ECLI:NL:RBMAA:2001:AD8222

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
49944
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door werknemer en rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet

In deze zaak, behandeld door het Kantongerecht te Heerlen, is op 4 juli 2001 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma en haar werknemer. De zaak betreft een vordering van de vennootschap tegen de werknemer, die beschuldigd werd van verduistering van gelden uit de opbrengsten van weekmarkten gedurende zijn dienstverband van 14 oktober 1997 tot 18 september 1998. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer inderdaad gelden heeft verduisterd, en dat het bewijs hiervoor geleverd is door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De kantonrechter heeft de schade, die het gevolg was van de verduistering, vastgesteld op een bedrag van fl. 10.000,--, met bijkomende kosten van fl. 750,-- voor de vaststelling van de schade.

Daarnaast was er een reconventionele vordering van de werknemer, die stelde dat zijn dienstverband onregelmatig was beëindigd door een nietig ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde echter dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer op 18 september 1998 ten minste fl. 130,-- verduisterd had. De vorderingen in reconventie werden afgewezen, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden in reconventie. Het vonnis verklaarde de vordering in conventie uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vennootschap direct aanspraak kan maken op de toegewezen bedragen.

Uitspraak

KANTONGERECHT HEERLEN
Zaak/rolnr. 49944 cv 3507-98
Vonnis van de kantonrechter te Heerlen d.d. 4 juli 2001
inzake:
1. DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [R]V.O.F.,
gevestigd en kantorhoudende te Heerlen,
2. [R2], wonende te Heerlen …, vennoot van de onder sub 1 genoemde vennootschap,
3. [R3], wonende te … Heerlen, vennoot van de vennootschap onder sub 1 genoemde vennootschap,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde mr. R.E.A. Ruiter te Voerendaal,
tegen:
[S],
wonende te (…),
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
voorheen gemachtigde mr. L.P.A. van Montfort-Schoutissen te Heerlen,
thans gemachtigde mr. S.M. Vliegen te Kerkrade.
Ten aanzien van het verdere procesverloop in conventie en in reconventie
Ter voldoening aan de haar bij het tussen-vonnis van 2 februari 2000 gegeven bewijsopdracht, hebben eisers acht getuigen doen horen, waaronder eisers sub 2 en 3. Gedaagde heeft in contra-enquête zijn moeder als getuige doen horen. Van deze getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Eisers hebben vervolgens een conclusie na en-quête genomen, waarbij een productie in het geding werd gebracht. Daarop heeft gedaagde een conclu-sie na enquête genomen, waarbij twee producties in het geding werden gebracht. Partijen hebben vervol-gens wederom vonnis gevraagd, waarvan de uit-spraak is gesteld op heden.
De inhoud van de processtukken wordt op deze plaats herhaald en ingelast.
Verdere beoordeling
in conventie
Ter beoordeling staat of eisers geslaagd zijn in de vervulling van de hen verleende bewijsop-dracht, luidende: dat gedaagde gedurende de duur van het dienstverband, zijn de van 14 oktober 1997 tot 18 september 1998 de somma van
fl. x,--, althans een bedrag groter dan fl. y,-- , heeft gestolen c.q. verduisterd door toe-eigening van gelden uit de opbrengsten van weekmarkten.
In enquête verklaarden:
(…)
In contra-enquete verklaarden:
(…)
De kantonrechter is van oordeel dat, gezien deze verkla-ringen en die in hun onderlinge samenhang be-schouwd, alsmede ziende de overige door eisers in het geding gebrachte bewijsmiddelen, bewijs is geleverd dat gedaagde gelden van eisers verduisterd heeft en zeer zeker méér dan fl. y,--. Deze conclusie volgt met name uit de verklaringen van [A], [B], [C] en [D], aangevuld met de verklaringen van [R2] en [R3] en de inhoud van het proces-verbaal van de Politie Regio Limburg Zuid, nr (…).
Precies vaststellen welk bedrag daadwerkelijk verdwenen is, oftewel de hoogte van de feitelijke schade ten gevolge van de verduistering begroten, is gezien de aard van deze gedraging buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk. De accountantsbecijfering van Lemaire & partners geeft een gemotiveerde indicatie omtrent de omvang van de mogelijke schade, maar vormt geen sluitend bewijs op grond van concrete feiten. De berekening wekt de veronderstelling dat de terugloop in de resultaten in het geheel aan gedaagdes verduistering te wijten is, maar geeft geen zekerheid dat dit met uitsluiting van alle denkbare andere mogelijkheden de enige grondslag van de omzetdaling is.
De kantonrechter acht op grond van het vooromschrevene termen aanwezig de schade op de voet van artikel 6:97 B.W. ex aequo et bono te begroten. De kantonrechter houdt hierbij, gezien het bij dupliek overgelegde rapport van de Xaveriusschool, rekening met de persoon van gedaagde en diens leeftijd ten tijde van de verduistering enerzijds en de mogelijke benadeling van eisers anderzijds. De kantonrechter oordeelt dat binnen deze kaders een bedrag van fl. 10.000,-- passend is. Aannemelijk is dat de kosten van vaststelling van de schade fl. 750,-- hebben bedragen.
De vorderingen worden in deze omvang toegewezen, met veroordeling van gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de zijde van eisers in conventie.
In voorwaardelijke reconventie
Hoewel eiser stelt voorwaardelijk in reconventie een vordering te doen, blijkt noch uit de bewoording van het fundamentum petendi, noch uit het petitum zoals vervat in de conclusie van eis in reconventie welke deze voorwaarde is. Blijkens haar bewoording is de vordering onvoorwaardelijk.
De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat de dienstbetrekking onregelmatig is beëindigd door een nietig ontslag op staande voet d.d. 18 september 1998. Er was geen valide dringende reden volgens eiser.
Gedaagden hebben het gevorderde gemotiveerd weersproken.
Blijkens de stellingen van eiser zelf, alsook uit de overige bewijsmiddelen in conventie, staat vast dat eiser op 18 september 1998 tenminste fl. 130,-- van gedaagden na werktijd bij zich had. Dit is verduistering in dienstbetrekking en vormt zonder twijfel een geldige dringende reden voor ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet d.d. 18 september 1998 was rechtsgeldig, weshalve de vorderingen in reconventie ongegrond zijn en derhalve worden afgewezen, met veroordeling van eiser in de proceskosten van gedaagden in reconventie.
In conventie en in reconventie
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Rechtdoende
De kantonrechter:
In conventie
veroordeelt gedaagde, [S], om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te beta-len de somma van fl. 10.000,-- (zegge: tienduizend 0/100 gulden), ver-meer-derd met fl. 750,-- terzake van kosten van vaststelling van de schade, en vermeerderd met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 2 oktober 1998, de dag der dag-vaar-ding, tot aan de dag der algehele vol-doe-ning;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure in conventie aan de zijde van eisers gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op fl. 4010,43, waaronder fl. 3.500,-- gemachtigdensa-laris;
In recoventie
Wijst de vorderingen van eiser, [S], af;
veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure in reconventie aan de zijde van gedaagden gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op fl. 750,-- gemachtigdensa-laris
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voor-raad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter te Heerlen, en uitgesproken ter openbare civiele terecht-zitting van het Kantongerecht te Heerlen op 4 juli 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.