In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen Woningstichting Heemwonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. Heemwonen vorderde een verklaring voor recht dat de huurder met ingang van 1 juli 2024 een kale huurprijs van € 465,77 verschuldigd is, vermeerderd met servicekosten. De huurder had bezwaar gemaakt tegen de huurverhoging, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet tijdig had gedaan. De huurder had geen bezwaar ingediend bij de Huurcommissie en had ook geen bewijs geleverd dat er gebreken aan de woning waren die de huurverhoging zouden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de huurder de huurachterstand van € 64,90 moest betalen, en dat de vorderingen van de huurder in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Heemwonen, die in het gelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig bezwaar maken tegen huurverhogingen en het onderbouwen van klachten over de huurwoning.