2.6.1.Het hof heeft in dat arrest ten aanzien van de betaling van het bedrag van € 2.000.000,- overwogen in rechtsoverweging 3.5.7 en 3.5.8:
“3.5.7. De rechtbank heeft in overweging 9.1 van het beroepen vonnis overwogen dat Digitek heeft gesteld de door Supplink voorgestelde imputatie te volgen (pag. 7, tweede
alinea, akte 20 december 2017 van Digitek). Dit betekent dat de door Digitek aan Supplink
verkochte zaken voor € 474.125,15 inmiddels zijn betaald (zie “(b)” op pag. 7 van de
genoemde akte van Digitek), zodat voorbij kan worden gegaan aan de gang van zaken
omtrent deze transactie, aldus de rechtbank. Grief 3 van Digitek is tegen dit oordeel gericht.
3.5.8.Deze grief slaagt. Weliswaar lijkt Digitek in de door rechtbank genoemde passages
de toerekening van Supplink te hebben geaccepteerd, maar in de toelichting op deze grief
wijst Digitek er terecht op dat zij in de desbetreffende akte heeft aangegeven dat de wijze
van toerekening van Supplink onjuist is, doch zij daar gemakshalve van uitging (pag. 8 van
genoemde akte, tweede alinea), met andere woorden dat zij daarmee niet ingestemd heeft.
Het hof volgt Digitek in dat standpunt. Digitek beroept zich verder in haar toelichting op
deze grief op de imputatieregeling van artikel 6:43 en 6:44 BW. Zoals Digitek terecht
opmerkt, betekent dit dat een betaling van een geldsom eerst in mindering van de kosten
strekt, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de
hoofdsom en lopende rente. Dit betekent dat hetgeen uiteindelijk nog aan deze facturen
voldaan dient te worden hoger is en deze dus niet volledig voldaan zijn. Kennelijk bedoelt
Digitek, zo begrijpt het hof, dat het toegewezen bedrag van $1.723.149,85 niet juist is. Zij
verbindt daar echter geen consequenties aan, althans heeft zij niet nader toegelicht hoe hoog dat bedrag dan zou moeten zijn. Nu er toch nog een schadestaat volgt, gaat het hof ervanuit dat Digitek en Supplink dit in de schadestaat zullen meenemen. Het hof ziet daarom, ondanks het slagen van deze grief, geen aanleiding het dictum van het vonnis op dit punt te vernietigen.”
2.6.3.In het dictum van het arrest van het hof is ten aanzien van Supplink het volgende oordeel opgenomen:
“Ia verklaart voor recht dat Supplink tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst d.d. 19 december 2016 (overeenkomst 1), welke blijkt uit de inkooporder van Digitek en verkoopfactuur van Supplink, die aangehecht zijn als respectievelijk productie 1.3E en productie 1.3F bij de dagvaarding en dat Supplink ter zake daarvan, voor zover vereist, in verzuim is sedert 31 maart 2017;
Ib verklaart voor recht dat Supplink tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst d.d. 9 januari 2017 (overeenkomst 2), welke blijkt uit de inkooporder van Digitek en verkoopfactuur van Supplink, die aangehecht zijn als respectievelijk productie 1.4C en productie 1.4D bij de dagvaarding en dat zij ter zake daarvan, voor zover vereist, in verzuim is sedert 10 februari 2017;
Ic verklaart voor recht dat Supplink te kort is geschoten in de nakoming van de
overeenkomst d.d. 25 januari 2017 (overeenkomst 3), welke blijkt uit de inkooporder van
Digitek en verkoopfactuur van Supplink, die aangehecht zijn als respectievelijk productie
1.5C en productie 1.5D bij de dagvaarding en dat zij terzake daarvan, voor zover vereist, is
verzuim is sedert 8 maart 2017;
II verklaart voor recht dat de drie overeenkomsten, die zijn gesloten tussen Supplink en
Digitek, zoals die blijken uit productie 1.3E en productie I.3F (overeenkomst l d.d. 19
december 2016), productie 1.4C en productie 1.4D (overeenkomst 2 d.d. 9 januari 2017) en
productie 1.5C en productie 1.5D (overeenkomst 3 d.d. 25 januari 2017) per 27 juni 2027
buitengerechtelijk ontbonden zijn door Digitek;
III. veroordeelt Supplink om binnen drie dagen na betekening van het vonnis van 22 januari
2020, tegen behoorlijk bewijs van kwijting (terug) te betalen aan Digitek $ 1.723.149,85, te
vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW,
vanaf:
over $ 2.245.159,62 sedert 31 maart 2017 tot 15 september 2017;
over $ 1.723.149,85 sedert 15 september 2017 tot de dag der algehele voldoening;
over $ 497.476,47 sedert 10 februari 2017 tot 15 september 2017;
over $ 802.408,33 sedert 8 maart 2017 tot 15 september 2017;
IVa veroordeelt Supplink om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Digitek te betalen de wettelijke handelsrente over
€ 474.125.15 vanaf 27 februari 2017 tot 15 september 2017;
Va verklaart voor recht dat Supplink jegens Digitek aansprakelijk is voor alle schade die
voort is gevloeid en nog zal voortvloeien uit de tekortkomingen als bedoeld onder la t/m Ic
hiervoor alsmede schadeplichtig is ter zake van het niet tijdig betalen van het bedrag als
genoemd onder punt IVa hiervoor;
VIa veroordeelt Supplink tot vergoeding van de door Digitek geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkomingen zijdens Supplink, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet;
VIb veroordeelt Supplink aan Digitek te betalen als valutaschade € 196.393,26;
(…)”
2.6.5.Ten aanzien van Supplink en [gedaagde sub 2] :
“VIa veroordeelt Supplink en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn
bevrijd, tot vergoeding van de door Digitek geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkomingen (van Supplink) respectievelijk onrechtmatig handelen (van [gedaagde sub 2] ), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(...)”