ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1156

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-005700-01
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling van ambtenaar in Geleen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 2 april 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling van een ambtenaar. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van [slachtoffer 1] door haar keel dicht te drukken op 29 september 2001 in Geleen. Daarnaast werd hem verweten op 1 oktober 2001 een ambtenaar, [slachtoffer 2/benadeelde partij], te hebben mishandeld tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, wat leidde tot de conclusie dat hij de intentie had om haar van het leven te beroven. De rechtbank heeft ook de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte in overweging genomen, waarbij de verdachte aangaf dat hij stopte met het dichtknijpen van de keel toen het slachtoffer hem weggeschopt had. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering.

Uitspraak

Parketnummer: 03/005700-01
Datum uitspraak: 2 april 2002
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2002.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 september 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 september 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2/benadeelde partij], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft geslagen en/of die [slachtoffer 2/benadeelde partij] tegen een tafel en/of muur heeft geduwd/gegooid, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2001 tot en met 28 september 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Verbeterde schrijffout
Tengevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding in regel 3 van het onder 2 ten laste gelegde ten onrechte vermeld "die [slachtoffer 2/benadeelde partij]". De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. (primair)
hij op 29 september 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met kracht de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 oktober 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2/benadeelde partij], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft geslagen en tegen een tafel en muur heeft geduwd, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 28 september 2001 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
De raadsman heeft gesteld dat er ten aanzien van het onder 1 primair ten lastegelegde sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. Hij heeft deze stelling -zakelijk weergegeven-als volgt onderbouwd. Uit de inhoud van de stukken blijkt dat cliënt het dichtdrukken van de keel van het slachtoffer zonder invloed van buiten af meermalen heeft onderbroken en, toen het slachtoffer eenmaal buiten bewustzijn was geraakt hij zich uiteindelijk heeft gerealiseerd dat hij moest stoppen, en het dichtdrukken van de keel heeft beëindigd. Hij heeft nog gesteld dat de omstandigheid dat het slachtoffer buiten bewustzijn was, de mogelijkheid uitsluit dat zijn cliënt niet uit vrije wil is teruggetreden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat de verdachte, door gedurende langere tijd bij herhaling de keel van zijn slachtoffer dicht te drukken en dichtgedrukt te houden, er hiermee blijk van heeft gegeven zijn slachtoffer te willen doden. Ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de verdachte op enig moment zonder invloed van buitenaf heeft besloten zijn actie te beëindigen. De rechtbank stoelt dit oordeel op
- de verklaring van aangeefster, op 4 oktober 2001 afgelegd tegenover de verbalisanten [V.] en [K.], voorzover inhoudende: "[voornaam verdachte] kneep mij zowel met twee handen als een hand de keel dicht. Ik probeerde hem van mij af te duwen. [voornaam verdachte] herhaalde dit enkele keren. Ik kon geen lucht meer krijgen. Op een gegeven moment zag ik zwart voor mijn ogen. Ik kreeg een druk gevoel aan de rechterzijde van mijn hoofd. Op een gegeven moment (….) gelukte het mij om [voornaam verdachte] van mij af te trappen", en op
- de verklaring van de verdachte, op 8 november 2001 afgelegd tijdens het onderzoek in raadkamer, voorzover inhoudende: "Zij heeft mij toen weggeschopt. Doordat zij mij heeft getrapt ben ik gestopt met het dichtknijpen van haar keel. Ik schrok namelijk heel erg".
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
Feit 1 primair:
poging tot doodslag,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2:
mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, juncto artikel 304, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 3:
mishandeling, meermalen gepleegd,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het rapport van de psycholoog Dijkema, op 28 februari 2002 omtrent de persoon van de verdachte uitgebracht, welk rapport inhoudt als conclusie dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit onder 1 verminderd tot ernstig verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld;
- de mate waarin met name het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht.
Nu verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hierna te noemen benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De op te leggen straf en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 2/benadeelde partij] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding, onder opgave van de inhoud daarvan en van de gronden waarop deze berust, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks -matieriële- schade is toegebracht tot een bedrag van € 22,05 en nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 120,=.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen, daar ter terechtzitting de gestelde schade in zoverre niet is komen vast te staan.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd dertig maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot tien maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, Ressort 's-Hertogenbosch, Arrondissement Maastricht, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft aan voornoemde instelling opdracht aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2/benadeelde partij], [adres], te betalen een bedrag van € 142,05, (honderd tweeënveertig euro en vijf cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij], [adres], te betalen een bedrag van € 142,05, (honderd tweeënveertig euro en vijf cent);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij] voornoemd voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij] voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij] voormeld bedrag van € 142,05 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 142,05 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 2/benadeelde partij] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.M. Penn-Te Strake, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2002, zijnde mr. Timmers buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.