ECLI:NL:RBLIM:2025:8424

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
ROE 24/3109
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke afwijzing handhavingsverzoek bootverhuur in strijd met beheersverordening

Deze uitspraak betreft een handhavingsverzoek van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond. Eisers hebben verzocht om handhaving tegen een caravan die zonder omgevingsvergunning op het strand is geplaatst en tegen de bootverhuur die door vergunninghouder wordt geëxploiteerd. Het college heeft het verzoek deels toegewezen en deels afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de bootverhuur als dagrecreatie kan worden aangemerkt en dat het college daarom niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank legt uit dat de definitie van dagrecreatie niet beperkt is in schaal of bedrijfsmatigheid en dat de verhuur van boten en waterfietsen gedurende de dag is toegestaan volgens de beheersverordening. De rechtbank concludeert dat het college het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen en dat het beroep van eisers ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24 / 3109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond

(gemachtigden: S. Kamman en T.L. Huwae).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [vestigingsplaats] (vergunninghouder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een handhavingsverzoek van eisers. Het college heeft dit verzoek deels toegewezen en deels afgewezen. Eisers zijn het daar deels niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het afgewezen gedeelte van het handhavingsverzoek.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eisers hebben het college om handhaving verzocht voor een caravan die op het strand in de buurt van hun perceel aanwezig is zonder omgevingsvergunning en de bootverhuur die aldaar door vergunninghouder wordt geëxploiteerd. Het college heeft het verzoek om handhaving bij besluit van 27 juli 2023 deels toegewezen en deels afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 april 2024 is het college bij dit besluit gebleven.
3.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van het college en vergunninghouder, vertegenwoordigd door [belanghebbende] .

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eisers zijn woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] en exploiteren aldaar de [bedrijfsnaam] . Op het strand in de buurt van het perceel van eisers is door vergunninghouder een caravan geplaatst. Daarnaast worden er door vergunninghouder boten en waterfietsen verhuurd op het perceel waar de caravan gelegen is.
4.1.
Eisers hebben het college op 29 april 2023 verzocht om handhavend op te treden omdat de caravan zonder omgevingsvergunning op het strand is geplaatst en de bootverhuur zonder omgevingsvergunning plaatsvindt. Volgens eisers is dit niet toegestaan. Het college heeft op 22 juni 2023 aan vergunninghouder kenbaar gemaakt dat zij voornemens is om een last onder dwangsom op te leggen vanwege het illegaal plaatsen van de caravan en het overnachten in de caravan. Het gebruik van de caravan om er in te overnachten is volgens het college in strijd met de beheersverordening Maas en Maasplassen (hierna: de beheersverordening). Daarnaast beschikt vergunninghouder ook niet over de nodige omgevingsvergunning voor de plaatsing ervan.
4.2.
Vergunninghouder heeft vervolgens op 17 juli 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk plaatsen (bouwen) van de caravan met de bedoeling om in de caravan te overnachten. Op 24 juli 2023 heeft het college de eerder aangekondigde last onder dwangsom opgelegd aan vergunninghouder. Op 27 juli 2023 heeft het college het handhavingsverzoek van eisers voor de caravan toegewezen. Voor de bootverhuur heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen, omdat vergunninghouder volgens het college hiervoor geen vergunning nodig heeft. Bootverhuur is volgens het college een vorm van dagrecreatie en dit gebruik van het strand is op grond van de bestemming uit de beheersverordening toegestaan.
4.3.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit op hun handhavingsverzoek. Hoewel het college handhavend heeft opgetreden door middel van het opleggen van de last onder dwangsom, is de caravan niet verwijderd omdat het college de door vergunninghouder aangevraagde omgevingsvergunning heeft verleend. Eisers zijn het daar niet mee eens. Daarnaast zijn eisers het ermee oneens dat de bootverhuur zoals die ter plekke plaatsvindt als dagrecreatie geldt.
4.4.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Daarom hebben eisers beroep ingesteld.
Toetsingskader
5. Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat het verzoek dat heeft geleid tot het bestreden besluit is gedaan voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht
.
5.1.
De regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5.2.
De rechtbank constateert dat het handhavingsverzoek als het gaat om de caravan is toegewezen. Dit deel van het handhavingsverzoek is door het opleggen aan vergunninghouder van een last onder dwangsom ook uitgevoerd. Hoewel eisers het oneens zijn met de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen en gebruik van de caravan en daar ook beroep tegen hebben ingesteld, stelt de rechtbank vast dat eisers geen gronden hebben aangevoerd tegen het toewijzen van het handhavingsverzoek over de caravan en/of de opgelegde last onder dwangsom. De rechtbank beoordeelt daarom alleen het afgewezen deel van het handhavingsverzoek, namelijk of de boot- en waterfietsverhuur in lijn is met de beheersverordening.
Gronden van beroep
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het verhuren van boten en waterfietsen in beginsel als dagrecreatie kan gelden. Echter, eisers zijn van mening dat de omvang van de exploitatie in deze zaak maakt dat de verhuur niet langer als dagrecreatie kan worden gezien. Dat baseren eisers op het woord ‘extensief’ in de beschrijving van de bestemming dat volgens hen betekent dat dagrecreatie niet bedrijfsmatig en enkel op kleine schaal mag plaatsvinden en op de door hen ervaren impact van de verhuur. Ook vinden eisers dat niet van dagrecreatie kan worden gesproken omdat de boten en de waterfietsen ‘s nachts aan het water gestald worden.
7. De rechtbank is van oordeel dat de boot- en waterfietsverhuur in casu door het college terecht als dagrecreatie wordt gezien en daarmee dus rechtstreeks is toegestaan op grond van de beheersverordening. Dat betekent dan weer dat het college ook terecht geen aanleiding heeft gezien om tot handhaving over te gaan. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
8. Op grond van de beheersverordening gelden op het strand tegenover de [adres] de bestemmingen ‘Recreatieve doeleinden extensief’ en ‘stroomvoerend rivierbed’. Op grond van deze bestemmingen is het perceel aangewezen voor, onder andere, dagrecreatieve voorzieningen. Het begrip ‘dagrecreatie’ houdt volgens artikel 1 van de beheersverordening in dat recreatieve activiteiten mogen plaatsvinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de definitie van het woord ‘dagrecreatie’, dat aan de basis ligt van het zijn van dagrecreatieve voorzieningen, niet volgt dat dagrecreatie beperkt is in de zin van schaal of wel of niet bedrijfsmatig of slechts weinig tot geen overlast voor omwonenden mag meebrengen. Hoewel in de titel van de bestemming ‘Recreatieve doeleinden extensief’ het woord ‘extensief’ staat en de letterlijke betekenis van dat woord zou kunnen impliceren dat de recreatieve doeleinden in ruimtelijke impact beperkt zouden zijn, komt die beperking of het woord ‘extensief’ in de bestemmingsomschrijving in de beheersverordening niet terug. Ook maakt het geen deel uit van het begrip dagrecreatie. Het woord ‘extensief’ heeft daarom, zoals het college ter zitting terecht heeft gesteld, naar het oordeel van de rechtbank geen betekenis voor de vraag of een recreatieve voorziening vanwege haar omvang of ruimtelijke impact of (ervaren) overlast als dagrecreatie geldt of niet. De omvang van de huidige verhuuractiviteiten zijn daarom niet relevant voor de vraag of gesproken kan worden van dagrecreatie.
8.2.
Ook overweegt de rechtbank dat het feit dat de boten en de waterfietsen gedurende de nacht aan het water gestald worden, niet betekent dat niet meer kan worden gesproken van dagrecreatie. Wat voor gebruik is toegestaan binnen de bestemming ziet immers op de activiteit zelf. De verhuur en het varen met de boten en/of waterfietsen vindt plaats binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang. Daarover zijn partijen het eens. Zolang de verhuur niet in de nacht plaatsvindt is er sprake van dagrecreatie en is de verhuur toegestaan op grond van de beheersverordening.
9. Omdat de boot- en waterfietsverhuur is toegestaan op grond van de beheersverordening, is er geen sprake van een overtreding. Het college is daarom niet bevoegd om handhavend op te treden. Het college heeft het handhavingsverzoek wat dit onderdeel betreft terecht afgewezen en het bezwaar van eisers terecht ongegrond verklaard. De beroepsgronden van eisers slagen daarom niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. van der Genugten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 28 augustus 2025
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 augustus 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op het perceel geldt de bestemming Recreatieve doeleinden extensief (Re). De regels voor de gronden die als zodanig zijn aangewezen zijn beschreven in artikel 10 van de beheersverordening. Op grond van artikel 10.1 van de beheersverordening zijn de aangewezen gronden bestemd voor de volgende doeleinden:
Dagrecreatieve voorzieningen;
Aan de doeleinden zoals bedoeld onder a ondergeschikte detailhandel, horeca en dienstverlening;
Voorzieningen voor verkeer en verblijf;
Parkeervoorzieningen;
Speelvoorzieningen;
Groenvoorzieningen;
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder mede begrepen kades en andere waterkerende voorzieningen.
Op grond van artikel 1 van de beheersverordening wordt het begrip ‘dagrecreatie’ gedefinieerd als recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming stroomvoerend rivierbed. Op grond van artikel 21.1 van de beheersverordening zijn de daarvoor aangegeven gronden bestemd voor de doeleinden van de bestemming waarmee de dubbelbestemming samenvalt.