ECLI:NL:RBLIM:2025:8521

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/03/328702 / HA ZA 24-135
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en erfafscheiding tussen buren met betrekking tot gezamenlijke toegangspoort en verticale pad

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 18 juni 2025, staat de vraag centraal of erfdienstbaarheden zijn ontstaan door verjaring en of een erfafscheiding geplaatst mag worden tussen twee percelen. De eiseres in conventie, eigenaar van perceel [adres 1], vordert onder andere dat de rechtbank verklaart dat het voetpad, zoals vermeld in een notariële akte van 22 juli 1998, de brandgang betreft. Tevens vraagt zij om toestemming voor het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens, omdat zonder deze afscheiding er geen privacy is. De gedaagde in conventie, eigenaar van perceel [adres 2], stelt dat hij recht heeft op gebruik van het verticale pad tussen de percelen op basis van erfdienstbaarheid door verjaring. De rechtbank oordeelt dat er geen erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan, omdat de gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van ondubbelzinnig bezit. De rechtbank heeft besloten dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de exacte ligging van de erfgrens vast te stellen, voordat verdere beslissingen worden genomen. De zaak is aangehouden voor akten van partijen over het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/328702 / HA ZA 24-135
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
advocaat: mr. M.M.B. Lukassen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
advocaat: mr. W.J.F. Geertsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van 6 januari 2025 met aanvullende producties 6 en 7 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
- het bericht van 10 januari 2025 met aanvullende productie 15 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
- de akte wijziging van eis van 16 januari 2025 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is sinds 13 oktober 2022 eigenaar van het perceel aan de [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer 1] (hierna: [adres 1] ).
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 1 mei 2006 eigenaar van het perceel aan de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer 2] (hierna: [adres 2] ).
2.3.
Bij notariële akte van 22 juli 1998 zijn een drietal erfdienstbaarheden (A, B en C) gevestigd ten behoeve en ten laste van de eigenaren van [adres 3] tot en met [adres 4] (oneven nummers) over en weer als heersende en dienende erven.
2.4.
Achter de tuinen van [adres 3] tot en met [adres 4] loopt een brandgang naar de openbare weg. [adres 1] en [adres 2] delen een toegangspoort (hierna: de gezamenlijke toegangspoort) die naar de brandgang leidt. De gezamenlijke poort staat op beide percelen. Tussen de tuinen van [adres 1] en [adres 2] loopt, zoals in het proces-verbaal van de plaatsopneming en mondelinge behandeling aangeduid, in verticale richting een pad (hierna: het verticale pad) richting de gezamenlijke toegangspoort naar de brandgang. De erfgrens tussen beide percelen loopt rechtdoor over het verticale pad.
2.5.
Toen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar perceel kocht was er een erfafscheiding aanwezig tussen beide percelen. Kort nadat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in haar woning is ingetrokken, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de erfafscheiding verwijderd. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft inmiddels aan haar zijde van het verticale pad een tijdelijke erfafscheiding geplaatst en een eigen toegangspoort gemaakt die vanuit haar tuin naar de brandgang leidt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat het voetpad zoals vermeld onder de omschrijving van erfdienstbaarheid ‘B’ in de notariële akte van 22 juli 1998 de brandgang betreft zoals rood gearceerd op pagina 3 van de conclusie van antwoord;
II. voorwaardelijk, namelijk op de voorwaarde dat vordering I van de eis in reconventie wordt toegewezen, op te heffen de erfdienstbaarheid zoals omschreven in vordering I van de eis in reconventie.
III. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt om zijn medewerking te verlenen tot het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens voor zover deze erfafscheiding de erfdienstbaarheden zoals gevestigd in de notariële akte van 22 juli 1998 en het gebruik van de poort door partijen, niet belemmert en waarvan de kosten bij helfte tussen partijen worden verdeeld;
IV. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verbiedt om zonder toestemming van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betreden voor zover het het perceel betreft buiten de erfdienstbaarheden onder I, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 15.000,-;
V. bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gehouden is iedere (beveiligings-)camera die het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] filmt c.q. kan filmen te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 15.000,-;
VI. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een vergoeding voor de proceskosten van deze procedure, salaris gemachtigde daaronder begrepen en de nakosten, welke bedragen te vermeerderen zijn met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat buren op grond van artikel 5:49 BW van elkaar kunnen verlangen dat zij meewerken aan het plaatsen van een erfafscheiding. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit weigert, verzoekt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vervangende toestemming van de rechter voor het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens. De huidige situatie is onwenselijk. Beide percelen zijn klein en zonder erfafscheiding is er geen enkele vorm van privacy, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert ook verwijdering van de (beveiligings-)camera’s van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanwege inbreuk op privacy.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verweert zich tegen de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om een erfafscheiding te plaatsen onduidelijk, omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet heeft gesteld waar de erfgrens is en is niet duidelijk welk belang [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij de vordering heeft. Bovendien voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het verweer dat sprake is van een erfdienstbaarheid verkregen door bevrijdende verjaring. De vordering voor het verwijderen van de
(beveiligings-)camera’s is onredelijk en onvoldoende concreet, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat er een erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan op basis waarvan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als eigenaar van het heersende erf gebruik mag blijven maken van het gezamenlijk pad dat gesitueerd is tussen beide percelen vanaf de respectievelijke woningen tot aan de poort aan de achterzijde van de tuinen;
II. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gebiedt, binnen een termijn van 4 weken na het te wijzen vonnis, medewerking te verlenen aan een inschrijving van de erfdienstbaarheid onder I bij het Kadaster, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat daaraan geen medewerking wordt verleend tot een maximum van € 25.000,-;
III. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten veroordeelt, daaronder begrepen het salaris van de advocaat en nakosten, zulks op te maken bij staat en vereffenen volgens de wet.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van een erfdienstbaarheid verkregen door bevrijdende verjaring. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maakt hij al meer dan 20 jaar gebruik van het verticale pad, waardoor sprake is van ondubbelzinnig bezit, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
3.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan, omdat niet is voldaan aan het bezitsvereiste. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert bovendien het verweer dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen redelijk belang heeft bij een recht van overpad over de volledige lengte van het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan de gezamenlijke toegangspoort immers via zijn eigen perceel bereiken, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan op het verticale pad ten behoeve van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Daarnaast staat de vraag centraal of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een erfafscheiding mag plaatsen op de erfgrens tussen [adres 1] en [adres 2] .
Erfdienstbaarheid B
4.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert een verklaring voor recht dat het voetpad zoals vermeld onder de omschrijving van erfdienstbaarheid B in de notariële akte van 22 juli 1998 de brandgang betreft zoals rood gearceerd op pagina 3 van de conclusie van antwoord.
4.3.
Aangezien beide partijen het eens zijn over het feit dat erfdienstbaarheid B de brandgang betreft, zal de rechtbank deze vordering in het eindvonnis toewijzen.
Erfdienstbaarheid verticale pad
4.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat er een erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan die inhoudt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het verticale pad in zijn geheel mag betreden. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt het verticale pad al meer dan 20 jaar gebruikt als gezamenlijk pad, waardoor sprake is van ondubbelzinnig bezit en plaatselijke gewoonte. Het pad is altijd geweest zoals het nu is, namelijk een gezamenlijk pad en één gezamenlijke toegangspoort. Zonder gebruik te kunnen maken van het verticale pad naar de gezamenlijke toegangspoort, zou [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet in de brandgang kunnen geraken en zou hij de openbare weg niet via zijn achtertuin kunnen bereiken.
4.5.
Het primaire verweer van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen redelijk belang heeft bij een erfdienstbaarheid over het verticale pad in de volledige lengte van het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet nodig om de gezamenlijke toegangspoort te kunnen bereiken. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zijn tuin recentelijk opnieuw ingericht waardoor obstakels zijn die de route naar de gezamenlijke toegangspoort verhinderen, maar dat kan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet worden tegengeworpen, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
4.6.
Een erfdienstbaarheid kan ingevolge artikel 5:72 BW slechts door vestiging of door verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring ontstaan. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd en dat er ook geen erfdienstbaarheid door verkrijgende verjaring is ontstaan. In geschil is of een erfdienstbaarheid door bevrijdende verjaring (artikel 3:105 BW) is ontstaan.
4.7.
Artikel 3:105 lid 1 BW bepaalt dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Ingevolge artikel 3:306 BW geldt een verjaringstermijn van twintig jaar.
4.8.
Voor het verkrijgen van een recht van erfdienstbaarheid door middel van verjaring dient gedurende de verjaringstermijn sprake te zijn van ondubbelzinnig bezit, zijnde een houden voor zichzelf met de pretentie eigenaar te zijn, van die erfdienstbaarheid in die zin dat er feitelijke en/of uiterlijke omstandigheden, zoals gedragingen en een bestendige toestand van een erf, aanwezig zijn waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om een bevoegdheid als gerechtigde tot die erfdienstbaarheid uit te oefenen. Anders gezegd: er is sprake van ondubbelzinnig bezit wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de gerechtigde tegen wie de verjaring loopt daaruit niets anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert rechthebbende tot de erfdienstbaarheid te zijn. De stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, bewijslast dat aan de vereisten voor verjaring is voldaan, rusten op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.9.
De rechtbank oordeelt dat geen erfdienstbaarheid door bevrijdende verjaring is ontstaan. Weliswaar heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , onder overlegging van getuigenverklaringen, betoogd dat hij en zijn rechtsvoorgangers al tientallen jaren gebruik maken van het verticale pad, maar hij heeft, in het licht van de betwisting van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , onvoldoende gesteld, waarom sprake zou zijn van ondubbelzinnig bezit. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft immers niet voldoende concreet aangevoerd dat en waaruit de gerechtigde (lees: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en haar rechtsvoorgangers) zou moeten afleiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en zijn rechtsvoorgangers pretendeerden rechthebbende tot de erfdienstbaarheid te zijn. Dat “het altijd zo is geweest, één pad, één poort”, zoals de getuigen verklaren, is daartoe onvoldoende. Terecht heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] immers aangevoerd dat ook van een persoonlijk gebruiksrecht of gedoogsituatie sprake kan zijn geweest. Als onweersproken staat bovendien vast dat in het verleden familieleden van elkaar op [adres 1] en [adres 2] woonden en er destijds geen erfafscheiding stond. Het is goed voorstelbaar dat buren toen weleens door elkaars tuin liepen zonder dat sprake is geweest ondubbelzinnig bezit. De vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die betrekking hebben op de gestelde erfdienstbaarheid, zullen in het eindvonnis worden afgewezen.
Erfafscheiding
4.10.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gevorderd dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen tot het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens, voor zover deze erfafscheiding de erfdienstbaarheden en het gebruik van de gezamenlijke toegangspoort door partijen niet belemmert. Zonder erfafscheiding is er geen enkele vorm van privacy tussen de tuinen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vindt privacy voor zichzelf en haar dochter heel belangrijk.
4.11.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te ruim geformuleerd, is niet duidelijk waar de erfgrens precies ligt en of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt belemmerd in zijn gebruik wanneer uitvoering wordt gegeven aan de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Bovendien heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen belang bij haar vordering voor het plaatsen van een erfafscheiding, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.12.
Tijdens de descente leken partijen het erover eens te zijn waar de erfgrens ligt. Echter, aan het eind van de mondelinge behandeling ontstond (opnieuw) een discussie tussen partijen over de exacte ligging van die erfgrens, zodat zij niet als vaststaand kan worden aangenomen
4.13.
De rechtbank is voornemens om een deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden. De rechtbank acht een deskundigenbericht nodig, nu partijen van mening verschillen over de ligging van de erfgrens. Wanneer niet duidelijk is waar de erfgrens ligt, is ook niet duidelijk of partijen worden belemmerd in hun gebruik bij het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens.
4.14.
Het Kadaster is een organisatie die registreert wie welke rechten heeft op grond en gebouwen. Het Kadaster is een organisatie die neutraal tegenover partijen staat. De rechtbank acht het Kadaster daarom de aangewezen instantie om een deskundigenonderzoek uit te voeren in de vorm van een kadastrale meting om de ligging van de erfgrens te bepalen.
4.15.
De rechtbank is op dit moment van oordeel dat in ieder geval de navolgende vraag dient te worden voorgelegd:
- Kunt u de kadastrale erfgrens vaststellen tussen de percelen [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] ?
4.16.
Voordat over wordt gegaan tot een deskundigenonderzoek, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundige aanvullend voor te leggen vragen.
4.17.
Nadat het deskundigenonderzoek heeft plaatsgevonden krijgen partij de kans om hierop te reageren. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich in ieder geval zal uitlaten over een eventuele belemmering in zijn gebruik bij het plaatsen van een erfafscheiding op de erfgrens.
4.18.
Het aan de deskundige te betalen voorschot met betrekking tot zijn kosten zal, conform de hoofdregel, in eerste instantie door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] moeten worden voorgeschoten. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.19.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 16 juli 2025 voor akten van partijen.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
16 juli 2025voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenonderzoek;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Steijvers en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.