ECLI:NL:RBLIM:2025:9048

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/03/344266 KG ZA 25-301
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming woning en betaling gebruiksvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, met als doel de ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding. De vrouw heeft op 21 april 2006 met de man gehuwd en zij hebben drie minderjarige kinderen. De vrouw heeft de woning op 20 april 2022 geleverd gekregen, maar de man verblijft nog steeds in de woning zonder recht of titel. De vrouw heeft de man op 23 juli 2025 gesommeerd de woning te verlaten en een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 per maand te betalen vanaf januari 2024. De man heeft de woning echter niet verlaten en verzet zich tegen de vorderingen van de vrouw.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2025 heeft de vrouw haar spoedeisend belang toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij per 1 juli 2025 minder inkomen heeft en de kosten voor de kinderen en de woning niet meer kan betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning in eigendom toebehoort aan de vrouw en dat de man zonder recht in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en bepaald dat de man de woning binnen een maand na betekening van het vonnis moet ontruimen. Daarnaast is de man verboden om de woning na de ontruiming opnieuw te betreden. De vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding is toegewezen vanaf 1 augustus 2025, maar de vordering tot uitschrijving uit de gemeentelijke basisregistratie is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/344266 / KG ZA 25-301
Vonnis in kort geding van 18 september 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. W.G.M.M. van Montfort,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. S. van Laar.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie tevens akte overlegging producties, met producties 1 tot en met 3,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 4 september 2025,
- de spreekaantekeningen van mr. Van Montfort.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 april 2006 met elkaar gehuwd. Zij hebben drie, op dit moment nog minderjarige, kinderen.
2.2.
Partijen zijn op 4 juli 2006 bij de notaris in Bonn (Duitsland) een zogenoemde “Gütertrennung” overeengekomen, waarin het wettelijke huwelijksvermogensstelsel van gemeenschap van goederen is uitgesloten en een huwelijksvermogensstelsel van scheiding van goederen overeen is gekomen..
2.3.
De vrouw heeft op 12 april 2024 een echtscheidingsprocedure bij deze rechtbank, bekend onder zaaknummer C/03/329909 / FA RK 24-1522 aanhangig gemaakt. Deze procedure loopt op dit moment nog steeds.
2.4.
Op 20 april 2022 is de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) aan de vrouw geleverd.
2.5.
De man verblijft alleen in de woning. De man heeft zich op het adres van de woning in de gemeentelijke basisregistratie ingeschreven.
2.6.
De advocaat van de vrouw heeft de man bij brief en bij e-mail van 23 juli 2025 gesommeerd om de woning te verlaten, de sleutels van de woning af te geven en een gebruiksvergoeding van een bedrag van € 1.500,00 te voldoen vanaf 1 januari 2024 tot aan de datum van ontruiming.
2.7.
De man heeft de woning tot op heden niet verlaten.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man veroordeelt tot ontruiming van de woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
II. de man verbiedt om de woning gelegen [adres] , [woonplaats] , opnieuw te betreden of zich daarin op enigerlei wijze op te houden,
III. de man veroordeelt de inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie (BRP) op het adres van de woning aan de [adres] , [woonplaats] , onmiddellijk op te heffen door zich bij de gemeente [woonplaats] meteen uit te schrijven en een bewijs daarvan bij mr. W.G.M.M. van Montfort te zijnen kantore aan het Tempsplein 29 te Heerlen, af te geven,
IV. de man veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding van
€ 1.500,00 per maand, gerekend van januari 2024 tot aan de dag van de ontruiming,
V. de man veroordeelt tot betaling van een onmiddellijk opeisbare, niet voor een rechtelijke matiging vatbare dwangsom van € 500,000 per dag of gedeelte van een dag tot een maximum van € 10.000,00 dat de man inzake de in deze bepaalde ontruimingsdatum, in gebreke blijft,
VI. de man veroordeelt in de proceskosten van dit geding, waaronder de advocaatkosten.
3.2.
De man voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vordering van de vrouw en vordert door middel van een eis in reconventie de veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ontruiming woning en verbieden de woning te betreden
4.1.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. Daarom moet eerst beoordeeld worden of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij per 1 juli 2025 niet meer in Nederland voor de NAVO werkzaam is, maar op een andere locatie werkzaam is in het binnenland van Duitsland en derhalve de helft minder inkomen heeft. De vrouw betoogt dat zij alle kosten voor de kinderen betaalt en daarnaast ook drie woningen dient te bekostigen. Zij is sinds 1 juli 2025 niet meer in staat om al deze vaste lasten te betalen. De man verblijft op dit moment in de woning zonder dat hij enige vergoeding heeft voldaan en hij weigert de woning te verlaten. Gelet op het voorgaande bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen.
4.1.2.
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat de woning in eigendom toebehoort aan (alleen) de vrouw. De woning is immers aan haar geleverd en valt niet in een huwelijksgemeenschap (zie 2.2.) Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zij ten tijde van de verbreking van de relatie elders woonachtig waren en dat de man vervolgens alleen in de woning is ingetrokken. Er is zodoende geen sprake van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, waardoor de man hieraan geen gebruiksrecht in de zin van artikel 1:165 BW kan ontlenen.
4.1.3.
De vrouw stelt aldus terecht dat de man zonder recht of titel in de woning verblijft en daarmee inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. De man betwist niet dat de vrouw sinds januari 2024 alle vaste lasten van de woning draagt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man weliswaar aangegeven bereid te zijn bij te dragen aan de gebruikerslasten, maar hij heeft hiervoor zowel eerder als tijdens de behandeling geen concreet aanbod gedaan. De man heeft daarbij verklaard dat hij op dit moment geen inkomen heeft.
4.1.4.
De voorzieningenrechter is, gelet op het feit dat de man zonder recht of titel in de woning verblijft, van oordeel dat hij de woning dient te verlaten. Een belangenafweging staat de toewijzing van de vordering tot ontruiming niet in de weg.
De man voert aan dat hij de woning nodig heeft in verband met de omgang met zijn kinderen. Op dit moment loopt er een BOR-2 traject en ziet hij zijn kinderen begeleid op een locatie elders. In de toekomst zal de man, naar hij stelt, onbegeleide omgang met de kinderen in de woning kunnen hebben, waardoor het voor hem belangrijk is dat hij in de woning kan blijven. Bovendien stelt de man dat hij geen andere woonruimte heeft en geen inkomen.
Daar staat echter het belang van de vrouw tegenover, die de woning aan een derde wil verkopen. De vrouw kan haar vaste lasten niet meer kan betalen en wil verhuizen naar Duitsland. De vrouw betoogt dat de man niet in staat is om een reële gebruiksvergoeding te betalen, noch om de woning over te nemen nu de man geen inkomen heeft. Vastgesteld moet in ieder geval worden dat de man geen vergoeding of bijdrage in de kosten heeft betaald noch een concreet en anderszins geloofwaardig aanbod daartoe heeft gedaan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de vrouw zwaarder weegt. De voorzieningenrechter overweegt daartoe nu het op dit moment nog onzeker is of het door de man aangevoerde belang bij onbegeleide omgang met zijn kinderen te hebben, daadwerkelijk zal worden verwezenlijk, nu dit afhankelijk is van de begeleide omgangsmomenten. Bovendien is niet gegeven dat de omgang in de toekomst alleen (goed) zou kunnen plaatsvinden in de woning. Dit terwijl het belang van de vrouw op dit moment al speelt.
4.1.5.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure de ontruiming zal toewijzen. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming in dit kort geding, zoals vermeld onder vordering I, toewijsbaar is. In de omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de man de woning uiterlijk binnen één maand na betekening van dit vonnis moet ontruimen. De voorzieningenrechter acht dit een redelijke termijn gelet op de omstandigheid dat de man woonruimte elders moet vinden en geen inkomen heeft. Nu de man zal worden veroordeeld tot ontruiming van de woning, zal de man ook worden verboden om na de genoemde ontruimingstermijn de woning te betreden. De voorzieningenrechter zal vordering II toewijzen.
4.2.
Uitschrijving bij de gemeentelijke basisregistratie
4.2.1.
Nog daargelaten of sprake is van een spoedeisend belang, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De vrouw stelt dat de man zich zonder haar toestemming heeft ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie op het adres van de woning die in eigendom toebehoort aan de vrouw. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld om zich uit te schrijven op het adres van de woning in de gemeentelijke basisregistratie. Voor toewijzing van dergelijke vordering is vereist dat een rechtsgrond aanwezig is die de man ten opzichte van de vrouw verplicht tot uitschrijving uit de gemeentelijke basisregistratie. Deze rechtsgrond is niet gesteld noch gebleken. De voorzieningenrechter zal om die reden vordering III afwijzen.
4.3.
Gebruiksvergoeding
4.3.1.
De vrouw stelt zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.1.2. staat vermeld, dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering dat de man wordt veroordeeld tot het betalen van een gebruiksvergoeding. De vrouw heeft per 1 juli 2025 nog de helft van haar eerdere inkomen, waardoor zij een gebruiksvergoeding van de man nodig heeft om de lasten van de woning te voldoen. Het is voor de vrouw niet aanvaardbaar dat de man ongestoord en exclusief gebruik mag maken van de woning, zonder daarvoor een gebruiksvergoeding te betalen. De vrouw vordert om die reden dat de man een gebruiksvergoeding van een bedrag van € 1.500,00 gerekend vanaf het moment dat de man in de woning verblijft, te weten januari 2024, tot aan de dag van de ontruiming dient te voldoen.
4.3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de voldoening van een gebruiksvergoeding vanaf het moment dat de man in de woning verblijft tot en met juli 2025. De (advocaat van de) vrouw heeft namelijk pas bij brief van 23 juli 2025 (zoals door de vrouw is overgelegd in productie 2 bij dagvaarding) verzocht om de woning te verlaten en een gebruiksvergoeding te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat de man daar eerder op is aangesproken of anderszins rekening moest houden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw over de periode daarna wel een spoedeisend belang heeft, omdat de vrouw per 1 juli 2025 minder inkomen heeft. Bovendien heeft de vrouw voldoende onderbouwd – want aan de hand van huurprijzen voor vergelijkbare woningen - waarom zij een bedrag van € 1.500,00 als gebruiksvergoeding van de man vordert. Nu de man bovendien geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de gebruiksvergoeding, zal de voorzieningenrechter de man veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 per maand met ingang van 1 augustus 2025 tot en moment van ontruiming. De voorzieningenrechter zal vordering IV toewijzen zoals vermeld in de beslissing.
4.4.
Dwangsom
4.4.1.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden afgewezen. Als de man niet aan de veroordeling tot ontruiming van de woning zal voldoen, kan de vrouw de ontruiming laten uitvoeren door een deurwaarder.
4.5.
Proceskosten
4.5.1.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man tot ontruiming van de woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer] , binnen een maand na betekening van dit vonnis,
5.2.
verbiedt de man om de woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] , na de dag van de ontruiming opnieuw te betreden of zich daarin op enigerlei wijze op te houden,
5.3.
veroordeelt de man tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 per maand aan de vrouw, gerekend vanaf 1 augustus 2025 tot aan de dag van de ontruiming,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025.
type: FL
coll: