Op 20 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De gecertificeerde instelling, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] vanwege zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van het kind, die voortkwamen uit een gewelddadige relatie tussen de moeder en haar ex-partner. De kinderrechter oordeelde dat uithuisplaatsing een verstrekkend middel is dat alleen als laatste redmiddel kan worden ingezet. De moeder had zich gehouden aan de voorwaarden die eerder waren gesteld door de kinderrechter, waaronder het vermijden van contact met de ex-partner en meewerken aan hulpverlening. De kinderrechter concludeerde dat de GI niet aannemelijk had gemaakt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. De kinderrechter gaf aan dat, hoewel er zorgen waren over de opvoedsituatie, de moeder zich had ingespannen om de veiligheid van [minderjarige 1] te waarborgen. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af en benadrukte dat de GI een vertrouwensrelatie met de moeder moet opbouwen en dat de moeder constructief moet blijven samenwerken met de hulpverlening. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 februari 2025.