ECLI:NL:RBLIM:2025:9546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
11203111 \ CV EXPL 24-3472
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een overeenkomst van opdracht tussen 216 Accountants B.V. en gedaagde

In deze zaak vordert 216 Accountants B.V. (hierna: 216 Accountants) betaling van onbetaalde facturen van de gedaagde, die administratieve en fiscale werkzaamheden heeft laten verrichten. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 19 augustus 2025. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat er een vaste prijs per jaar is overeengekomen, die in maandelijkse termijnen is betaald. De kantonrechter heeft de vordering van 216 Accountants beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagde niet verplicht is om de gevorderde bedragen te betalen, omdat partijen een vast honorarium zijn overeengekomen en de facturen geen deugdelijke grondslag hebben. De kantonrechter heeft de vordering integraal afgewezen en 216 Accountants veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11203111 \ CV EXPL 24-3472
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
216 Accountants B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
hierna te noemen: 216 Accountants,
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties bij dupliek
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 8 augustus 2025 met producties 6 t/m 11 van 216 Accountants
- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. 216
Accountants heeft vanaf augustus 2018 tot en met december 2023 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] administratieve en fiscale werkzaamheden verricht.
2.2.
In dit kader heeft 216 Accountants aan [gedaagde] meermaals een opdrachtbevestiging gestuurd. De opdrachtbevestiging van 18 maart 2021 vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“Ons honorarium voor het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften bedraagt EUR 1.500, exclusief btw en is gebaseerd op de geschatte tijdsbesteding van ons team. (…)
Het honorarium voor deze dienstverlening wordt maandelijks in rekening gebracht.”
De opdrachtbevestiging van 24 januari 2023 vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“Ons honorarium voor het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften bedraagt EUR 1.620 (135 per maand), exclusief btw en is gebaseerd op de geschatte tijdsbesteding van ons team. (…)
Het honorarium voor deze dienstverlening wordt maandelijks in rekening gebracht.”

3.Het geschil

3.1. 216
Accountants vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.934,45, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.279,75 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Het bedrag van € 3.934,45 bestaat uit € 3.279,75 aan hoofdsom, € 452,98 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 463,08 aan wettelijke handelsrente, waarop € 261,36 aan deelbetalingen aan de incassogemachtigde in mindering wordt gebracht.
3.3. 216
Accountants legt aan de vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde] gehouden is een honorarium aan 216 Accountants te betalen voor door haar verrichte werkzaamheden. [gedaagde] heeft evenwel de volgende facturen onbetaald gelaten:
  • Factuur 21601496 d.d. 24-04-2022 ad € 1.815,00, waarvan openstaand € 657,20
  • Factuur 21605985 d.d. 1-12-2022 ad € 287,30
  • Factuur 21608124 d.d. 28-02-2023 ad € 1.028,50
  • Factuur 21612110 d.d. 15-08-2023 ad € 1.143,39
  • Factuur 21612539 d.d. 01-09-2023 ad € 163,36.
216 Accountants vordert betaling van deze facturen.
3.4.
[gedaagde] voert verweer en voert daartoe onder andere aan dat partijen een vaste prijs per jaar zijn overeengekomen die in vaste maandelijkse termijnen bij [gedaagde] in rekening werd gebracht. [gedaagde] heeft deze maandtermijnen telkens voldaan, zodat 216 Accountants niets meer van hem te vorderen heeft. De facturen waarvan 216 Accountants betaling vordert zien bovendien niet op enige maandtermijnen, zodat [gedaagde] geen betaling hiervan is verschuldigd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vermeerdering gronden
4.1.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft 216 Accountants de gronden die zij aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd vermeerderd, in die zin dat zij zich beroept op de artikelen 9 en 11 van de algemene voorwaarden en op schending van de klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.2.
Op grond van artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan
schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De gedaagde is bevoegd tegen de wijziging van eis of vermeerdering van de gronden bezwaar te maken op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter kan ook, op dezelfde grond, ambtshalve een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing laten.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vermeerdering van de gronden voor de gevorderde betaling door 216 Accountants, te weten het beroep op de algemene voorwaarden en op de klachtplicht van artikel 6:89 BW, in strijd is met de goede procesorde. Die gronden zijn niet bij dagvaarding of conclusie van repliek, maar pas tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst door 216 Accountants naar voren gebracht. Hiermee heeft 216 Accountants haar gronden in een te laat stadium aangevuld. Hierdoor heeft [gedaagde] onvoldoende gelegenheid gehad zich te kunnen verweren tegen het beroep van 216 Accountants op de klachtplicht en de algemene voorwaarden, welk beroep overigens een geheel nieuw partijdebat vraagt. Het toelaten van de wijziging van de gronden levert onder voornoemde omstandigheden een onredelijke vertraging van het geding op. Het beroep van 216 Accountants op de algemene voorwaarden en op de klachtplicht wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.
4.4.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het beroep van 216 Accountants op de klachtplicht niet had kunnen slagen. Het is vaste rechtspraak dat het opstellen en toezenden van een factuur niet gelden als ‘prestatie’ als bedoeld in artikel 6:89 BW. [1] De in dat artikel neergelegde verplichting om binnen bekwame tijd te protesteren over een gebrek in de prestatie is dan ook niet van toepassing ten aanzien van facturen.
Overeenkomst
4.5.
Volgens 216 Accountants vloeit de verplichting van [gedaagde] om de door haar gefactureerde bedragen te betalen voort uit de overeenkomst van opdracht die zij met elkaar hebben gesloten. Partijen zijn het erover eens dat de afspraken over het honorarium voor de werkzaamheden die 216 Accountants voor [gedaagde] verricht zijn vastgelegd in de opdrachtbevestigingen die 216 Accountants in ieder geval in 2021 en in 2023 naar [gedaagde] heeft gestuurd. Partijen twisten evenwel over de vraag hoe de afspraken die in de opdrachtbevestigingen zijn vastgelegd, moeten worden uitgelegd. Volgens 216 Accountants moet uit de tekst zoals opgenomen onder 2.2 worden begrepen dat partijen zijn overeengekomen dat bij [gedaagde] een voorschot in rekening wordt gebracht gebaseerd op een geschatte prijs, welk voorschot achteraf wordt verrekend met het honorarium voor de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Het honorarium wordt gebaseerd op het aantal gewerkte uren maal uurtarief. Dit volgt volgens 216 Accountants ook uit de wijze waarop aan [gedaagde] is gefactureerd. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] moet de overeenkomst, vastgelegd in de opdrachtbevestigingen, zo worden uitgelegd dat partijen een vaste prijs per jaar zijn overeengekomen voor het uitvoeren van de financiële administratie en de fiscale aangiften. Die vaste prijs is in de opdrachtbevestigingen vermeld en moest door [gedaagde] in maandelijkse termijnen worden betaald. Daarbij wijst [gedaagde] onder verwijzing naar het verkoopboek erop dat hij ook telkens maandelijks een vaste prijs heeft betaald.
4.6.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft 216 Accountants aanvullend gesteld dat partijen mondeling, van de opdrachtbevestiging afwijkende, afspraken hebben gemaakt voor de werkzaamheden bestaande uit het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften. Dit is echter niet aan de vordering ten grondslag gelegd. Voor zover 216 Accountants dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft willen doen, is dat veel te laat en gaat de kantonrechter daaraan voorbij. De kantonrechter gaat derhalve uit van de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in de opdrachtbevestigingen.
4.7.
Nu partijen twisten over de betekenis die aan de opdrachtbevestigingen moet worden toegekend, dient de kantonrechter door middel van uitleg van de opdrachtbevestigingen te beoordelen wat partijen zijn overeengekomen, meer in het bijzonder wat de inhoud is van de op [gedaagde] rustende betalingsverplichting. Die uitleg vindt plaats aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf, die inhoudt dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2] Hierbij zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg. [3]
4.8. 216
Accountants heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de tekst van de opdrachtbevestiging, zoals opgenomen onder 2.2, zo moet worden uitgelegd dat partijen hierbij een voorschot (gebaseerd op een geschatte prijs) zijn overeengekomen, dat achteraf wordt verrekend met de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. De bedoelde tekst vermeldt een honorarium voor het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften van een bedrag van € 1.500,00 dan wel € 1.620,00 exclusief btw per jaar. In de opdrachtbevestiging is nergens vermeld dat dit een voorschot betreft. In de opdrachtbevestiging is ook niet vermeld dat het jaarlijkse honorarium voor het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften - anders dan het honorarium voor bijkomende advieswerkzaamheden - achteraf wordt verrekend met de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. De opdrachtbevestiging vermeldt verder niet dat dit honorarium wordt gebaseerd op het aantal gewerkte uren maal uurtarief. Desgevraagd heeft 216 Accountants tijdens de mondelinge behandeling niet kunnen uitleggen welk uurtarief zij in dat geval met [gedaagde] is overeengekomen, noch op basis van hoeveel uren nacalculatie heeft plaatsgevonden. De toevoeging in de opdrachtbevestiging, dat het honorarium is gebaseerd op de geschatte tijdsbesteding van het team, leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van 216 Accountants dat deze toevoeging betekent dat er sprake is van een schatting van het uiteindelijk in rekening te brengen honorarium, vindt naar het oordeel van de kantonrechter geen steun in de tekst van bedoelde toevoeging. Het standpunt van 216 Accountants valt ook niet te rijmen met de correspondentie die zij buiten rechte met [gedaagde] heeft gevoerd en waar zij naar heeft verwezen. Bij e-mail van 15 april 2024 heeft 216 Accountants aan de toenmalige advocaat van [gedaagde] bevestigd:
“Zoals de heer [gedaagde] aangeeft is er destijds een prijsafspraak gemaakt van € 125,- excl. btw) per maand, dit komt neer op € 1.500,- excl. btw per jaar. Voor boekjaren 2022 & 2023 is een prijsafspraak gemaakt van € 135,- (excl. btw) per maand, dit komt neer op € 1.620,- excl. btw per jaar. Zie de opdrachtbevestiging in de bijlage”.Uit de gebruikte bewoording “prijsafspraak” maakt de kantonrechter op dat 216 Accountants op dat moment, evenals [gedaagde] , wel de mening was toegedaan dat partijen een vaste prijs per jaar, te betalen in maandelijkse termijnen, zijn overeengekomen. De kantonrechter heeft dit ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan 216 Accountants voorgehouden en 216 Accountants heeft bij die gelegenheid niet kunnen uitleggen hoe bedoelde e-mail zich verhoudt tot het standpunt dat zij nu in deze procedure inneemt. Ook heeft zij geen argumenten naar voren gebracht op basis waarvan kan worden geoordeeld dat de e-mail steun biedt voor de juistheid van dat standpunt. Dat partijen een vaste prijs zijn overeengekomen volgt bovendien ook uit de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de afspraken. [gedaagde] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat 216 Accountants maandelijkse termijnbedragen aan hem heeft gefactureerd. Desgevraagd is gebleken dat 216 Accountants bovendien nooit enig voorschot heeft verrekend met werkzaamheden die achteraf werden gefactureerd op basis van uren maal uurtarief.
4.9.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat 216 Accountants en [gedaagde] over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten dat 216 Accountants voor het voeren van de financiële administratie en het verzorgen van de fiscale aangiften een vast honorarium per jaar van € 1.500,00 exclusief btw per jaar respectievelijk € 1.620,00 exclusief btw per jaar in rekening zou brengen, dat door [gedaagde] in maandelijkse termijnen moest worden voldaan.
Facturen
4.10.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen welke gevolgen deze uitleg van de overeenkomst heeft voor de door 216 Accountants ingestelde vordering. 216 Accountants heeft haar vordering gebaseerd op de stelling dat de vijf facturen zoals vermeld onder 3.3 onbetaald zijn gelaten. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.11.
De facturen met factuurnummers 21601496 en 21608124 hebben betrekking op voorschotten die [gedaagde] volgens 216 moet betalen. De kantonrechter heeft reeds geoordeeld dat partijen niet zijn overeengekomen dat [gedaagde] een voorschot aan 216 Accountants verschuldigd is. De vordering, voor zover deze strekt tot betaling van deze facturen, zal daarom worden afgewezen, omdat een deugdelijke grondslag voor die vordering ontbreekt.
4.12.
Bij de factuur met factuurnummer 21605985 heeft 216 Accountants een bedrag van € 230,00 exclusief btw in rekening gebracht voor ‘Boekjaar 2022 Aangifte inkomstenbelasting Q3 (incl. bijwerken administratie)’. Tijdens de mondelinge behandeling heeft 216 Accountants toegelicht dat dit honorarium is gebaseerd op de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden (aantal gewerkte uren maal uurtarief). Nu uit het voorgaande volgt dat partijen voor deze werkzaamheden een vast honorarium zijn overeengekomen, ontbeert deze factuur eveneens een deugdelijke grondslag. Ook het onderdeel van de vordering dat strekt tot betaling van deze factuur wordt daarom afgewezen.
4.13.
Met betrekking tot de facturen met factuurnummers 21612110 en 21612539 heeft 216 Accountants tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hierbij geen maandtermijnen in rekening zijn gebracht, maar een honorarium dat is gebaseerd op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden (aantal gewerkte uren maal uurtarief). Ook voor deze facturen geldt derhalve dat een deugdelijke grondslag hiervoor ontbreekt, nu partijen een vast honorarium zijn overeengekomen. Dit onderdeel van de vordering is daarom evenmin toewijsbaar.
4.14.
Uit de voorgaande overwegingen vloeit voort dat de vordering van 216 Accountants integraal zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.15. 216
Accountants is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] procedeert in persoon en is ter zitting verschenen. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] met in achtneming van het bepaalde in artikel 238 lid 1 Rv vast op € 50,00 aan reis- en verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van 216 Accountants af,
5.2.
veroordeelt 216 Accountants in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als 216 Accountants niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Linders en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.

Voetnoten

1.HR 11 mei 2001, ECLI:NL:HR:AB1565.
2.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)
3.Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572.