ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1345
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.T.M. Bröcker
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van het Verdrag inzake de rechten van het kind
In deze zaak heeft de Kinderrechter van de Rechtbank Maastricht op 8 februari 2002 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige S. X., geboren op [xx juni] 1984 in Somalië. De procedure vond plaats met gesloten deuren op 7 februari 2002. De Kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling goedgekeurd op basis van informatie van de gezinsvoogdij-instelling en verklaringen van aanwezige personen tijdens de zitting. De Kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat het in het belang van de minderjarige is om de begeleiding voort te zetten.
De Kinderrechter heeft ook overwogen dat, hoewel Somalië geen partij is bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, de bepalingen van het Verdrag van toepassing zijn op deze zaak. De jarenlange onzekerheid van de betrokken minderjarige is een belangrijke factor in de beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen. De Kinderrechter benadrukte dat het belang van het kind voorop staat en dat de Nederlandse overheid verplicht is om te zorgen voor de optimale ontwikkeling van de minderjarige.
De beslissing houdt in dat de termijn van de ondertoezichtstelling met ingang van 16 februari 2002 met een jaar wordt verlengd, met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg als gezinsvoogdij-instelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Kinderrechter heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de lange procedure rondom de verblijfsvergunning van het gezin, wat bijdraagt aan de onzekere situatie van de minderjarige. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier M.J.G. Dorren-Eggen.