Op 23 november 2000 heeft de Rechtbank Maastricht een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en een aantal besloten vennootschappen, waaronder SFIDA LOGISTICA B.V. en LIMIJ INTERNATIONAAL EXPEDITIE- EN TRANSPORTBEDRIJF B.V. De eiseres, minderheidsaandeelhouder van LIMIJ I, heeft de gedaagden gedagvaard om het aandeelhoudersbesluit van 28 april 1998 te vernietigen, waarbij de onderneming van LIMIJ I aan LIMIJ II werd verkocht. Eiseres stelt dat dit besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals vereist door artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er verschillende opgaven zijn gedaan over de aandelenverdeling en dat de verkoopprijs van de onderneming niet in verhouding staat tot de waarde ervan. Eiseres heeft conservatoire beslagen gelegd ter verzekering van haar vordering.
De rechtbank heeft besloten dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om de waarde van de overgedragen activa en passiva te bepalen. De rechtbank heeft vragen geformuleerd voor de deskundige en het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek zal ten laste komen van eiseres. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 4 januari 2001, waar partijen zich kunnen uitlaten over de deskundigen en de aan hen te stellen vragen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.
In deze zaak is de rol van de aandeelhouders en de bestuurders van de betrokken vennootschappen van groot belang, evenals de vraag of de verkoop van de onderneming op een rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. De uitkomst van het deskundigenonderzoek zal cruciaal zijn voor de verdere behandeling van de zaak.