2. HET GESCHIL EN DE VOORLOPIGE BEOORDELING ERVAN
-in conventie-
2.1 Bij beschikking d.d. 24 juni 1999 van deze rechtbank is tussen de ouders van Zoon de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2 Vader woont, samen met zijn andere zoon D., nog altijd in de voormalige echtelijke woning in V..
Zoon en zijn moeder hebben een andere woonruimte betrokken in V..
2.3 Nadat Zoon uit zijn voormalige ouderlijke woning is vertrokken, heeft hij zijn vader diverse keren verzocht om de aan hem -Zoon- toebehorende zaken, die zich nog in die woning bevonden, aan hem af te geven. Uiteindelijk heeft vader in september 1999 een aantal van de aan Zoon in eigendom toebehorende zaken aan hem overgedragen.
2.4 Zoon stelt dat zijn vader weigerachtig blijft om de volgende, aan hem -Zoon- toebehorende, zaken af te geven:
- kleren, onder andere jassen, pyjama's en ondergoed;
- bureaublad met 3 steunen;
- CD's met computerspelletjes;
- spullen voor carnaval, waaronder het colbertjasje van opa;
- gordijnen van de slaapkamer;
- schijfremslot van scooter;
- fotoalbum en nog diverse losse foto's;
- doopkaars;
- doos met technische lego;
- ander speelgoed en spellen;
- munten van opa, onder andere gouden en zilveren tientjes, box met centen en 5 centen;
- diverse antieke klokken, zich bevindende in de bij vader in gebruik zijnde loods, namelijk een Engelse staande klok met maand en datum, een Empire pendule, een Schwarzwald klok en een Schilderijklok;
- tegoedbon middelgrote vijzel.
2.5 Op grond van het bovenstaande vordert Zoon in conventie dat zijn vader wordt veroordeeld tot afgifte van de hierboven gespecificeerde zaken, zulks op verbeurte van een dwangsom van fl. 500,-- voor iedere dag dat vader in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
2.6 Vader stelt dat de klokken, waarvan Zoon thans afgifte vordert, geen eigendom van Zoon zijn, maar tot de huwelijksgoederengemeenschap van hem -vader- en de moeder van Zoon behoren. Bovendien, zo stelt vader, heeft hij die klokken niet, maar zijn deze bij de moeder van Zoon of haar familie. Met betrekking tot de andere zaken, waarvan Zoon thans afgifte vordert, stelt vader zich op het standpunt dat die zaken niet rechtstreeks vindbaar waren of zijn, danwel ook toebehoren aan zijn -Zoon'- broer D..
2.7 Ter terechtzitting d.d. 6 juli 2000 heeft de moeder van Zoon, die namens hem ter terechtzitting was verschenen, verklaard dat vader de tegoedbon middelgrote vijzel inmiddels aan Zoon heeft afgegeven.
2.8 Tijdens die zitting zijn partijen overeengekomen dat Zoon de hierboven nader genoemde zaken, met uitzondering van de antieke klokken, op zaterdag 15 juli 2000 om 10.00 uur bij vader gaat ophalen, naar de president begrijpt: voorzover bij hem -vader- aanwezig en aan Zoon toebehorend.
2.9 Bij brief d.d. 18 juli 2000 van zijn procureur heeft Zoon de president bericht dat hij zaterdag 15 juli 2000 de navolgende zaken niet heeft meegekregen:
- ondergoed, kleding en pyjama's met uitzondering van enkele pyjamatruien en een bodywarmer;
- CD's met computerspelletjes, met uitzondering van twee floppy's;
- schijfremslot voor scooter;
- fotoalbums en diverse losse foto's, met uitzondering van enkele foto's tot aan het eerste levensjaar van Zoon en een paar schoolfoto's;
- ander speelgoed en spellen, met uitzondering van 1 spel en enkele speelgoedauto's;
- munten van opa, met uitzondering van wat centen en 5 centen.
2.10 Vader heeft daarop bij brief d.d. 19 juli 2000 van zijn procureur gereageerd, waarbij hij heeft gesteld dat Zoon het ondergoed, de kleding en de pyjama's al eerder heeft meegenomen. Voorts heeft vader daarbij gesteld dat de CD's, het speelgoed en de spellen van Zoon en zijn broer samen zijn, dat deze zaken zo veel mogelijk zijn gedeeld en dat wat van die zaken aan Zoon is geschonken aan hem is meegegeven. Het schijfremslot is, aldus vader, niet aangetroffen, terwijl het fotoalbum van Zoon en enkele losse foto's aan hem zijn meegegeven, evenals wat van de aan hem geschonken munten werd aangetroffen.
2.11 Gelet op de stellingen van partijen, zoals die hierboven onder 2.9 en 2.10 zijn weergegeven, is de president voorshands van oordeel dat alleen een nader onderzoek naar feiten en omstandigheden uitsluitsel kan geven over de vraag of Zoon ook nog recht heeft op afgifte van de zaken, zoals die in de brief d.d. 18 juli 2000 van zijn procureur nader zijn vermeld. Voor een dergelijk onderzoek is in een procedure als de onderhavige echter geen plaats, zodat de gevorderde afgifte van die zaken in deze procedure niet kan worden toegewezen.
2.12 Terzake van de antieke klokken stelt Zoon zich op het standpunt dat die klokken zijn eigendom zijn. Hij voert daartoe aan dat zijn opa hem die klokken geschonken heeft.
2.13 Ter staving van deze stelling heeft Zoon ter terechtzitting d.d. 6 juli 2000 een verklaring van zijn opa R. overgelegd. Blijkens deze verklaring, die dateert van 3 juli 2000, heeft voornoemde R. Zoon in december 1998 -onder andere- een aantal antieke klokken geschonken.
2.14 Desgevraagd heeft de moeder van Zoon verklaard dat de verstandhouding tussen haar en vader in december 1998 is geëscaleerd. Hierop gelet, acht de president voorshands niet aangetoond dat opa R. de antieke klokken, waarvan Zoon thans afgifte vordert, destijds aan hem -Zoon- heeft geschonken. Te meer, nu de vader die schenking uitdrukkelijk heeft betwist. De president acht voorshands dan ook niet aangetoond dat Zoon eigenaar is van meergenoemde klokken, zodat de door hem gevorderde afgifte daarvan niet voor toewijzing vatbaar is.
2.15 In het feit dat partijen elkaars bloedverwanten zijn, ziet de president thans aanleiding de kosten van de conventie te compenseren, zoals in het dictum nader is bepaald.