Op 22 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Beek, had bezwaar gemaakt tegen een door het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg verleende omgevingsvergunning. Deze vergunning was verleend voor het opzettelijk verstoren en beschadigen van voortplantings- of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis, in het kader van de sloop van een gebouw aan de [adres] te Spaubeek. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de vergunning onterecht was verleend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het college op 1 september 2025 op het bezwaar van verzoeker beslist. De voorzieningenrechter heeft op 3 september 2025 het onderzoek heropend en een tweede zitting gehouden op 22 september 2025. Tijdens deze zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
In zijn beoordeling heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang meer aanwezig was, aangezien het college al op het bezwaar van verzoeker had beslist. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer van nut. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is op 23 september 2025 aan de partijen verzonden.