijk kenbaar te maken.

5.De standpunten

5.1.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij heeft haar verweer voorafgaand ook schriftelijk doch alleen aan de rechtbank doen toekomen. Zij heeft haar verweer op zitting verteld. De moeder heeft gesteld dat partijen veel stappen hebben gezet op eigen initiatief omdat de GI te weinig heeft ondernomen. De moeder heeft zelf besloten om niet meer bij de vader te slapen samen met de kinderen. De ouders hebben de kinderen zelf de ruimte gegeven om aan te geven waar en hoe lang ze bij elke ouder willen overnachten. [minderjarige 2] slaapt nu bijna elke nacht bij de vader en [minderjarige 1] slaapt nu ook bij de vader. Vorige week heeft ze twee nachten bij de vader overnacht. De moeder heeft er zelf voor gezorgd dat [minderjarige 1] hulp krijgt van Kei gezond en schoolmaatschappelijk werk. Daarvoor is de schriftelijke toestemming van de vader niet nodig. De moeder heeft al sinds 30 mei bijna geen contact meer gehad met de gezinsvoogd. Het frustreert de moeder dat wordt gesteld dat de ouders alles afschuiven op de GI terwijl zij zelf hulp heeft geregeld voor [minderjarige 1] en de stap heeft gezet om niet meer bij de vader te overnachten. De ouders spreken niet meer in negatieve zin over elkaar in het bijzijn van de kinderen. De moeder wordt zelf begeleid door een buurtteammedewerkster van de gemeente Heerlen van wie zij veel steun ervaart.
5.2.
De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij heeft zijn verweer voorafgaand ook schriftelijk doch alleen aan de rechtbank doen toekomen. Ter zitting heeft de rechtbank zijn schriftelijke verweer in een korte samenvatting mondeling voorgehouden. De vader hecht sterk aan structuur en duidelijkheid voor de kinderen. Hij biedt de kinderen stabiliteit. Het gaat nu goed met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Er was eerder sprake van een stukje loyaliteitsproblematiek bij de kinderen. De vader heeft daar begrip voor vanuit zijn eigen ervaringen als kind van gescheiden ouders. Bij [minderjarige 1] speelt ook mee dat zij op dit moment in de puberteit zit. De vader vecht voor de kinderen. Hij denkt vanuit een holistische benadering en niet vanuit een fragmentarische aanpak. Zijn toon en zijn passie waarmee hij dat doet, worden vaak verkeerd begrepen en gezien als agressief. Vanuit zijn Surinaamse achtergrond en zijn ervaring als revalidatie coach is hij echter gewend om op luide toon en vol vuur zijn standpunten naar voren te brengen. Binnen de Surinaamse cultuur is dit een teken van betrokkenheid en is het ook noodzakelijk om zo te worden gehoord. De vader geeft weliswaar geen schriftelijke toestemming voor de hulp van schoolmaatschappelijk werk aan [minderjarige 1] maar stemt er wel mee in. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens hem niet nodig. Wanneer de kinderen hulp nodig hebben, is de vader zelf heel goed in staat om de juiste hulp voor de kinderen te zoeken en in te schakelen.

6.De beoordeling

6.1.
Vanwege hun verknochtheid zijn de zaken op de voet van artikel 285 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gevoegd behandeld en wordt in deze zaken één beschikking gegeven
6.2.
Op grond van artikel 1:260 Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 1:255 BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouders of ouder binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
6.3.
De kinderrechter is van oordeel dat niet is voldaan aan de hiervoor genoemde criteria. De GI heeft de stelling dat de kinderen op dit moment ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd onvoldoende onderbouwd. Evenmin heeft de GI feiten of omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de spanningen rondom de verhouding tussen de ouders nog van dien aard zijn dat de kinderen hierdoor ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders hebben op eigen kracht bereikt dat de kinderen zich inmiddels vrij voelen om bij beide ouders te verblijven en daar ook te overnachten. De eigen beslissing van de moeder om niet meer samen met de kinderen bij de vader te verblijven heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. De spanningen tussen de ouders zijn als gevolg daarvan afgenomen en de ouders zijn er in geslaagd om, zonder hulp, niet langer negatief over de andere ouder te spreken in het bijzijn van de kinderen. Onweersproken hebben zij gesteld dat er tussen hen overleg mogelijk is over de kinderen. Waar de ouders de, in hun ogen afwachtende, rol van de GI als negatief hebben ervaren, wordt door de kinderrechter geconstateerd dat deze aanpak er in heeft geresulteerd dat de ouders op deze manier de ruimte is geboden om op hun eigen wijze en op eigen kracht te komen tot de verbetering van de onderlinge verhoudingen. De vader wenste immers ook geen samenwerking met de GI en de bemoeienis van de GI roept weerstand bij hem op. De moeder heeft het initiatief genomen om hulp te zoeken voor de zorgen die er zijn over het gewicht van [minderjarige 1] en haar behoefte om bij een derde haar verhaal kwijt te kunnen. Daarbij heeft ze ervoor gezorgd dat ondanks het uitblijven van schriftelijke toestemming van de vader er een manier is gevonden om ervoor te zorgen dat [minderjarige 1] toch toegang heeft tot het traject van Kei gezond en schoolmaatschappelijk werk. De vader heeft bovendien alsnog zijn instemming gegeven voor haar deelname al staat hij er niet achter om schriftelijke toestemming te verlenen. De zorgen die er waren over de taal-spraak ontwikkeling van [minderjarige 2] bleken mede te worden veroorzaakt door een te kort tongriempje dat nu is verholpen. Vanuit school zijn er geen significante zorgen over de verdere cognitieve ontwikkeling van [minderjarige 2] . Hoewel de kinderrechter met de GI van oordeel is dat het goed zou zijn om een vaste verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te leggen, juist ook in het kader van de structuur en de stabiliteit die de vader zo belangrijk vindt voor de kinderen, is de hulp van Yvoor voor de ouders, in ieder geval op dit moment, niet haalbaar. De ouders lijken echter voor dit moment op eigen kracht een modus te hebben gevonden waarin zij kunnen samenwerken in de zorg voor de kinderen. De moeder staat open voor hulpverlening aan de kinderen en de vader heeft ter zitting bevestigd dat hij, indien dit nodig is, voor de kinderen passende hulpverlening zal zoeken. Bij deze stand van zaken bestaat geen grond voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De verzoeken van de GI zullen dan ook worden afgewezen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2025 door
mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L.E. Habets als griffier, en op schrift gesteld op 26 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.