ECLI:NL:RBLIM:2025:8590

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
ROE 24/3110
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor het exploiteren van een beachclub in strijd met goede ruimtelijke ordening

Deze uitspraak betreft het beroep van eisers tegen een tijdelijke omgevingsvergunning voor het exploiteren van een beachclub. Eisers zijn van mening dat de vergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, met name vanwege geur- en geluidsoverlast. De rechtbank heeft op 28 augustus 2025 geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond voldoende heeft aangetoond dat de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers ongegrond verklaard en het beroep verworpen. De rechtbank heeft daarbij de argumenten van eisers, waaronder de vrees voor overstromingen en de ervaren overlast, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de vergunningverlening op basis van de kruimelgevallenregeling terecht is verleend, omdat de exploitatie van de beachclub niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van eisers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de afstandsnormen voor geur- en geluidsoverlast zijn nageleefd en dat de vergunninghoudster voldoende maatregelen heeft genomen om overlast te beperken. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond,het college
(gemachtigden: W.P.A. Konings en T.L. Huwae).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] , vergunninghoudster.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen een tijdelijke omgevingsvergunning voor het exploiteren van een terras. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de vergunning had mogen verlenen.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die is afgegeven aan vergunninghoudster voor het exploiteren van een terras op het perceel tegenover hun woning. Het college heeft bij het bestreden besluit van 16 april 2024 het bezwaar van eisers deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
3.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben op 11 juli 2025 een reactie hierop ingediend.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van het college en vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [belanghebbende] .

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eisers zijn woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] en exploiteren aldaar de [bedrijfsnaam] . Op het strand aan de Oolderplas, in de buurt van de woning van eisers, is het restaurant (‘de beachclub’) van vergunninghoudster gelegen. Op 11 februari 2016 werd op die plek een eerste tijdelijke vergunning verleend voor het exploiteren van een pannenkoekenhuisje. Op 13 september 2018 heeft het college een nieuwe, tijdelijke vergunning verleend voor het pannenkoekenhuisje dat inmiddels was uitgegroeid tot beachclub.
4.1.
Op 1 maart 2023 heeft vergunninghoudster het college verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanleggen en exploiteren van een tijdelijk terras bij de beachclub. Het college heeft op 17 mei 2023 die omgevingsvergunning verleend voor een periode van drie jaar (het primaire besluit). De vergunning omvat de activiteiten bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Het college is met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo in combinatie met artikel 4, elfde lid, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) afgeweken van wat in de ter plaatse geldende beheersverordening Maas en Maasplassen (de beheersverordening) is bepaald.
4.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Bij het bestreden besluit van 16 april 2024 is het bezwaar van eisers over de geluidsnorm gegrond verklaard en is het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Het primaire besluit is, met aanvullingen, in stand gelaten. Vervolgens hebben eisers beroep ingesteld.
Toetsingskader
5. Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wabo. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
6. De regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Gronden van beroep
Wordt voldaan aan het tijdelijke karakter van artikel 4, elfde lid, bijlage II van het Bor?
7. Het college heeft ervoor gekozen om (de exploitatie van) het terras tijdelijk te vergunnen door toepassing van artikel 4, elfde lid, bijlage II van het Bor, de zogeheten kruimelgevallenregeling. Volgens eisers kan dit niet omdat de oorspronkelijke staat van het strand niet hersteld kan worden na het afbreken van het tijdelijke terras omdat er betonnen constructies zijn gerealiseerd. Om die reden kan er geen sprake zijn van vergunnen op basis van de kruimelgevallenregeling dat immers uitgaat van een vergunning met een tijdelijke looptijd. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat geen sprake is van een tijdelijk terras en daarmee dat geen bevoegdheid voor het college zou bestaan om de omgevingsvergunning te verlenen door gebruik te maken van de kruimelgevallenregeling. Dat het niet mogelijk zou zijn om het terras volledig af te breken aan het einde van de looptijd van de omgevingsvergunning en daarmee het strand in de oorspronkelijke staat terug te brengen is door eisers namelijk niet onderbouwd. Dit argument van eisers stoelt met name op aannames van eisers.
Wat is de geldende beheersverordening en heeft dat gevolgen voor de vergunning?
8. Eisers hebben ter discussie gesteld dat aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning kon worden verleend voor een omgevingsvergunning die langer loopt dan september 2025. Eisers menen namelijk dat de basis voor de omgevingsvergunning bestaat uit de beheersverordening zoals die luidde in 2016 en de vergunning dus vervalt uiterlijk op het moment dat een beheersverordening uit 2016 niet meer geldt. In de ogen van eisers is dat na een looptijd van tien jaar en dus uiterlijk september 2025.
9. De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van eisers, omdat het standpunt van eisers juridisch onjuist is vanwege de volgende reden. De beheersverordening die gold ten tijde van vergunningverlening is door het college in 2018 vastgesteld en is onherroepelijk ten tijde van vergunningverlening. Dat een eerdere beheersverordening uit 2016 de basis zou vormen voor het primaire besluit dat afwijkt van de beheersverordening omdat de gemeenteraad in 2018 ten onrechte (want nog tijdens de looptijd van tien jaar van de beheersverordening zoals die in 2016 luidde) tot vervanging van de beheersverordening geldend in 2016 zou zijn overgegaan is dan ook onjuist. Dat een eerste tijdelijke vergunning voor (een voorloper van) de beachclub is verleend op basis van de beheersverordening zoals die gold in 2016 doet daaraan niets af. De bezwaren die eisers hebben tegen het vervangen in 2018 van de beheersverordening zoals die in 2016 gold kunnen niet door de rechtbank in deze procedure behandeld worden. Zij hadden daarvoor beroep moeten instellen tegen de beheersverordening toen deze in 2018 werd vastgesteld. Zij hebben er om hun moverende redenen echter voor gekozen om dat niet te doen. Daar kan in deze zaak niet op worden teruggekomen.
Verschrijving locatie in de vergunning
10. In het primaire besluit heeft het college de locatie van het terras van de beachclub onjuist beschreven. Het college heeft dit in bezwaar erkend en hersteld in het bestreden besluit. Eisers stellen dat dit hen in beroep heeft benadeeld omdat zij mogelijk in beroep niet als belanghebbende konden worden aangemerkt als de fout in het bestreden besluit niet was verbeterd.
11. Het college heeft de gemaakte fout in het bestreden besluit hersteld. Alleen al daarom kan dit standpunt van eisers naar het oordeel van de rechtbank niet tot een vernietiging van het bestreden besluit leiden.
Is er sprake van een goede ruimtelijke ordening?
12. Volgens eisers is er geen sprake van een goede ruimtelijke ordening omdat de vergunde activiteit in strijd is met een goed woon- en leefklimaat. De exploitatie van het terras van de beachclub leidt volgens eisers tot afbreuk van de zomer- en winterdijk. Eisers zijn bang dat dit overstromingen kan veroorzaken. Daarnaast ervaren eisers overlast van geur en geluid afkomstig van de beachclub.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft aangenomen dat vergunningverlening niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Zij overweegt daarover als volgt.
13.1.
Het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van de kruimelgevallenregeling is slechts mogelijk als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het is aan het college om dit te beoordelen; de bestuursrechter toetst terughoudend. Bij de beslissing om al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheid om de omgevingsvergunning te verlenen, is het aan het college om een belangenafweging te maken. Daarbij dient het college de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de afwijking af te wegen tegen de met de afwijking gediende belangen. In beroep beoordeelt de bestuursrechter onder meer of de belangenafweging onevenredig is uitgevallen.
13.2.
Als het gaat om de gestelde vrees voor overstroming en aantasting van het dijksysteem wijst het college terecht op de vergunning die Rijkswaterstaat op 24 april 2023 heeft verleend aan vergunninghoudster voor het exploiteren van de horeca-inrichting in het stroomvoerend rivierbed van de Maas en binnen het profiel van vrije ruimte van de dijk. Uit de vergunning en het bijbehorend onderzoek blijkt volgens het college dat de beachclub de dijken niet nadelig beïnvloedt. Eisers hebben dit onderzoek inhoudelijk niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er als het om waterbeheer en -veiligheid gaat geen sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening.
13.3.
Over de geur- en geluidsoverlast die eisers ervaren stelt het college dat de woning van eisers op 64 meter afstand van de horeca-inrichting is gelegen en er daarom wordt voldaan aan de geur- en geluidsnormen van het Activiteitenbesluit en de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (hierna: de handreiking). Over de gestelde geuroverlast in het bijzonder schrijft het college in het bestreden besluit dat de beachclub vergeleken dient te worden met horeca uit de categorie ‘kampeerterrein, vakantiecentra (met keuken)’ en dat hiervoor een reikwijdte van 30 meter in acht wordt genomen. Aan de afzuiging van de keuken wordt vervolgens volgens het college pas geurvoorschriften verbonden als er binnen een straal van 25 meter geurgevoelige objecten aanwezig zijn. Daarvan is geen sprake. Gezien de afstand van ongeveer 64 meter tussen de woning van eisers en de beachclub is er door het college terecht aangenomen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening wat de geuroverlast betreft. Voor zover eisers stellen dat er een harde wind waait vanaf de Oolderplas richting hun woning en daarom de afstandsnormen niet juist zijn, constateert de rechtbank dat zij dit geenszins onderbouwd hebben. Het college heeft terecht verwezen naar de handreiking en kon daar naar het oordeel van de rechtbank ook mee volstaan.
13.4.
Volgens het college is ook geen sprake van onaanvaardbare geluidsoverlast gelet op de afstandsnormen in de handreiking. In lijn met de afspraken die in de buurt zijn gemaakt is het voorschrift omtrent het maximaal geluidsniveau in het bestreden besluit teruggebracht naar 75 dB (A). Eisers stellen dat zij desondanks nog last hebben van het geluid. Zij hebben echter geen (begin van) bewijs ingediend om hun stelling daarover te onderbouwen. Vergunninghoudster heeft daarentegen, ondanks de situatie dat de woning van eisers buiten de reikwijdte van de afstandsnorm is gelegen, akoestisch onderzoek laten doen door het bureau Kragten. Uit het rapport van 3 maart 2023 blijkt dat er een maximaal geluidsniveau van 58 db(A) wordt geproduceerd, gelet op het geluid dat de beachclub bij een maximale invulling van wat planologisch toegestaan is zou kunnen produceren. In dit onderzoek is er rekening gehouden met muziekgeluid van hogere niveaus dan door de herstelde geluidsnorm in het bestreden besluit is toegestaan. De rechtbank constateert daarom dat het nieuwe geluidsvoorschrift, gelet op wat uit het onderzoek van bureau Kragten blijkt, er niet toe kan leiden dat de door eisers gestelde geluidsoverlast onaanvaardbaar is. Eisers hebben de inhoud van het deskundigenrapport niet weersproken. De rechtbank concludeert dat er daarom ten aanzien van het geluid het college terecht van een goede ruimtelijke ordening is uitgegaan.
13.5.
Voor zover eisers nog bezwaren hebben geuit over het toenemen van de verkeersdrukte verwijst het college naar een onderzoek van het bureau Kragten van 9 januari 2023, onderdeel van de verleende omgevingsvergunning waaruit blijkt dat die toename zodanig beperkt is dat dit geen argument kan opleveren voor het bestaan van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eisers. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van dit rapport te twijfelen.
13.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college terecht tot de conclusie is gekomen dat het verlenen van de vergunning geen strijd met de goede ruimtelijke ordening oplevert. De beroepsgronden van eisers over de ruimtelijke ordening slagen niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. van der Genugten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 28 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 augustus 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo was het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo was het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan of de beheersverordening.
Op het perceel geldt de bestemming Recreatieve doeleinden extensief (Re). De regels voor de gronden die als zodanig zijn aangewezen zijn beschreven in artikel 10 van de beheersverordening. Op grond van artikel 10.1 van de beheersverordening zijn de aangewezen gronden bestemd voor de volgende doeleinden:
Dagrecreatieve voorzieningen;
Aan de doeleinden zoals bedoeld onder a ondergeschikte detailhandel, horeca en dienstverlening;
Voorzieningen voor verkeer en verblijf;
Parkeervoorzieningen;
Speelvoorzieningen;
Groenvoorzieningen;
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder mede begrepen kades en andere waterkerende voorzieningen.
Op grond van artikel 1 van de beheersverordening wordt het begrip ‘dagrecreatie’ gedefinieerd als recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming stroomvoerend rivierbed. Op grond van artikel 21.1 van de beheersverordening zijn de daarvoor aangegeven gronden bestemd voor de doeleinden van de bestemming waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
Ter plaatse geldt ook de bestemming water. Op grond van artikel 7.2.1 mogen op de hiervoor bestemde gronden geen gebouwen gebouwd worden. Op grond van artikel 7.2.2 zijn bouwwerken die geen gebouw zijn uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden. De in artikel 7.1 genoemde doeleinden zijn als volgt:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering alsmede vistrappen;
recreatief medegebruik met daarbijbehorende voorzieningen;
jachthavens en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aandui ding ‘jachthaven’ op de plankaart;
woondoeleinden ter plaatse van de aanduiding ’zone woonboten + maximum aantal’ op de plankaart, waarbij niet meer woonboten aanwezig mogen zijn dan het op de plankaart aangeduide maximum aantal woon boten;
bedrijfsdoeleinden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfsdoeleinden’ op de plankaart;
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en natuur waarden.
Uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo volgde dat voor zover de aanvraag betrekking had op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo de omgevingsvergunning slechts kon worden verleend indien de activiteit niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd was met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking.
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 4, elfde lid, bijlage II van het Bor komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening in aanmerking ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.