ECLI:NL:RBLIM:2025:8467

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11367432 \ CV EXPL 24-5328
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en schadevergoeding wegens non-conformiteit van een paard

In deze zaak vordert eiser, een Duitse koper, dat de kantonrechter de koopovereenkomst van een paard gedeeltelijk ontbindt en schadevergoeding toekent wegens non-conformiteit. Eiser heeft op 15 oktober 2023 een merrie gekocht van gedaagde voor € 8.000,00. Na de aankoop blijkt het paard medische complicaties te vertonen, waardoor eiser stelt dat het paard niet geschikt is als springpaard. Eiser heeft de koopovereenkomst op 1 oktober 2024 gedeeltelijk ontbonden en vordert nu een schadevergoeding van € 5.500,00, alsook vergoeding van andere kosten. Gedaagde betwist dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde en stelt dat het paard geschikt was voor recreatief gebruik. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het paard ten tijde van de levering niet aan de overeenkomst voldeed. De vordering tot ontbinding en schadevergoeding wordt afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 947,00 worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11367432 \ CV EXPL 24-5328
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. Y.K. Kunze,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.J.M. Bongers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 16 juni 2025 met productie(s) van [eiser]
- het bericht van 16 juni 2025 met productie(s) van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 26 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 oktober 2023 is een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen partijen, waarbij [gedaagde] een merrie genaamd [naam paard] met stamboomnummer [nummer] (hierna: het paard) aan [eiser] heeft verkocht voor een prijs van € 8.000,00. Het paard was ten tijde van de verkoop veertien jaar oud.
2.2.
Voorafgaand aan de koop heeft [eiser] op 29 september 2023 het paard samen met zijn dochter (hierna: de dochter) bekeken en bereden.
2.3.
Op 2 oktober 2023 heeft [eiser] een veterinaire keuring laten uitvoeren door dierenarts [naam dierenarts] . Hierbij is ingevuld dat het gebruiksdoel van het paard (volgens verklaring opdrachtgever) “sport + recreatie” is. In de conclusie van de keuring verwijst [naam dierenarts] naar de bemerkingen die door hem zijn vastgesteld:
  • Het paard was moeilijk aan de mond bij het onderzoek. Dit werd door [naam dierenarts] als afwijkend gekwalificeerd.
  • Aan het linker en rechter achterbeen waren gallen zichtbaar en een opgelopen been.
  • Op de linker kleine volte in draf op harde bodem liep het paard gevoelig. Dit werd door [naam dierenarts] als afwijkend gekwalificeerd.
  • Op de linker kleine volte in draf op de zachte bodem liep het paard gevoelig.
  • Het paard doet beperkt luchtzuigen na/bij het voeren.
2.4.
Op 3 oktober 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] per Whatsapp laten weten dat hij het paard wil kopen.
2.5.
In de koopovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:
§ 3 Beschaffenheitsvereinbarung
1.
Gesundheitliche Beschaffenheit
[…]
Vereinbart wird der Gesundheitszustand, der sich aus der tierärztlichen Kaufuntersuchung durch den Tierarzt Dr. [naam dierenarts] , Datum 02.10.23 ergab. Der Inhalt des tierärztlichen Bericht ist Gegenstand dieses Kaufvertrages. Der dort festgestellte Gesundheitszustand des Pferdes bestimmt die gesundheitliche Beschaffenheit.
[…]
2.
sportliche Beschaffenheit
a. Das Pferd ist Angeritten
b. Das Pferd wurde im Turniersport eingesetzt
[…]
§ 4 Sonstige Vereinbarungen
[…]
[naam paard] ist Luftsauger, siehe auch tierärtzliche Untersuchung. [naam paard] hat einen Griffelbeinbruch erlitten, alle Röntchenbilder die der Verkäufer besitzt werden den Käufer zur Verfügung gestellt. […]
§ 5 Gewährleistungsausschluss
Das Pferd wurde durch den Käufer besichtigt und probegeritten. Der Verkäufer übernimmt keine Gewährleistung und Haftung. Dieser Ausschluss gilt nicht für Schadensersatzansprüche aus Mängelhaftung, die auf einer grob fahrlässigen oder vorsätzlichen Verletzung der Pflichten des Verkäufers beruhen.
§ 6 Garantie
Der Verkäufer übernimmt keine Garantie oder sonstige Gewähr für eine bestimmt Eigenschafte oder Verwendungsmöglichkeit des Pferdes. Er übernimmt auch keine Garantie dafür, dass das Pferd eine bestimmte Beschaffenheit für eine bestimmte Dauer aufweist oder beibehält.“
2.6.
Het paard is in opdracht van [eiser] op 13 september 2024 onderzocht door de Universitaire Dierenkliniek in Luik (hierna: de Dierenkliniek) omdat er sprake was van een zwelling en kreupelheid aan het rechter achterbeen. Op 19 september 2024 heeft de Dierenkliniek een medisch rapport (hierna: het medisch rapport) opgesteld. De diagnose in het medisch rapport luidt:

Deutliche Desmopathie des medialen Schenkels des Fesselträgers, insbesondere an der Oberfläche Griffelbeinresektion, keine Knochenwucherungen am restlichen Griffelbein.”
Ten aanzien van de prognose staat in het medisch rapport onder meer:

Die prognose für eine Nutzung als Reifpferd ist als vorsichtig zu betrachten (deutliche Lahmheid, chronische Veränderung)
2.7.
Op 1 oktober 2024 heeft de advocaat van [eiser] de koopovereenkomst gedeeltelijk ontbonden per brief wegens een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen van [gedaagde] c.q. gedeeltelijk vernietigd wegens dwaling.
2.8.
Op 8 oktober 2024 heeft [gedaagde] per e-mail bevestigd dat hij de brief heeft ontvangen, dat de zaak bij zijn rechtsbijstand ligt en dat hij op een later moment inhoudelijk zal reageren.
2.9.
Op 11 oktober 2024 heeft [eiser] [gedaagde] gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. verklaart voor recht dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt en non-conform moet worden geoordeeld, alsmede verklaart voor recht dat [gedaagde] tekort is gekomen in de nakoming van zijn verbintenissen;
II. verklaart voor recht dat [eiser] de overeenkomst bij brief van 1 oktober 2024 gedeeltelijk heeft ontbonden, althans de overeenkomst alsnog gedeeltelijk ontbindt;
III. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] een bedrag van € 5.500,00 te betalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
IV. verklaart voor recht dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt en non-conform moet worden geoordeeld, alsmede verklaart voor recht dat [gedaagde] tekort is gekomen in de nakoming van zijn verbintenissen;
V. verklaart voor recht dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling;
VI. de tussen partijen gesloten overeenkomst gedeeltelijk vernietigt wegens dwaling, dan wel de koopovereenkomst krachtens artikel 6:230 lid 2 BW wijzigt in die zin dat de koopprijs met een bedrag van € 5.500,00 wordt verminderd;
VII. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] het bedrag van € 5.500,00 te betalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair
VIII. verklaart voor recht dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt en non-conform moet worden geoordeeld, alsmede verklaart voor recht dat [gedaagde] tekort is gekomen in de nakoming van zijn verbintenissen;
IX. verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
X. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] het bedrag van € 5.500,00 te betalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
In alle gevallen
XI. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 5.276,57 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
XII. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 878,75 althans op een in goede justitie te bepalen bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
XIII. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief het salaris en de verschotten van de gemachtigde van [eiser] , zulks te vermeerderen met de nakosten van € 135,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis. Mocht betaling hiervan niet uiterlijk binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis plaatsvinden, dienen voornoemde (na)kosten te worden vermeerderd met de wettelijke rente sinds deze termijn tot en met de dag der algehele voldoening;
Althans een zodanige beslissing als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering primair ten grondslag dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat het niet geschikt is als springpaard als gevolg van medische complicaties aan het rechter achterbeen. [gedaagde] is jegens [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit de koopovereenkomst. Omdat nakoming blijvend onmogelijk is, heeft [eiser] het recht om de koopovereenkomst gedeeltelijk te ontbinden. Subsidiair is de koopovereenkomst tot stand gekomen onder invloed van dwaling en zou deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn gesloten. Meer subsidiair heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door aan hem het paard te verkopen, terwijl hij wist dat het paard niet geschikt was om als springpaard te gebruiken. Naast vermindering van een deel van de koopprijs vordert [eiser] ook vergoeding van de kosten van de dierenarts en het onderzoek door de Dierenkliniek, van door hem gederfd inkomen in verband met de aanwezigheid bij dit onderzoek en van de door hem voor het paard aangeschafte zadels.
3.3.
[gedaagde] betwist dat het paard ten tijde van de levering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Het paard is volgens hem niet aangekocht als springpaard, maar als recreatief paard. Het paard was ten tijde van de levering en ook nog geruime tijd daarna geschikt om recreatief mee te rijden en om deel te nemen aan springwedstrijden. Pas op 5 oktober 2024, bijna een jaar na de aflevering, heeft [eiser] bij hem gemeld dat het paard kreupel zou zijn als gevolg van een beweerdelijk verstoord genezingsproces na een griffelbeenoperatie in 2019. [eiser] was echter op de hoogte van die operatie en ook van de bemerkingen uit de veterinaire keuring vóór de aankoop. [gedaagde] heeft desondanks geen nader onderzoek laten doen en het paard aanvaard in de gezondheidstoestand ten tijde van de veterinaire keuring. Indien toch sprake is van non-conformiteit, dan stelt [gedaagde] dat [eiser] zijn klachtplicht heeft geschonden. Daardoor is er geen grond voor gedeeltelijke ontbinding. Voor vernietiging of wijziging van de overeenkomst is geen grond, nu geen sprake is van dwaling. Het paard voldeed ten tijde van de levering aan de koopovereenkomst en er is geen sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Van een onrechtmatige daad is ook geen sprake. [gedaagde] heeft de op hem rustende mededelingsplicht niet geschonden. Ten slotte kan ook geen sprake zijn van een schadevergoeding. [gedaagde] heeft zijn aansprakelijkheid uitgesloten in de koopovereenkomst, er is geen sprake van non-conformiteit of onrechtmatig handelen en bovendien is geen sprake van verzuim, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en het toepasselijk recht
4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat [eiser] in Duitsland woont. Dit betekent dat de kantonrechter ambtshalve de vraag moet beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Omdat [gedaagde] in Nederland woont, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-verordening bevoegd.
4.2.
Verder is van belang welk recht op deze zaak van toepassing is. De kantonrechter beoordeelt dit aan de hand van de Rome I-Verordening. Het uitgangspunt van de Rome I-Verordening is dat partijen onderling overeenkomen welk recht van toepassing is op hun geschillen (artikel 3 Rome I-Verordening). Partijen hebben in artikel 4 van de koopovereenkomst uitdrukkelijk gekozen voor Nederlands recht. De kantonrechter zal deze zaak daarom beoordelen naar Nederlands recht.
Non-conformiteit
4.3.
[eiser] stelt primair dat de koopovereenkomst partieel ontbonden moet worden vanwege non-conformiteit. Daarvoor moet allereerst worden beoordeeld of het paard beantwoordt aan de overeenkomst.
4.4.
Artikel 7:17 BW bepaalt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen zal bezitten die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
4.5.
Ten aanzien van de vraag wat partijen van elkaar mochten verwachten, oordeelt de kantonrechter als volgt. [eiser] heeft gesteld dat hij op zoek was naar een springpaard voor zijn dochter en dat hij dit ook aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst. Dit wordt door [gedaagde] betwist. Volgens [gedaagde] was [eiser] voor zijn dochter op zoek naar een paard om recreatief mee te rijden en af en toe een sprongetje te maken. Ter zitting heeft [gedaagde] echter aangegeven dat partijen bij het proefrijden op 29 september 2023 wel hebben besproken dat de dochter met het paard wilde springen. [gedaagde] heeft vervolgens voor zichzelf ingevuld dat de dochter – vanwege haar leeftijd en ervaring – niet het niveau had om wedstrijden met het paard te gaan springen en dat het paard daarom recreatief gebruikt zou worden. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om beter navraag te doen bij [eiser] en dit niet zomaar aan te nemen. Nu bovendien in de aankoopkeuring is ingevuld dat het gebruiksdoel van het paard zowel sport als recreatie is, oordeelt de kantonrechter dat het paard in ieder geval óók als springpaard is gekocht. Daarbij geldt wel dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst aan [eiser] heeft medegedeeld dat het paard een griffelbeenbreuk heeft gehad in het verleden en daaraan was geopereerd. Uit de veterinaire keuring blijkt bovendien dat het paard een aantal bemerkingen heeft. [eiser] wilde het paard ondanks deze bemerkingen – kennelijk zonder aanvullende vragen te stellen of aanvullend onderzoek te doen – graag kopen. Dit betekent dat [eiser] mocht verwachten dat het paard de eigenschappen van een springpaard bezat, maar met de kanttekening dat het paard bemerkingen had bij de aankoop en in het verleden was geopereerd aan een griffelbeenbreuk.
4.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het paard ten tijde van de levering zodanige gebreken vertoonde dat het niet als springpaard te gebruiken was. De stelplicht en bewijslast van die stelling rust op [eiser] . [eiser] heeft aangevoerd dat de medische complicaties die bij het onderzoek door de Dierenkliniek in september 2024 zijn vastgesteld hun oorzaak vinden in een gebrek dat al bij de aflevering van het paard aanwezig was, te weten een problematische genezing aan het griffelbeen van het paard. Volgens [eiser] volgt dit uit het medisch rapport en volgens getuigen, waarvan hij heeft vernomen dat het paard toen het nog in bezit was van [gedaagde] , kreupel was en er complicaties bestonden met betrekking tot de genezing van de operatie aan het griffelbeen. Ook heeft [eiser] zich beroepen op het bepaalde in artikel 7:18a BW, nu het gebrek aan het paard zich binnen één jaar na aflevering heeft geopenbaard.
4.7.
Het is juist dat bij een consumentenkoop – waar [eiser] een beroep op doet – op grond van artikel 7:18a lid 2 BW wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien de afwijking van hetgeen is overeengekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart, tenzij de verkoper anders aantoont of de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Nu door [eiser] onvoldoende is gesteld dat [gedaagde] zich zou bezighouden met het beroeps- of bedrijfsmatig verkopen van paarden, en [gedaagde] dit bovendien heeft betwist, slaagt dit beroep niet. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van consumentenkoop. Voor beantwoording van de vraag of het paard aan de overeenkomst beantwoordt, dient [eiser] dus te stellen en zo nodig te bewijzen dat het paard op het moment van de levering een gebrek had waardoor het niet als springpaard te gebruiken was.
4.8.
[gedaagde] heeft dit namelijk – uitgebreid gemotiveerd – betwist. [gedaagde] heeft (door [eiser] onbetwist) aangevoerd dat het paard voorafgaand aan de levering als springpaard functioneerde. In de periode van 16 juli tot en met 10 september 2023 heeft het paard prijzen behaald op verschillende springwedstrijden. Ook na de levering functioneerde het paard als springpaard. Uit de Whatsapp-berichten die partijen na het sluiten van de koopovereenkomst naar elkaar hebben gestuurd blijkt dat [eiser] , zijn vrouw en de dochter tevreden waren met het paard. [eiser] en zijn vrouw hebben foto’s en filmpjes naar [gedaagde] gestuurd waarop te zien is dat de dochter en [naam trainster] (de trainster van het paard) naar tevredenheid op het paard rijden. Op 20 januari 2024 behaalde de dochter zelfs een eerste prijs met het paard op een wedstrijd. Hoewel dit – zoals door [eiser] is aangevoerd en niet door [gedaagde] is betwist – geen wedstrijd op hoog niveau was, lijkt het er niet op dat het paard op dat moment een gebrek had. Bovendien heeft [eiser] op 22 maart 2024 een dressuurzadel voor het paard gekocht en op 25 juni 2024 een springzadel voor samen een prijs van € 4.000,00.
4.9.
De kantonrechter is – met [gedaagde] – van oordeel dat het voorgaande niet valt te rijmen met de stelling dat het paard op het moment van levering moment niet geschikt zou zijn om als springpaard te gebruiken. De kantonrechter oordeelt met inachtneming van bovenstaande dat het paard op het moment van de levering en in ieder geval tot ruim 8 maanden na de levering als springpaard heeft gefunctioneerd.
4.10.
Dat het paard desondanks ten tijde van de levering reeds een gebrek had, waardoor het paard bijna een jaar later niet meer als springpaard te gebruiken was, is door [eiser] zelf alleen onderbouwd met verwijzing naar het medisch rapport waaruit volgens hem blijkt dat de oorzaak van de in september 2024 vastgestelde kreupelheid terug is te voeren op een problematische genezing van de operatie aan het griffelbeen van het paard en met de door hem overgelegde schriftelijke verklaringen van enkele (oog)getuigen onder verwijzing naar productie 7, waarvan [eiser] zou hebben vernomen dat het paard – toen het nog in het bezit was van [gedaagde] – kreupel was en er complicaties bestonden met betrekking tot de genezing van de operatie aan het griffelbeen.
4.11.
[gedaagde] heeft betwist dat in het medisch rapport staat dat de in september 2024 vastgestelde kreupelheid terug is te voeren op een problematische genezing van de operatie aan het griffelbeen van het paard. Ook de kantonrechter leest dat niet in het medisch rapport. De diagnose in het medisch rapport bestaat – zoals ook door [gedaagde] ter zitting is aangevoerd – uit 2 losse zinnen waarin geen causaal verband kan worden gelezen. Het had op de weg van [eiser] gelegen om dit standpunt beter te onderbouwen en meer specifiek aan te duiden waar dit in het medisch rapport te lezen zou zijn. Nu hij dit niet heeft gedaan, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.
4.12.
Over de schriftelijke verklaringen van enkele (oog)getuigen merkt de kantonrechter op dat productie 7 niet door [eiser] is overgelegd. De kantonrechter begrijpt dat productie 12-14 in plaats van productie 7 zijn overgelegd. De kantonrechter heeft geconstateerd dat alleen de verklaring van [naam] (hierna: [naam] ) iets verklaart over de toestand van het paard voorafgaand aan de levering. Voor wat betreft deze verklaring van [naam] , die bestaat uit een e-mail, overweegt de kantonrechter als volgt. In deze e-mail staat – voor zover relevant – alleen dat [naam] in de periode januari 2027 tot 31 juli 2019 op dezelfde manege kwam als [gedaagde] en dat zij aldaar talloze keren heeft geconstateerd dat het paard gezondheidsproblemen had, en dat zij [gedaagde] vaak bezig zag met de achterbenen van het paard, met het aanbrengen van verkoelende crémes, zalven, verbanden enzovoort.
4.13.
Door [gedaagde] is ten eerste de echtheid en juistheid van deze – niet ondertekende – verklaring betwist en opgemerkt dat de verklaring weinig specifiek is, nu die niets vermeld over wanneer en waar het paard kreupel zou zijn geweest. Bovendien heeft [naam] het paard na 31 juli 2019 niet meer gezien. Dit was zes weken na de griffelbeenoperatie en het paard zat toen nog in het genezingsproces. Over deze griffelbeenoperatie is [eiser] bij de verkoop van het paard geïnformeerd. Het paard heeft na deze operatie weer goed gefunctioneerd, ook als springpaard. Deze verklaring zegt dus niets over de toestand van het paard ten tijde van de levering in oktober 2023.
4.14.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting, kan deze verklaring niet als bewijs dienen voor de stelling dat het paard ten tijde van de levering niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.15.
De kantonrechter komt gezien het bovenstaande tot de conclusie dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat het paard ten tijde van de levering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Daarmee is de non-conformiteit niet vast komen te staan.
4.16.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat zelfs als wel vast was komen te staan dat het paard ten tijde van de levering niet als springpaard functioneerde, [eiser] het paard volgens artikel 3 van de koopovereenkomst heeft gekocht in de gezondheidstoestand zoals die is vastgesteld tijdens de veterinaire keuring door [naam dierenarts] op 2 oktober 2023. [eiser] is voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst door [gedaagde] op de hoogte gesteld van de griffelbeenbreuk van het paard. [eiser] heeft de bemerkingen aan het paard bij het sluiten van de koopovereenkomst aanvaard, zodat hij geen beroep meer kan doen op non-conformiteit, die (eventueel) het gevolg zou zijn van de griffelbeenbreuk.
4.17.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal de primaire vordering van [eiser] tot partiële ontbinding van de koopovereenkomst worden afgewezen.
Dwaling
4.18.
[eiser] stelt subsidiair dat de koopovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling.
4.19.
In artikel 6:228 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is. Volgens dat artikel zijn er drie gevallen waarin dwaling zich voor kan doen, namelijk (a) door een inlichting door de wederpartij, (b) door schending van de mededelingsplicht of (c) de wederpartij is zelf ook onwetend.
4.20.
[eiser] heeft een beroep gedaan op alle drie de gevallen uit artikel 6:228 BW. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het paard op het moment van de levering een gebrek vertoonde, namelijk dat het paard kreupel was en dat de genezing van de griffelbeenfractuur complicaties vertoonde, en dat het paard vanwege die medische complicaties niet geschikt was als springpaard. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.15 al overwogen dat niet is gebleken dat het paard ten tijde van de levering niet geschikt was als springpaard. Dit betekent dat het beroep van [eiser] op dwaling niet slaagt.
4.21.
Nu er geen sprake is van dwaling, zal ook de subsidiaire vordering van [eiser] tot vernietiging van de koopovereenkomst worden afgewezen.
Onrechtmatige daad
4.22.
Meer subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door aan hem een paard te verkopen, terwijl hij wist dat het paard niet geschikt was om als springpaard te gebruiken en dit niet heeft medegedeeld, en dat hij daarom de geleden schade van [eiser] moet vergoeden.
4.23.
Volgens artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
4.24.
Ook deze vordering veronderstelt dat het paard ten tijde van de levering niet geschikt was als springpaard vanwege medische complicaties. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.15 al overwogen dat niet is gebleken dat het paard ten tijde van de levering niet geschikt was als springpaard. [gedaagde] heeft dan ook geen mededelingsplicht geschonden. Dit betekent dat geen sprake is van onrechtmatige daad.
4.25.
Het voorgaande betekent dat ook de meer subsidiaire vordering van [eiser] tot vergoeding van de schade wegens onrechtmatige daad zal worden afgewezen.
Schadevergoeding
4.26.
[eiser] heeft schadevergoeding gevorderd voor de kosten die hij heeft gemaakt in het kader van de medische verzorging van het paard, de aankoop van enkele zadels en gederfd inkomen in verband met de aanwezigheid bij het onderzoek door de Dierenkliniek. Uit het voorgaande blijkt dat geen sprake is van non-conformiteit of onrechtmatige daad, waardoor [eiser] geen aanspraak kan maken op een schadevergoeding. De kantonrechter zal ook deze vordering afwijzen.
Proceskosten
4.27.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
4.28.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Steijvers en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.