4.1.Verzoekster voert hierover aan dat zij geen inkomstenbron heeft, dat zij momenteel bij haar dochter woont, maar dat ze daar moet gaan meebetalen en anders op straat komt te staan. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter de vereiste spoedeisendheid aan en zal de zaak inhoudelijk beoordelen.
Kon het college de bijstandsaanvraag afwijzen?
5. De vraag die voorligt is of het college de bijstandsaanvraag van verzoekster kon afwijzen omdat de financiële situatie onduidelijk is en dus ook onduidelijk is of verzoekster in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Het uitgangspunt is dat de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op bijstand bij verzoekster ligt als aanvrager.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat te beoordelen periode hier is de datum van melding (2 juli 2025) tot en met de datum van de inhoudelijke beoordeling (de datum van het bestreden besluit: 6 augustus 2025).
7. Bij de beoordeling of verzoekster in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert is het essentieel om inzicht te krijgen in haar financiële situatie. Daarvoor mag het college informatie opvragen over de periode vóór de aanvraagdatum, in beginsel over de drie maanden daarvoor. Het college heeft informatie opgevraagd vanaf een eerdere periode, hoofdzakelijk vanaf 1 januari 2025 (dat is zes maanden voor de aanvraag).
8. In dit geval zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter omstandigheden om verder terug te kijken dan drie maanden. Zo verklaart verzoekster al anderhalf jaar geen inkomen te hebben. Het gevolg daarvan was dat er een onduidelijke financiële situatie bestond over een langere periode vóór de aanvraag. Het college mocht dus ook over een langere periode informatie opvragen, in ieder geval vanaf zes maanden vóór de aanvraag (vanaf 1 januari 2025).
9. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat op verschillende onderwerpen onduidelijkheid en dus onvoldoende inzicht is blijven bestaan in de (financiële) situatie van verzoekster. Het gaat dan om onduidelijkheid over met name:
- bijschrijvingen van derden en contante stortingen op haar bankrekening;
- hoe verzoekster in ieder geval sinds 1 januari 2025 in haar levensonderhoud voorzag.
Dat standpunt is uitgebreid toegelicht en onderbouwd in het besluit, het verweerschrift en ter zitting. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college daarin voldoende gemotiveerd heeft dat de financiële situatie onduidelijk is en dat daarmee onvoldoende inzicht is verkregen in de financiële situatie, om vast te kunnen stellen dat verzoekster wel in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Het is aan verzoekster om daarin inzicht te geven door controleerbare en verifieerbare gegevens te verstrekken. Dat heeft verzoekster onvoldoende gedaan en zij heeft daar geen goede reden voor gegeven. Verzoekster heeft geen toelichting gegeven op de bijschrijvingen van derden en contante stortingen op haar bankrekening. Het standpunt dat ze wél heeft aangetoond dat ze in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert en dat alle gegevens zijn ingeleverd is onvoldoende om het college niet te kunnen volgen in zijn standpunt. De algemene stelling dat ze rondkomt van geld van kennissen en vreemden op straat is niet concreet gemaakt, zodat het college zich terecht op het standpunt stelt verzoekster daarmee onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie. Het college heeft verder toegelicht dat op de bankafschriften geen betalingen voor vaste lasten van de zorgverzekering te zien zijn en er nauwelijks betalingen voor eten en drinken te zien zijn. Ook volgt uit de rapportages en gespreksverslagen dat verzoekster niet consistent is in haar antwoorden op vragen van het college waar ze heeft verbleven, in haar auto of bij vrienden/familie, wat ze wel en niet moet betalen wanneer ze bij haar dochter verblijft en met wie ze nu wel contact heeft van haar familie/vrienden en met wie er geen contact meer is.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college zich op het standpunt kon stellen dat verzoekster onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij in de periode van 1 januari 2025 tot en met 6 augustus 2025 in haar levensonderhoud heeft voorzien, zodat het college niet kon vaststellen dat verzoekster in die periode in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.