In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan in een mentorschapskwestie. De zaak betreft de benoeming van een opvolgend mentor na het overlijden van de eerder benoemde mentor. De verzoekers, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben verzocht om hen als opvolgend mentoren te benoemen voor de betrokkene, die onder bewind staat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers niet tot de kring van personen behoren die op grond van de wet een verzoek tot benoeming van een mentor kunnen indienen. Dit heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van hun verzoek. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat er een noodzaak is om een opvolgend mentor te benoemen, aangezien de betrokkene niet in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De kantonrechter heeft daarom ambtshalve besloten om [verzoekster 1] en [verzoekster 2] tot opvolgend mentoren te benoemen, omdat zij zich bereid hebben verklaard en er geen wettelijke bezwaren zijn tegen deze benoeming. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher.