ECLI:NL:RBMAA:2001:AD8212
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Groen
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake nawerking van de algemeenverbindendverklaring van de cao Bouwbedrijf 1996-1998
In deze zaak, behandeld door het Kantonrecht te Heerlen, staat de vraag centraal of de algemeenverbindendverklaring van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor het Bouwbedrijf 1996-1998 na 31 december 1998 nog nawerking heeft. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.T.J. Poell van FNV, heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Bouwbedrijf X B.V., vertegenwoordigd door mr. B.J. van Gent. De kantonrechter heeft op 4 juli 2001 een tussenvonnis gewezen waarin partijen zijn uitgenodigd om nadere conclusies te nemen over de vraag of er nawerking van de cao kan worden aangenomen. De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis de grondregel uiteengezet dat een algemeenverbindend verklaarde cao na het verstrijken van de geldigheidsduur in principe geen nawerking kent, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
In het vervolg van de procedure heeft de eiser gesteld dat de cao Bouw, die gold van 1 januari 1999 tot 31 december 2000, pas op 26 augustus 2000 gedeeltelijk algemeen verbindend is verklaard. De gedaagde partij heeft echter bewijs overgelegd waaruit blijkt dat er een algemeenverbindendverklaring was van 14 december 2000 tot 31 december 2000. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe algemeenverbindendverklaring van de op eiser toepasselijke loonbepalingen is gegeven kort na 31 december 1998, en dat de vorderingen van eiser niet gegrond zijn. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem verwezen in de kosten van de procedure.
De zaak is van belang voor de interpretatie van de nawerking van cao's en de voorwaarden waaronder deze kan gelden. De uitspraak benadrukt dat de regels omtrent nawerking strikt zijn en dat partijen goed moeten opletten bij het verstrijken van cao's en de gevolgen daarvan voor hun arbeidsvoorwaarden.