ECLI:NL:RBLIM:2025:8474

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11522084 \ CV EXPL 25-690
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten door netbeheerder Enexis tegen gedaagde na beëindiging energieleveringscontract

In deze zaak vordert Enexis Netbeheer B.V. betaling van energiekosten van gedaagde, die een pand huurde en een energieleveringscontract had met Engie. Gedaagde heeft het contract met Engie opgezegd, maar Enexis constateert dat er nog energie wordt afgenomen zonder een geldig contract. Enexis heeft gedaagde een bedrag van € 1.020,82 in rekening gebracht voor niet eerder gefactureerd verbruik. Gedaagde heeft niet gereageerd op aanmaningen en is in gebreke gebleven met betaling. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de kosten, omdat hij in de periode van 10 oktober 2023 tot 25 maart 2024 als afnemer van energie kan worden aangemerkt. Gedaagde betwist dit, maar de rechter oordeelt dat hij niet als consument kan worden aangemerkt en dat hij de kosten moet betalen. De vordering van Enexis wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11522084 \ CV EXPL 25-690
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Enexis,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.M.J. Cordewener.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 23 januari 2025 met producties A en 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de conclusie van repliek met producties 5 en 6;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Enexis is aangewezen als regionale netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.
2.2.
[gedaagde] huurde het pand aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) en heeft daar een energieleveringscontract gehad met energieleverancier Engie (hierna: Engie). [gedaagde] heeft op 6 oktober 2023 Engie bericht het energieleveringscontract te willen beëindigen.
2.3.
Enexis heeft geconstateerd dat op het adres van het gehuurde wel nog energie wordt afgenomen, maar zonder dat er een contract met een energieleverancier bestaat.
2.4.
Bij brief van 16 juli 2024 heeft Enexis bij [gedaagde] € 1.020,82 in rekening gebracht in verband met niet eerder in rekening gebracht verbruik op het leveringsadres over de periode 10 oktober 2023 tot 25 maart 2024.
2.5.
Bij brieven van 3 en 27 augustus 2024 heeft Enexis [gedaagde] een betalingsherinnering respectievelijk aanmaning gestuurd. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
2.6.
Bij brief van 12 september 2024 heeft Enexis [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 1.175,51 vóór 20 september 2024. Partijen hebben daarna contact gehad, maar [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Enexis vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad vonnis [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijke kwijting aan Enexis te betalen € 1.200,37, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.020,82 en proceskosten. Het bedrag van € 1.200,37 bestaat uit € 1.020,82 aan hoofdsom, € 26,43 aan wettelijke rente en € 153,12 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Enexis legt aan haar vordering de stelling ten grondslag dat [gedaagde] via het netwerk van Enexis energie heeft afgenomen ten behoeve van het adres [adres] te Maastricht gedurende een periode waarin [gedaagde] geen contract had met een energieleverancier. [gedaagde] heeft niet betaald voor de afgenomen energie en de transport- en aansluitkosten en [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van de meetinstallatie die aan Enexis in eigendom toebehoort. Hiermee handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens Enexis en Enexis lijdt daardoor schade.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Enexis, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Enexis, kosten rechtens.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Enexis gevorderde hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en de buitengerechtelijke incassokosten moeten worden toegewezen en dat [gedaagde] moet worden veroordeeld in de proceskosten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Hoofdsom
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 7:7 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op hem geen betalingsverplichting rust omdat sprake is van ongevraagde levering van energie aan hem als consument. De kantonrechter gaat aan dat verweer voorbij omdat [gedaagde] niet handelde voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarom niet aangemerkt kan worden als consument. [gedaagde] stelt namelijk dat hij voornemens was om in het gehuurde een café te exploiteren. Ook heeft hij met die intentie het gehuurde, een bedrijfsruimte uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als (eet)café zo blijkt uit artikel 1.3 van de huurovereenkomst, gehuurd. Daarbij komt dat de overeenkomst die [gedaagde] met Engie heeft gesloten een zakelijk karakter heeft. Dit blijkt uit de e-mail van [gedaagde] waarin hij het contract opzegt omdat hij daarin verwijst naar “ [naam] [adres] [plaats] ” en de e-mail is verstuurd naar en verwerkt door de zakelijke serviceafdeling van Engie. Dat de huur- en energieleveringsovereenkomst volgens [gedaagde] niet op naam van een onderneming is aangegaan en dat Enexis [gedaagde] als natuurlijk persoon heeft gedagvaard in deze procedure, kunnen daaraan niet afdoen omdat beiden niets zeggen over in welke hoedanigheid [gedaagde] heeft gehandeld. Gelet op het voorgaande hoeven de stellingen van partijen over of sprake is van ongevraagde levering niet te worden beoordeeld.
4.3.
Tevens stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij vanaf 6 oktober 2023 – na beëindiging van het contract met Engie – niet meer in het gehuurde is geweest en dat hij vanaf 26 januari 2024 geen toegang meer had tot het pand omdat hij op die datum de sleutels van het gehuurde aan de verhuurder heeft overhandigd. De kantonrechter begrijpt deze stellingen zo dat [gedaagde] betwist afnemer te zijn geweest in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en dat hij daarom niet hoeft te betalen. Ook dit verweer slaagt niet.
4.4.
Een afnemer in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is – samengevat – een ieder die beschikt over een aansluiting op het elektriciteits- respectievelijk gasnet. Omdat de aansluitingen voor elektra en gas zich in het algemeen in een pand bevinden, is het in beginsel de eigenaar van dat pand die over de aansluiting op het net beschikt. In het geval de eigenaar de woning verhuurt aan een derde, kan hij daarmee ook de beschikking van de aansluiting in die woning aan die derde ter beschikking stellen. Uit het feit dat [gedaagde] de door hem gesloten overeenkomst met Engie heeft beëindigd blijkt dat verhuurder de aansluiting in het gehuurde aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld.
4.5.
Verder is van belang tot wanneer het gehuurde, inclusief de aansluiting, aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld door verhuurder, zodat [gedaagde] daarvan krachtens de huurovereenkomst het gebruik kon hebben. Volgens Enexis was [gedaagde] in de periode 10 oktober 2023 tot 25 maart 2024 huurder van het leveringsadres. Enexis onderbouwt dit op haar beurt met de tussen [gedaagde] en verhuurder gesloten huurovereenkomst. Meer kan van Enexis niet worden gevergd nu de voor de vermeend tussentijds beëindigde huur benodigde gegevens zich bevinden in het domein van [gedaagde] als voormalig huurder en Enexis daar geen toegang toe heeft. Bij die stand van zaken lag het op de weg van [gedaagde] om daartoe gegevens aan te leveren, zoals bewijs van de beëindiging met wederzijds goedvinden, hetgeen hij niet heeft gedaan. Uit het WhatsApp-gesprek tussen [gedaagde] en de verhuurder kan de kantonrechter namelijk niet afleiden dat [gedaagde] de sleutels van het gehuurde bij verhuurder heeft ingeleverd op 26 januari 2024. Op 26 januari 2024 om 21:01 uur vraagt [gedaagde] namelijk aan verhuurder of zijn zoon de sleutel kan halen bij de buurvrouw op nummer [nummer] en zegt hij “anders wordt.het dinsdag pas” en de eerstvolgende reactie van verhuurder – op 29 januari 2024 – is “null”. Dat is onvoldoende. Niet relevant is of [gedaagde] vanaf 6 oktober 2023 niet meer in het gehuurde zou zijn geweest omdat dit niet betekent dat hij het gehuurde niet meer in gebruik heeft gehad. Gelet hierop is vast komen te staan dat [gedaagde] in de periode 10 oktober 2023 tot 25 maart 2024 de beschikking had over het gehuurde, inclusief de aansluiting, en dat hij in die periode is te beschouwen als afnemer in de zin de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet. Op die grond is hij verplicht om de door Enexis in rekening gebrachte kosten te betalen.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die Enexis heeft geleden in de periode 10 oktober 2023 tot 25 maart 2024. [gedaagde] betwist namelijk niet dat hij de door Enexis in rekening gebrachte kosten niet heeft betaald waardoor dit is komen vast te staan en ook over de andere vereisten voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW verschillen partijen niet van mening. Hieruit volgt dat [gedaagde] schadevergoeding moet betalen. De omvang van de schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW. Omdat [gedaagde] de omvang van de schade niet heeft betwist, zal het door Enexis gevorderde bedrag van € 1.020,82 worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.7.
Enexis vordert € 26,43 aan wettelijke rente tot de dag van dagvaarding en de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De kantonrechter begrijpt dat zij hiermee de wettelijke rente van artikel 6:119 BW bedoelt te vorderen aangezien de door Enexis gevorderde schadevergoeding geen geldsom is die verband houdt met een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW.
4.8.
[gedaagde] betwist de gevorderde wettelijke rente omdat hij de verschuldigde hoofdsom ook betwist. Omdat de door Enexis gevorderde hoofdsom wordt toegewezen (zie 4.6), slaagt dit verweer niet. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding omdat Enexis alleen heeft gesteld dat [gedaagde] in verzuim is, maar niet per wanneer.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
Enexis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Uit de door Enexis gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden (productie A bij dagvaarding) en de door haar aan [gedaagde] verstuurde e-mail van 21 oktober 2024, waarvan [gedaagde] de ontvangst niet betwist, blijkt dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Bovendien geldt bij niet-consumenten zoals [gedaagde] (zie ro. 4.2) niet de voorwaarde dat eerst een kosteloze aanmaning moet zijn verstuurd. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk. Daarom zal een bedrag van € 153,12 worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De gevorderde informatiekosten, onderdeel van de kosten van de dagvaarding, worden overeenkomstig de aanbevelingen van het LOVCK toegewezen tot een bedrag van € 1,38 (€ 0,81 BRP en € 0,57 DBR) in plaats van het gevorderde bedrag van € 3,76. De proceskosten van Enexis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
798,28

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Enexis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.173,94, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.020,82, met ingang van 23 januari 2025, tot de dag van volledige betaling.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 798,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
CL