ECLI:NL:RBLIM:2025:8844

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
11669794 \ CV EXPL 25-1999
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake VvE-bijdragen en betalingsachterstand

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een verstekvonnis verkregen tegen [gedaagde, eiser in verzet] wegens een betalingsachterstand op de VvE-bijdragen. [gedaagde, eiser in verzet] is eigenaar van een appartementsrecht en is van rechtswege lid van de VvE. De VvE heeft op 26 juni 2023 besloten om de maandelijkse bijdragen te verhogen, maar [gedaagde, eiser in verzet] heeft deze verhoging betwist en is blijven betalen volgens het oude tarief. Dit leidde tot een betalingsachterstand van € 1.570,94. Na betekening van het verstekvonnis op 3 februari 2025, heeft [gedaagde, eiser in verzet] op 9 april 2025 verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet tijdig is ingesteld, omdat [gedaagde, eiser in verzet] pas op 13 maart 2025 kennisnam van het vonnis. De rechter heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de zaak uitgevoerd. De VvE heeft de rechtsgeldigheid van de verhoging van de VvE-bijdragen aangetoond en [gedaagde, eiser in verzet] is veroordeeld tot betaling van de achterstallige en toekomstige VvE-bijdragen, inclusief wettelijke rente. De kantonrechter heeft het verstekvonnis bekrachtigd en [gedaagde, eiser in verzet] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11669794 \ CV EXPL 25-1999
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS, GEBOUW [adres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
oorspronkelijk eiser,
gedaagde in verzet,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde, eiser in verzet],
wonende te [woonplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde,
eiser in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde, eiser in verzet] ,
gemachtigde: mr. C. Mohr.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 19 november 2024
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 15 januari 2025 met zaaknummer 11450352 CV EXPL 24-6256
- de verzetdagvaarding van 9 april 2025
- de conclusie van antwoord in oppositie
- de conclusie van repliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde, eiser in verzet] is eigenaar van het appartementsrecht gelegen aan het [adres 2] te [woonplaats] . Dit appartement maakt deel uit van de onroerende zaak ten behoeve waarvan de VvE is opgericht. [gedaagde, eiser in verzet] is van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
Op 26 juni 2023 heeft er een algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. In deze vergadering is de begroting van 2023 vastgesteld en is besloten om de maandelijkse VvE-bijdragen met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 te verhogen.
2.3.
[gedaagde, eiser in verzet] is het niet eens met deze verhoging van de VvE-bijdragen. Dit heeft erin geresulteerd dat hij maandelijks € 190,50 is blijven betalen in plaats van het verhoogde bedrag van € 234,49. Hierdoor is er een betalingsachterstand ontstaan.
2.4.
De VvE heeft [gedaagde, eiser in verzet] op 19 november 2024 gedagvaard in verband met een openstaande vordering van de door de vergadering van eigenaars vastgestelde
VvE-bijdragen en verplichting tot betaling van toekomstige VvE-bijdragen. In het verstekvonnis van 15 januari 2025 (hierna: het verstekvonnis) is [gedaagde, eiser in verzet] veroordeeld om de openstaande vordering en de toekomstige VvE-bijdragen aan de VvE te betalen.
2.5.
Het verstekvonnis is op 3 februari 2025 aan [gedaagde, eiser in verzet] betekend door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van [gedaagde, eiser in verzet] .
2.6.
Op 24 februari 2025 is beslag gelegd op de bankrekening van [gedaagde, eiser in verzet] .
2.7.
Op 26 februari 2025 heeft [gedaagde, eiser in verzet] een e-mail gestuurd naar de gemachtigde van de VvE, waarin – voor zover relevant – het volgende is vermeld:
“van de ING-bank alwaar ik over een betaalrekening beschik vernam ik gisteren dat u in opdracht van de VVE [adres 1] beslag heeft gelegd op een bedrag van mijn rekening.”
2.8.
De gemachtigde van de VvE heeft op 27 februari 2025 per e-mail gereageerd. [gedaagde, eiser in verzet] heeft dezelfde dag opnieuw per e-mail gereageerd.
2.9.
[gedaagde, eiser in verzet] is het oneens met het verstekvonnis en is daarom in verzet gegaan tegen het verstekvonnis.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde, eiser in verzet] is het niet eens met het verstekvonnis en komt daartegen in verzet. [gedaagde, eiser in verzet] vordert – samengevat – ontheffing van het tegen hem uitgesproken vonnis met veroordeling van een bedrag van de openstaande vordering van € 1.570,94, veroordeling tot betaling van de toekomstige VvE-bijdragen en veroordeling in de proceskosten, met veroordeling van de VvE in de kosten van dit verzet.
3.2.
In de conclusie van repliek heeft [gedaagde, eiser in verzet] nog verzocht om de vordering van de VvE te matigen, dan wel een betalingsregeling vast te stellen.
3.3.
De VvE verzoekt de kantonrechter om [gedaagde, eiser in verzet] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzet, omdat dit te laat is ingesteld. Mocht [gedaagde, eiser in verzet] wel ontvankelijk zijn in zijn verzet dan concludeert de VvE tot bekrachtiging van het verstekvonnis, met veroordeling van [gedaagde, eiser in verzet] in de proceskosten. Mocht het verstekvonnis geheel of gedeeltelijk vernietigt worden, dan verzoekt de VvE de kantonrechter om [gedaagde, eiser in verzet] te veroordelen in de kosten die reeds zijn gemaakt in de tenuitvoerlegging van dat verstekvonnis. Deze kosten zijn € 1.226,57.

4.De beoordeling

Het verzet is tijdig ingesteld
4.1.
In artikel 143 lid 2 Rv is bepaald dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na betekening van het verstekvonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door de veroordeelde van een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Deze termijn is acht weken indien de gedaagde ten tijde van de in de eerste volzin bedoelde betekening of daad geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is.
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het verstekvonnis niet aan [gedaagde, eiser in verzet] in persoon is betekend. Bovendien is sprake van de termijn van vier weken, en niet de termijn van acht weken, omdat de woonplaats van [gedaagde, eiser in verzet] in Nederland bekend was.
4.3.
De Hoge Raad heeft de maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv, die inhoudt dat de verzettermijn aanvangt na het plegen door de veroordeelde van een daad van bekendheid, zodanig ingevuld dat de veroordeelde zélf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652). Voldoende is dat hij ermee bekend is op vordering van wie, waartoe en door welk gerecht hij is veroordeeld (HR 9 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5501), kortom, dat hij bekend is met de hoofdinhoud van het vonnis (HR 12 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AC2381).
4.4.
Uit de door de VvE overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde, eiser in verzet] op 26 februari 2025 een e-mail heeft verstuurd waaruit blijkt dat hij bekend was met het feit dat er beslag was gelegd op zijn bankrekening. Echter, deze handeling kan niet worden aangemerkt als een daad van bekendheid met het verstekvonnis. De VvE heeft ook niet gesteld dat zij meteen na deze e-mail aan [gedaagde, eiser in verzet] heeft medegedeeld dat er een verstekvonnis was gewezen en aan hem voldoende informatie heeft verstrekt over de inhoud daarvan. Pas op 13 maart 2025 heeft [gedaagde, eiser in verzet] volgens zijn eigen mededeling kennisgenomen van het vonnis. De verzetdagvaarding is betekend op 9 april 2025. Dit betekent dat [gedaagde, eiser in verzet] het verzet tijdig heeft ingesteld. De kantonrechter verklaart [gedaagde, eiser in verzet] dan ook ontvankelijk in zijn verzet en zal het geschil inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
De VvE heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde, eiser in verzet] van rechtswege lid van de VvE is en uit hoofde daarvan gehouden is tot betaling van de in de vergadering van eigenaars vastgestelde verhoogde VvE-bijdrage.
4.6.
Artikel 5:125 lid 2 BW bepaalt dat iedere appartementseigenaar van rechtswege lid is van de Vereniging van Eigenaars (VvE). Dit betekent dat appartementseigenaren gebonden zijn aan rechtsgeldige besluiten van de VvE. Artikel 5:130 BW biedt de mogelijkheid om een besluit van de vergadering van eigenaars door de kantonrechter te laten vernietigen. Het verzoek tot vernietiging moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker kennis heeft genomen van het besluit of kennis heeft kunnen nemen van het besluit.
4.7.
De VvE heeft de notulen van de algemene ledenvergadering, gehouden op 26 juni 2023, overgelegd. Uit deze notulen en de bijbehorende begroting over 2023 blijkt dat tijdens de vergadering is besloten dat de VvE-bijdrage die de leden van de VvE (en dus ook [gedaagde, eiser in verzet] ) moeten betalen werd verhoogd naar € 234,49. Dit is niet betwist door [gedaagde, eiser in verzet] . [gedaagde, eiser in verzet] heeft een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om dit besluit van de vergadering van eigenaars te laten vernietigen, maar het verzoekschrift is door de kantonrechter als ingetrokken beschouwd. Dit betekent dat het besluit niet is vernietigd volgens artikel 5:130 BW en dat [gedaagde, eiser in verzet] als VvE-lid gebonden is aan het rechtsgeldig tot stand gekomen besluit van de vergadering van eigenaars van 26 juni 2023. Hij had de maandelijkse VvE-bijdrage van € 234,49 moeten betalen. Hij heeft niet betwist dat hij dat niet heeft gedaan: hij is € 190,50 per maand blijven betalen. Bij oorspronkelijke dagvaarding was het achterstallige bedrag aan VvE-bijdragen € 1.570,94. De hoogte van dit bedrag is door [gedaagde, eiser in verzet] niet betwist en hij moet dit bedrag aan de VvE betalen.
4.8.
Hetgeen [gedaagde, eiser in verzet] verder nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Zijn verzoek om het bedrag te matigen omdat hij onvoldoende draagkracht heeft, kan bij het ontbreken van een juridische grondslag niet worden toegewezen. Het artikel waar [gedaagde, eiser in verzet] zich op beroept (artikel 6:109 BW) is alleen van toepassing op vorderingen betreffende schadevergoeding en dat is de onderhavige vordering niet.
4.9.
De VvE heeft gevorderd dat [gedaagde, eiser in verzet] wordt veroordeeld om iedere maand die na 30 november 2024 valt een bedrag van € 234,49 te betalen met de bepaling dat dit bedrag zal worden aangepast naar de jaarlijkse verlagingen of verhogingen conform rechtsgeldig door de vergadering van eigenaars genomen besluiten. Voor toekomstige termijnen geldt dat alleen een veroordeling tot nakoming kan worden uitgesproken onder die geldende tijdsbepaling. Dat volgt uit artikel 3:296 lid 2 BW. Daarbij is niet vereist dat de schuld op dit moment opeisbaar is, maar wel dat de gerechtigde voldoende belang heeft. In dit geval heeft de VvE voldoende belang bij deze vordering. De VvE heeft namelijk voldoende gesteld dat zij een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat [gedaagde, eiser in verzet] ook in de toekomst in gebreke zal blijven het voldoen van de verschuldigde VvE-bijdragen. Dit is niet betwist door [gedaagde, eiser in verzet] . [gedaagde, eiser in verzet] moet daarom ook de toekomstige VvE-bijdragen betalen.
Wettelijke rente
4.10.
[gedaagde, eiser in verzet] moet de wettelijke rente over zowel de achterstallige VvE-bijdragen als de toekomstige VvE-bijdragen betalen, omdat de VvE voldoende heeft gesteld dat deze door [gedaagde, eiser in verzet] moet worden betaald en dit niet door hem is betwist.
Conclusie
4.11.
Het verstekvonnis zal op grond van het voorgaande worden bekrachtigd.
4.12.
[gedaagde, eiser in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De proceskosten van de VvE voor de verzetzaak worden begroot op:
  • salaris gemachtigde € 204,00 (1 punt x € 204,00)
  • nakosten € 102,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 306,00
Betalingsregeling
4.13.
De kantonrechter begrijpt uit de processtukken van [gedaagde, eiser in verzet] dat hij een betalingsregeling met de VvE wenst te treffen. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van de eisende partij, in dit geval de VvE. Het staat partijen vrij (eventueel alsnog) een betalingsregeling te treffen. [gedaagde, eiser in verzet] wordt daarvoor verwezen naar de gemachtigde van de VvE.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 15 januari 2025 onder zaaknummer 11450352 CV EXPL 24-6256 gewezen verstekvonnis;
5.2.
veroordeelt [gedaagde, eiser in verzet] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde, eiser in verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Steijvers en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.