ECLI:NL:RBLIM:2025:9071

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11659749 \ CV EXPL 25-1924
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurpenningen voor medische hulpmiddelen tussen Medicura B.V. en gedaagde

In deze zaak vordert Medicura B.V. een bedrag van € 2.382,00 van de gedaagde, die medische en orthopedische hulpmiddelen heeft besteld via een hulpverlener. Medicura stelt dat deze hulpmiddelen op 30 mei 2023 zijn afgeleverd en dat de gedaagde de huurpenningen niet heeft voldaan. De gedaagde betwist echter het bestaan van een overeenkomst en stelt dat hij de hulpmiddelen nooit heeft besteld of ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat Medicura onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een huurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van Medicura af en stelt dat Medicura niet heeft voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen bij het sluiten van overeenkomsten op afstand met consumenten. Medicura wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in totaal € 595,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11659749 \ CV EXPL 25-1924
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
MEDICURA B.V.,
te Nederweert,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.A.P.L. Kusters (Rexxoo),
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.A. Wijnands.
Partijen worden hierna Medicura en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 10 februari 2025 met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte wijziging en vermeerdering van eis van Medicura van 4 augustus 2025 met producties 8 tot en met 10;
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt en waarbij namens [gedaagde] de eerder ontbrekende productie 1 bij conclusie van antwoord alsnog is overgelegd en aan het procesdossier is toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Bij Medicura kan men medische en orthopedische hulpmiddelen kopen, huren of lenen. Medicura heeft gesteld dat een hulpverlener van [gedaagde] , zijn ergotherapeut, op 23 mei 2023 namens [gedaagde] een aantal hulpmiddelen, namelijk een bedtafel, een toiletsteun, een rolstoel met voetsteunen en een douchekruk, heeft besteld bij Medicura en dat deze hulpmiddelen bij [gedaagde] zijn afgeleverd op 30 mei 2023. Vervolgens heeft Medicura gesteld dat zij deze hulpmiddelen eerst zes maanden in bruikleen heeft gegeven aan [gedaagde] , dat de bruikleen daarna is omgezet in huur en dat zij de huurpenningen vanaf 29 november 2023 maandelijks is gaan factureren aan [gedaagde] . Volgens Medicura heeft [gedaagde] deze facturen niet voldaan, ook niet na diverse aanmaningen, en daarom vordert zij een bedrag van € 2.382,00 van [gedaagde] , te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Medicura. [gedaagde] betwist het bestaan van enige overeenkomst tussen hem en Medicura. Hij heeft de betreffende hulpmiddelen nooit besteld, nooit ontvangen en nooit in gebruik gehad. Ook de betalingsherinneringen heeft hij nooit ontvangen.

3.De beoordeling

3.1.
Medicura legt aan haar vorderingen ten grondslag dat sprake is van een huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde] . Anders dan in de dagvaarding, waarin Medicura nog heeft gesteld dat het hier om een online bestelling van [gedaagde] zou gaan, heeft zij in haar akte van eiswijziging gesteld dat een hulpverlener van [gedaagde] , namelijk zijn ergotherapeut bij zorgorganisatie Cicero, namens hem de hulpmiddelen heeft aangevraagd. [gedaagde] heeft betwist dat hij, of iemand namens hem, deze hulpmiddelen heeft besteld en ontvangen.
3.2.
Uitgangspunt is dat Medicura op grond van artikel 150 Rv de bewijslast van haar stellingen draagt. Medicura heeft als onderbouwing daarvan een print overgelegd van een formulier waarop de (contact-)gegevens van [gedaagde] zijn ingevuld. De kantonrechter is van oordeel dat Medicura daarmee onvoldoende heeft onderbouwd dat een bruikleenovereenkomst of huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde] tot stand is gekomen. Op het overgelegde formulier zijn weliswaar de geboortedatum, het BSN en het adres van [gedaagde] en enkele telefoonnummers (van [gedaagde] ?) ingevuld maar daaruit volgt nog niet zonder meer dat het [gedaagde] is geweest die hulpmiddelen heeft aangevraagd of dat de ergotherapeut of een andere derde dat namens [gedaagde] , en dus met een machtiging van hem, heeft gedaan en om welke hulpmiddelen het dan zou moeten gaan. Medicura heeft immers geen opdracht- of bestelbevestiging of andere stukken overgelegd waaruit dit zou moeten blijken.
3.3.
Daarnaast heeft Medicura bij dagvaarding een pakbon overgelegd waaruit zou moeten blijken dat [gedaagde] de hulpmiddelen op 30 mei 2023 heeft ontvangen. Zij wil daarmee kennelijk ook aantonen dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] heeft echter betwist dat hij de hulpmiddelen heeft ontvangen en dat de handtekening op de pakbon de zijne is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [gedaagde] een kopie van de identiteitskaart van [gedaagde] , afgegeven op 6 juni 2023, overgelegd waarop zijn handtekening te zien is. De kantonrechter stelt vast dat deze niet overeenstemt met de krabbel die op de pakbon te zien is. Een ander bewijs van ontvangst van de hulpmiddelen is niet overgelegd zodat niet vastgesteld kan worden dat het [gedaagde] , of wellicht iemand namens hem, was die de hulpmiddelen in ontvangst heeft genomen. Overigens merkt de kantonrechter op dat, voor zover wel was aangetoond dat [gedaagde] de hulpmiddelen in ontvangst had genomen, daaruit nog steeds niet het bestaan van een overeenkomst tussen partijen blijkt, nu het enkele in ontvangst nemen van goederen nog niet betekent dat ter zake van die goederen een overeenkomst tussen partijen is gesloten.
3.4.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het bestaan van een overeenkomst tussen Medicura en [gedaagde] niet is komen vast te staan en zal zij de vordering van Medicura, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, integraal afwijzen.
3.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat, zelfs al zou het bestaan van een overeenkomst tussen partijen zijn komen vast te staan, ook niet kan worden vastgesteld dat de bruikleenperiode op enig moment, volgens Medicura na verloop van zes maanden, is overgegaan in een huurovereenkomst. Medicura stelt dat dit is gebeurd op grond van haar algemene voorwaarden maar heeft niet onderbouwd dat [gedaagde] deze algemene voorwaarden ooit heeft ontvangen, laat staan dat de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden tussen partijen is overeengekomen.. De kantonrechter merkt daarbij nog op dat Medicura aan haar vordering algemene voorwaarden van 26 maart 2024 ten grondslag legt terwijl zij stelt dat de overeenkomst met [gedaagde] dateert van 23 mei 2023 en dat dit qua tijdspad dus ook niet kan kloppen.
3.6.
Tot slot wijst de kantonrechter er nog op dat Medicura als handelaar bij het sluiten van overeenkomsten op afstand met consumenten moet voldoen aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230v BW ter bescherming van de, in het geval van Medicura misschien wel extra kwetsbare, consument. Dit houdt, kort gezegd, in dat de handelaar de consument duidelijke en begrijpelijke informatie moet verstrekken over zijn identiteit en contactgegevens, de belangrijkste kenmerken van de goederen of diensten, de totale prijs, de duur van de overeenkomst en het herroepingsrecht, zodat de consument een weloverwogen beslissing kan nemen over het aangaan van de overeenkomst en dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet verstrekken. Het is aan Medicura om gemotiveerd te stellen en te onderbouwen dat aan al deze verplichtingen is voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Medicura in deze zaak hieraan op geen enkele manier voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad moet de kantonrechter aan een schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Nu de vordering echter al op grond van de voorgaande overwegingen wordt afgewezen, zal de kantonrechter aan deze schendingen geen verdere sancties verbinden.
3.7.
Medicura zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
595,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Medicura af,
4.2.
veroordeelt Medicura in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Medicura niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
LC