ECLI:NL:RBLIM:2025:9831

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
11710844 \ CV EXPL 25-2308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de huurovereenkomst met de huurder, [naam onderbewindgestelde], ontbonden en ontruiming van de woning gevorderd wegens een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst was ingegaan op 1 oktober 2022 en de huurprijs bedroeg € 824,64 per maand. De huurder had een huurachterstand opgebouwd van € 8.509,41, wat leidde tot de vordering van de verhuurder om de overeenkomst te ontbinden en het gehuurde te ontruimen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en dat de omstandigheden van de huurder niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij, [gedaagde], is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11710844 \ CV EXPL 25-2308
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[handelsnaam], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] en [naam onderbewindgestelde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen 1 tot en met 4
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 13 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt met ingang van 1 oktober 2022 aan [naam onderbewindgestelde] de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt € 824,64 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan. [eiser] heeft [naam onderbewindgestelde] schriftelijk gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening bij betalingsachterstanden. [naam onderbewindgestelde] heeft daarop niet afwijzend gereageerd. [eiser] heeft [naam onderbewindgestelde] daarna bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering.
2.3.
Bij beschikking van 23 juni 2025 heeft de kantonrechter van deze rechtbank bepaald dat vanaf 24 juni 2025 bewind is ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam onderbewindgestelde]
met benoeming van [gedaagde] en [naam bewindvoerder] , beiden maten van [handelsnaam] te Maastricht tot bewindvoerder.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van € 8.509,41 aan huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [naam onderbewindgestelde] is in zijn verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens [eiser] de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De huurovereenkomst is gesloten met een consument. Daarom moet ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name aan Richtlijn 93/13/EEG (de Richtlijn oneerlijke bedingen).
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] zijn vordering niet op enige bepaling uit de algemene voorwaarden heeft gebaseerd.
4.3.
[gedaagde] heeft de door [eiser] berekende huurachterstand niet weersproken. De door [naam onderbewindgestelde] gestelde persoonlijke omstandigheden ontslaan hem niet van zijn verplichtingen uit hoofde van de onderhavige overeenkomst, nu dit omstandigheden betreffen die voor zijn rekening en risico komen. De conclusie uit het voorgaande is dat er berekend tot en met mei 2025 sprake is van een huurachterstand van € 8.509,41. Dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen.
4.4.
[naam onderbewindgestelde] is te laat met het betalen van de verschillende huurtermijnen en dus zal de gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand worden toegewezen.
4.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [naam onderbewindgestelde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft aan [naam onderbewindgestelde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [eiser] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat [eiser] een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 705,74 inclusief btw worden toegewezen.
4.6.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] heeft voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
4.7.
Over de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [1] De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Vaak zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [2]
4.8.
Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand tien maanden. Daarna is de huurachterstand opgelopen en bedraagt de huurachterstand inmiddels 12 maanden.
De huurachterstand is daarom ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden. Gesteld noch anderszins is gebleken van omstandigheden die vorenstaande anders maken.
4.9.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal op grond van het voorgaande worden toegewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.
4.10.
[eiser] wil ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 824,64, te rekenen vanaf de maand juni 2025 tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde ontruimt. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [naam onderbewindgestelde] nog in het gehuurde verblijft. Deze vordering zal worden toegewezen.
4.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.216,14

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] in [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] :
- € 8.509,41 aan achterstallige huur tot en met mei 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2025 tot de dag van voldoening,
- € 824,64 per maand of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, vanaf juni 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
- € 705,74 inclusief btw aan vergoeding buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.216,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
CJ

Voetnoten

1.Artikel 6:265 BW.
2.HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)