Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen [Naam verdachte], die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Naam verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald ter waarde van € 930,98, dat ontnomen wordt. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 september 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de vordering tot ontneming ingediend, waarbij het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 930,98, verkregen door middel van de diefstal gepleegd tegen [Slachtoffer]. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moet worden, omdat de schadevergoeding aan [Slachtoffer] in mindering moet worden gebracht op het ontnomen bedrag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ontnemingsvordering terecht is en dat het bedrag van € 930,98 moet worden betaald aan de staat. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling opgelegd aan [Naam verdachte] en heeft de wettelijke grondslag voor deze beslissing gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 oktober 2025.