ECLI:NL:RBLIM:2025:9050

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
ROE 23/3592
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek naturalisatie en onzorgvuldig onderzoek staatssecretaris

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 17 september 2025 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. Eiser, afkomstig uit Irak, had op 25 februari 2022 een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 februari 2023 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar op 22 september 2023 gehandhaafd. Eiser is van mening dat de afwijzing onterecht is, omdat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en niet de juiste documenten heeft ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet kan beroepen op documenten die niet in het dossier zijn opgenomen en dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststaan. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt hem op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser gehoord moet worden. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van naturalisatieverzoeken, vooral als het gaat om de identiteit en nationaliteit van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/3592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. Kramer-Ograjensek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verkrijging van het Nederlanderschap (naturalisatie). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de staatssecretaris het verzoek van eiser om verkrijging van het Nederlanderschap op goede gronden heeft afgewezen.
1.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 25 februari 2022 een aanvraag ingediend voor naturalisatie. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 september 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag tot naturalisatie gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2
De staatssecretaris heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt afkomstig te zijn uit [plaats] (Irak) en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Eiser is in 1997 naar Nederland gekomen en hem is met ingang van 15 juni 2007 een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (Ranov).
3.1
Eiser heeft op 25 februari 2022 een verzoek om naturalisatie ingediend. De staatssecretaris heeft vervolgens de onder “procesverloop” vermelde besluiten genomen.
De beroepsgronden
4. Eiser stelt in beroep dat zijn vader bepaald heeft welke identiteits- en nationaliteitsgegevens werden opgegeven. Eiser is van mening dat WBN 2022/7 (hierna: beleid) op hem van toepassing is. In dit beleid is de keuze gemaakt kinderen te beschermen tegen de keuze van hun ouders. Dat de staatssecretaris stelt dat er geen sprake is van gerede twijfel haalt volgens eiser het doel van het beleid onderuit. Minderjarigen moeten worden beschermd en dat gebeurt nu niet. Er zitten geen officiële documenten van de ouders van eiser in het dossier. Dit maakt dat er geen definitieve zekerheid is. Eiser stelt verder dat zijn zus wel de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen. Zijn situatie is volgens eiser gelijk aan die van haar. Als ervan uitgegaan wordt dat eiser de Syrische nationaliteit zou hebben, dan verkeert hij in bewijsnood. Van eiser kan niet verwacht worden, gelet op de situatie in Syrië, zich te wenden tot de autoriteiten van dit land.
Wat is het relevante toetsingskader?
5. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6. De verlening van het Nederlanderschap is een zaak van groot gewicht, waar aanzienlijke gevolgen aan zijn verbonden. [1] Bij de beoordeling van een verzoek tot naturalisatie, is het daarom nodig dat de identiteit en nationaliteit van een verzoeker buiten twijfel staan. [2] Op grond van de RWN en de beleidsregels in de Handleiding RWN, [3] is het aan de verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit zijn komen vast te staan. [4] Het bewijs moet worden geleverd met een gelegaliseerde dan wel geapostilleerde geboorteakte en met een geldig buitenlands paspoort. [5]
6.1
Voor Ranov-vergunninghouders geldt sinds 1 november 2021 dat zij zijn vrijgesteld van dit documentvereiste. [6] Het uitgangspunt dat gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit een reden kan zijn voor afwijzing, blijft echter onverminderd gelden. [7] In uitzondering hierop wordt een naturalisatieverzoek niet afgewezen vanwege gerede twijfel aan de identiteit of nationaliteit, als die twijfel enkel is ontstaan als gevolg van onjuiste verklaringen van de ouders van de verzoeker. [8]
7. Hoewel eiser (gelet op de Ranov-vergunning) is vrijgesteld van de verplichting nationaliteit- en identiteits- vaststellende documenten te overleggen, mag er geen twijfel over identiteit en nationaliteit bestaan. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eisers verzoek (primair) heeft afgewezen omdat de identiteit en nationaliteit van eiser voor de staatssecretaris niet voldoende vaststaan om voor naturalisatie in aanmerking te komen. Er is volgens de staatssecretaris sprake van feitelijk onjuiste persoonsgegevens. Dit is gebaseerd op:
- (1) taalanalyses die bij eisers ouders en broer in 1998 zijn afgenomen en eenduidig te herleiden zijn tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Syrië;
- (2) op een verklaring van de vader van eiser in 2013;
- (3) en gelet op de tijdens deze verklaring overgelegde Syrische paspoort en identiteitskaart evenals Syrische documenten van zijn moeder. De staatssecretaris concludeert hieruit dat eiser de Syrische nationaliteit bezit en zijn geslachtsnaam niet de opgegeven naam kan zijn. Er is volgens de staatssecretaris geen sprake meer van gerede twijfel. De staatssecretaris is er zeker van dat eisers nationaliteit en geslachtsnaam niet kan kloppen. De staatssecretaris stelt dat de door eiser opgegeven identiteit en nationaliteit onjuist zijn. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser hierdoor niet meer onder de uitzonderingsbepaling valt omdat er niet enkel en alleen een onjuiste verklaring van de ouders aan ten grondslag lag.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de documenten waar de staatssecretaris naar verwijst en waar de staatssecretaris zijn standpunt op baseert niet in het dossier zitten. Voor zover de staatssecretaris stelt dat deze gearchiveerd zijn nu dit om oude gegevens uit 1998 gaat en eiser deze zelf moeten inbrengen of opvragen bij het nationaal archief is de rechtbank van oordeel dat niet eiser maar de staatssecretaris zich op deze stukken beroept. Als de staatssecretaris zelf deze stukken niet kan opvragen, had het voor de hand gelegen hierover in overleg te treden met eiser en eiser hier duidelijkheid over te geven. Kennelijk, zo bleek -voor het eerst - ter zitting bij de rechtbank, heeft ook de staatssecretaris zelf deze stukken niet kunnen inzien maar hebben ze een en ander herleid uit interne memo’s in de zaak van de zus van eiser. De interne memo’s uit dat dossier waar de staatssecretaris zich vervolgens op beroept worden evenmin met eiser of de rechtbank gedeeld. Dit geldt evenzeer voor het echtheidsonderzoek van het paspoort. De rechtbank acht dit onzorgvuldig en is van oordeel dat de minister een onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan en een onvoldoende motivering heeft gegeven. Nu de staatssecretaris zich zelf op deze stukken beroept had dit, eventueel in samenwerking met eiser, moeten worden opgepakt. Dit is ten onrechte niet gebeurd.
Hoorplicht in bezwaar
8. Eiser betoogt tot slot dat de staatssecretaris niet had mogen afzien van horen.
8.1.
Gelet op wat de rechtbank onder 7. en 7.1. heeft overwogen was er geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar. De staatssecretaris had eiser dan ook moeten horen over de door hem aangevoerde omstandigheden. Deze beroepsgrond slaagt.
9. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, niet aan de overige gronden van eiser toe. Deze moeten immers door de staatssecretaris in zijn geheel meegenomen worden in de nieuwe afweging nadat duidelijkheid bestaat over de mee te wegen documenten en na de hoorzitting. De staatssecretaris zal in de nieuwe besluitvorming dan ook mee moeten wegen in hoeverre eventuele overblijvende gerede twijfel te wijten is aan eiser zelf, of aan zijn ouders en oudere broer. Ook zal de staatssecretaris moeten beoordelen of het feit dat de zus van eiser wel de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen, betekent dat dit ook bij eiser moet gebeuren, en zo niet, waarom dit bij eiser anders ligt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf op het bezwaar te beslissen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat de staatssecretaris een volledige heroverweging moet maken en eiser daarbij moet horen.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 september 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025
griffier
rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 september 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)
Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
2. Ten aanzien van hen die hun hoofdverblijf hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, adviseert Onze Minister van Justitie van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten, omtrent het verzoek.
Artikel 10
Wij kunnen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, en de termijn genoemd in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid.
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
(…)
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN)
Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
(…)
e. nationaliteit of nationaliteiten;
(…)
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Artikel 7
Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten
Paragraaf 3.5.1. Algemeen
(…)
Zorgvuldige voorbereiding te nemen naturalisatiebesluit
Naast het zo goed mogelijk toepassen van de nationaliteitsbepalingen vloeit uit artikel 3:2 Awb voort dat het naturalisatiebesluit zo zorgvuldig mogelijk is voorbereid en genomen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verzoeker of optant om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de Staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker of optant met de door hem overgelegde stukken zijn aangetoond. Ook als een verzoeker is vrijgesteld van het documentenvereiste (zie paragraaf 3.5.5. bij artikel 7 RWN), kan gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit daarom een reden vormen voor afwijzing. Gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), documentonderzoek door Team onderzoek en Expertise Documenten (TOED), een leeftijdsonderzoek of een combinatie van meerdere van voornoemde onderzoeken. Ook kan er gerede twijfel ontstaan op grond van de (overige) inhoud van het (vreemdelingrechtelijke) dossier van de verzoeker, dan wel op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. De eerder genoemde onderzoeken worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de Staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. In beginsel mag op het advies van een deskundige worden afgegaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
In uitzondering op vorenstaande wordt een naturalisatieverzoek niet afgewezen vanwege gerede twijfel aan de identiteit of nationaliteit van de verzoeker als de twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit enkel is ontstaan als gevolg van onjuiste verklaringen van zijn of haar ouders. In dat geval wordt aangenomen dat de bij vergunningverlening veelal minderjarige logischerwijs uitgaat van de gegevens die volgen uit de gegevens zoals opgegeven door de ouder(s) en dat hij/zij de waarheidsverklaring als bedoeld in artikel 31, vierde lid, BvvN naar waarheid invult en ondertekent.
(…)
Verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen
Geboorteakte en paspoort
Met ingang van 1 november 2021 is de verzoeker, die in 2007 of 2008 een Ranov-verblijfsvergunning heeft gekregen en meerderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht vrijgesteld van:
• het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit); en
• het overleggen van een (buitenlands) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de verzoeker sinds de Ranov-vergunning hoofdverblijf in Nederland hebben gehad. Dit omdat het huidige verblijfsrecht rechtstreeks moet kunnen worden herleid tot de eerder verstrekte Ranov-vergunning.
De verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen en minderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht kwam sinds 1 juni 2021 in aanmerking voor de genoemde vrijstellingen.
(…)

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6673.
2.Uitspraak van de Afdeling van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
3.Voluit: Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (Handleiding).
4.Uitspraak van de Afdeling van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
5.Handleiding, toelichting op artikel 7, paragraaf 3.5.6.
6.Handleiding, paragraaf 3.5.6.
7.Handleiding, toelichting op artikel 7, paragraaf 3.5.1. Uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566.
8.Handleiding, toelichting op artikel 7, paragraaf 3.5.1.