Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldaan aan de overige voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat gezien het verzoekschrift, het verhandelde ter zitting, het rapport van de raad van 9 december 2024 en na [minderjarige 1] gehoord te hebben, de adoptie van [minderjarige 1] door de stiefvader in het kennelijk belang van [minderjarige 1] is. [minderjarige 1] wordt al jarenlang opgevoed door de moeder en de stiefvader samen en vormt samen met de moeder, de stiefvader en [minderjarige 2] een gezin. Hij beschouwt de stiefvader als zijn vader en noemt hem ook zo. Het adoptieverzoek komt mede voort uit de innige wens van [minderjarige 1] om door de stiefvader geadopteerd te worden zodat hij echt deel uitmaakt van het gezin van moeder, stiefvader en [minderjarige 2] rechtbank volgt de raad niet in zijn mening dat [minderjarige 1] de emotionele gevolgen van adoptie nu niet kan overzien. Ten tijde van het opmaken van het raadsrapport was [minderjarige 1] dertien jaar oud, inmiddels is hij veertien jaar oud en heel stellig in zijn wens om door de stiefvader geapporteerd te worden en lijkt hij een goed besef te hebben van de gevolgen van zijn wens. De rechtbank acht het wel verstandig dat [minderjarige 1] hulp krijgt om onder meer om te leren gaan met de boosheid die hij tegenover de vader voelt en de rechtbank kan zich vinden in het advies van de raad ter zitting om met het oog daarop via Team Jeugd een buddy in te schakelen.
De rechtbank is verder van oordeel dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [minderjarige 1] niets meer van de vader in zijn rol van ouder te verwachten heeft. Die voorwaarde is geïntroduceerd bij de Wet van 21 december 2000 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (adoptie door personen van hetzelfde geslacht), Stb. 2001, 10. In de Memorie van Toelichting (kamerstukken 26 673, onder nummer 3, pag. 4) is met betrekking tot deze voorwaarde het volgende opgemerkt: “Het criterium dat het kind van zijn oorspronkelijke ouder of ouders niets meer te verwachten heeft, ziet op de ouder/kind-relatie. Het gaat dus niet om de vraag of het kind met zijn oorspronkelijke ouders in het geheel geen feitelijke contacten meer heeft of nog zal krijgen. Van belang is of het kind wel of niet kan verwachten dat de ouders nog inhoud kunnen geven aan het ouderschap. Slechts indien vaststaat dat het kind ten aanzien van zijn oorspronkelijke ouders als ouders niets te verwachten heeft, zal aan het nieuwe criterium voor adoptie zijn voldaan. Centraal staat het begrip ouderschap. Ouderschap impliceert het dragen van verantwoordelijkheid jegens het kind, onder meer ten aanzien van verzorging, opvoeding of uitoefening van het gezag. Tevens is ouderschap naar zijn aard bestendig en duurzaam, bijvoorbeeld wat het geven van liefde, aandacht en affectie betreft.” De rechtbank overweegt dat de vader niet concreet heeft gemaakt hoe hij de afgelopen jaren invulling heeft gegeven aan het ouderschap van [minderjarige 1] in de hiervoor bedoelde ruime zin, waarbij verantwoordelijkheid jegens het kind wordt gedragen ten aanzien van diens verzorging en opvoeding. Daarentegen is wel gebleken is dat de vader geen zorg heeft gedragen voor [minderjarige 1] , geen of nauwelijks kinderalimentatie heeft voldaan ten behoeve van [minderjarige 1] en ook geen contact meer heeft opgenomen met [minderjarige 1] . Evenmin heeft hij concreet gemaakt hoe hij in de toekomst invulling denkt te kunnen geven aan bedoeld ouderschap. Het enkele feit dat hij bij de raad heeft aangegeven dat hij het liefst contact met [minderjarige 1] zou hebben, maar niet weet hoe hij dat moet doen en hij eerst zijn eigen leven meer stabiel en op orde wil hebben, is onvoldoende om te concluderen dat [minderjarige 1] van de vader in de rol van ouder nog iets te verwachten heeft. Overigens hoeft een adoptie van [minderjarige 1] door de stiefvader niet in de weg te staan aan contact tussen de vader en [minderjarige 1] . De rechtbank is dan ook, anders dan de raad, van oordeel dat de adoptie onder de gegeven omstandigheden geen te zwaar middel is.