ECLI:NL:RBMAA:2001:AE0486
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.C. Casparie
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot erkenning van een kind en de afwijzing daarvan
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 1 november 2001 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin Joseph Anna [W.] verzocht om de toestemming van [O.] tot erkenning van zijn dochter [B.], geboren op 25 juni 1998. [W.] stelde dat hij de biologische vader van [B.] is en dat hij een nauwe persoonlijke relatie met haar heeft. Hij verzocht de rechtbank om de erkenning door [O.] te vervangen door die van de rechtbank, en om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een akte van erkenning op te maken. Tevens vroeg hij om de eerder opgemaakte akte van erkenning door een andere man te verbeteren of te vernietigen.
De procedure begon op 29 mei 2001 met de indiening van het verzoekschrift door [W.]. [O.] diende op 10 september 2001 een verweerschrift in, en op 14 september 2001 volgde een aanvullend verzoekschrift van [W.]. De zaak werd behandeld op 17 september 2001, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De rechtbank moest beoordelen of de erkenning door [W.] de belangen van [O.] en [B.] zou schaden. De rechtbank constateerde dat [B.] op 8 augustus 2001 al erkend was door G.G.L. [X.], de huidige partner van [O.], en dat [O.] en [X.] gezamenlijk het ouderlijk gezag over [B.] uitoefenen.
De rechtbank oordeelde dat de erkenning door [W.] niet in het belang van [B.] zou zijn, omdat dit zou kunnen leiden tot een verstoring van de emotionele en sociale ontwikkeling van het kind. De rechtbank concludeerde dat de belangen van [O.] bij een ongestoorde verhouding met [B.] zwaarder wogen dan de belangen van [W.] bij erkenning. Daarom werden de verzoeken van [W.] afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter J.C. Casparie, en tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.