ECLI:NL:RBMAA:2002:AE4779

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-005263-01
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke verkeersincidenten met meerdere slachtoffers door roekeloos rijgedrag en alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 juli 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 maart 2001 betrokken was bij een dodelijk verkeersincident in Berg en Terblijt. De verdachte, die op dat moment gedronken had, achtervolgde met hoge snelheid een andere auto waarin vier jongeren zaten. Tijdens deze achtervolging, die zich over een afstand van ruim vijf kilometer voordeed, heeft de verdachte herhaaldelijk geprobeerd de auto in te halen en is hij met hoge snelheid tegen de auto van de slachtoffers gebotst. Dit leidde tot de dood van drie inzittenden en ernstige verwondingen bij een vierde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van doodslag en poging tot doodslag, en dat zijn gedrag roekeloos en onvoorzichtig was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de maatschappelijke onrust die het incident veroorzaakte, en de impact op de nabestaanden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van zeven jaar. De rechtbank benadrukte dat geen enkele straf het leed van de slachtoffers en hun families kon vergoeden, maar dat een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk was om recht te doen aan de ernst van de feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 03/005263-01
Datum uitspraak: 01 juli 2002
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[ naam verdachte],
geboren te [geboortedatum/plaats],
wonende te [woonplaats/adres],
thans gedetineerd in de het HVB Roermond te Roermond.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2001, 8 januari 2002, 14 januari 2002, 8 april 2002 en 17 juni 2002.
De tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, hebbende hij tesamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, een of meermalen (telkens) met dat opzet met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken] (waarin hij, verdachte als passagier en zijn mededader als bestuurder gezeten waren), een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende personenauto, gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren gezeten, opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand gevolgd en/of getracht deze auto in te halenen/of een of meermalen (telkens) met dat opzet (tegen) deze auto aangereden en/of opgeduwd en/of gebotst, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en/of waardoor bovengenoemde personen, althans een of meer van hen, zodanig letsel opliepen dat zij daaraan zijn overleden;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met een ander, bestuurder/verkeersdeelnemer van na te noemen motorrijtuig (personenauto), (waarin hij, verdachte als passagier gezeten was), althans alleen, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg (Provinciale weg N590), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn en zijn mededader's schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] werden gedood, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte en/of zijn mededader met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], een ander, vóór hem en zijn mededader rijdend en vluchtend motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gezeten waren, heeft/hebben opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand heeft/hebben gevolgd en/of heeft/hebben getracht - deze personenauto - een of meermalen in te halen en/of een of meermalen (tegen) deze personenauto heeft/hebben opgeduwd en/of een of meermalen tegen deze personenauto heeft/hebben gereden en/of gebotst, door welke bovenomschreven gedraging(en) van hem, verdachte, en/of zijn mededader deze personenauto [kenteken] van de rijbaan van die weg is geraakt en tegen een - gezien zijn rijrichting - rechts van die rijbaan staande boom is gereden, althans gebotst en/of waardoor bovengenoemde personen, althans een of meer van hen, zodanig letsel opliepen dat zij aan de gevolgen daarvan zijn overleden, zulks terwijl hij en/of zijn mededader verkeerde(n) in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft/hebben voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde of negende lid van genoemde wet en/of zulks terwijl het/de bovenomschreven feit(en) zijn/is veroorzaakt althans mede zijn/is veroorzaakt doordat hij en/of zijn mededader een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid te weten 70 km per uur, onderscheidenlijk 80 km per uur in ernstige mate heeft/hebben overschreden, hebbende hij/zij toen aldaar gereden met een snelheid van (tenminste) 121 km per uur of daaromtrent, in elk geval met een snelheid aanzienlijk hoger dan 70 km per uur, respectievelijk 80 km per uur;
De in deze subsidiaire telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair, indien al het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een of meermalen met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], (waarin hij, verdachte, als passagier en zijn mededader als bestuurder gezeten waren) een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende auto, gekentekend [kenteken], waarin [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren gezeten, heeft opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand heeft gevolgd en/of heeft getracht deze auto in te halen, en/of een of meermalen (telkens) met dat opzet (tegen) deze auto is aangereden en/of heeft opgeduwd en/of is gebotst, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst waardoor het aan zijn schuld en de schuld van zijn mededader te wijten is geweest dat bovengenoemde personen, althans een of meer van hen, zodanig letsel hebben (heeft) bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan zijn (is) overleden;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tesamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, met dat opzet met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], (waarin hij verdachte als passagier en zijn mededader als bestuurder gezeten waren) met (zeer) hoge snelheid rijdend, een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende personenauto, gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 4] gezeten was, heeft opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand voornoemde auto heeft gevolgd en/of heeft getracht deze auto een of meermalen in te halen en/of een of meermalen (tegen) deze auto heeft opgeduwd en/of een of meermalen tegen deze auto is aangereden en/of gebotst, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en/of waardoor genoemde [slachtoffer 4] uit die auto is geslingerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling zou leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, hebbende hij tesamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, met dat opzet met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], (waarin hij verdachte als passagier en zijn mededader als bestuurder gezeten waren) een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende auto, gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 4] gezeten was, opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand voornoemde auto gevolgd en/of getracht deze auto een of meermalen in te halen en/of een of meermalen (tegen) deze auto opgeduwd en/of een of meermalen tegen deze auto aangereden en/of gebotst, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en/of waardoor genoemde [slachtoffer 4] uit die auto is geslingerd en zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een halswervelfractuur, heeft opgelopen;
meer subsidiair, indien al het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling zou leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met een ander, bestuurder/verkeersdeelnemer van na te noemen motorrijtuig, (waarin hij, verdachte, als passagier gezeten was), althans alleen, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg (Provinciale weg N590), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn en zijn mededaders' schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 4], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit voor die [slachtoffer 4] tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten (onder meer) een halswervelfractuur, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte en/of zijn mededader, met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], een ander, vóór hem, verdachte en zijn mededader rijdend en vluchtend motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 4] gezeten was, heeft/hebben opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand heeft/hebben gevolgd en/of heeft/hebben getracht - deze personenauto - een of meermalen in te halen en/of een of meermalen (tegen) deze personenauto heeft/hebben opgeduwd en/of een of meermalen tegen deze personenauto heeft/hebben gereden en/of gebotst, door welke bovenomschreven gedraging(en) van hem, verdachte, en/of zijn mededader, deze personenauto [kenteken] van de rijbaan van die weg is geraakt en tegen een - gezien zijn rijrichting - rechts van die rijbaan staande boom is gereden, althans gebotst en/of genoemde [slachtoffer 4] uit die vluchtende personenauto is geslingerd, zulks terwijl hij en/of zijn mededader verkeerde(n) in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft/hebben voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde of negende lid van genoemde wet en/of zulks terwijl het bovenomschreven feit is veroorzaakt althans mede is veroorzaakt doordat hij en/of zijn mededader een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid te weten 70 km per uur, onderscheidenlijk 80 km per uur in ernstige mate heeft/hebben overschreden, hebbende hij/zij toen aldaar gereden met een snelheid van (tenminste) 121 km per uur of daaromtrent, in elk geval met een snelheid aanzienlijk hoger dan 70 km per uur, respectievelijk 80 km per uur;
De in deze meer subsidiaire tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
meest subsidiair, voorzover al het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling zou leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2001 te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tesamen en in vereniging met aan ander, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een of meermalen met een met (zeer) hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], (waarin hij verdachte als passagier en zijn mededader als bestuurder gezeten waren), een andere, vóór hem, verdachte, en zijn mededader rijdende en vluchtende personenauto, gekentekend [kenteken], waarin [slachtoffer 4] was gezeten, heeft opgejaagd en/of op (zeer) korte afstand heeft gevolgd en/of heeft getracht deze auto in te halen en/of een of meermalen (telkens) met dat opzet (tegen) deze auto is aangereden en/of heeft opgeduwd en/of is gebotst, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en/of waardoor die [slachtoffer 4] uit die auto is geslingerd, waardoor het aan zijn en zijn mededader's schuld te wijten is geweest dat genoemde [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een halswervelfraktuur, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze is ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2001 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, over de Eburonenweg en/of de Terblijterweg na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,43 milligram,in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 31 maart 2001 in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, hebbende hij tezamen en in vereniging met zijn mededader, meermalen, telkens met dat opzet met een met zeer hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken] (waarin hij, verdachte en zijn mededader gezeten waren), een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende personenauto, gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren gezeten, opgejaagd en op zeer korte afstand gevolgd en getracht deze auto in te halen en meermalen tegen deze auto aangereden, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en waardoor bovengenoemde personen zodanig letsel opliepen dat zij daaraan overleden;
2.
hij op 31 maart 2001 in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn mededader, met dat opzet met een met zeer hoge snelheid rijdende personenauto, gekentekend [kenteken], (waarin hij verdachte en zijn mededader gezeten waren), een andere, vóór hem en zijn mededader rijdende en vluchtende personenauto, gekentekend [kenteken], waarin genoemde [slachtoffer 4] gezeten was, heeft opgejaagd en op zeer korte afstand voornoemde auto heeft gevolgd en heeft getracht deze auto meermalen in te halen en meermalen tegen deze auto is aangereden, waardoor voornoemde personenauto [kenteken] van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst en waardoor genoemde [slachtoffer 4] uit die auto is geslingerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 31 maart 2001 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, over de Eburonenweg en de Terblijterweg na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,43 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting van 17 juni 2002 heeft de raadsman betoogd dat er in casu geen sprake is van opzet aan de zijde van verdachte op de dood van de jongeren, dan wel opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij een van hen. De raadsman heeft hiertoe naar voren gebracht dat het niet de bedoeling van cliënt was om de inzittenden van de Honda schrik aan te jagen, doch om de Honda in te halen en de schade te regelen. Na de fatale botsing zijn verdachte en diens medeverdachte onmiddellijk gestopt en hebben getracht te redden wat er te redden viel.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen het volgende blijkt.
- Verdachte heeft voorafgaande aan het tenlastegelegde een grote hoeveelheid alcohol gedronken. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard op die dag meer dan een krat bier te hebben gedronken;
- Na het verlaten van café Eburonen te Maastricht op 31 maart 2001, omstreeks 22.50 uur, heeft verdachte zijn Opel bestuurd en zat diens medeverdachte, [naam medeverdachte], als bijrijder in de auto;
- Hoewel niet vaststaat dat er op de Terblijterweg een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de Opel en de voor hem rijdende Honda, verkeerde verdachte in de veronderstelling dat zulks wel was gebeurd. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard, dat de Opel voor zijn gevoel de voor hem rijdende Honda had geraakt. Verdachte heeft hierin aanleiding gezien om de Honda in te halen en tot stoppen te dwingen;
- Verdachte is uit de auto gestapt en heeft de vier jeugdige inzittenden van de Honda geïntimideerd, door onder meer met kracht het bestuurdersportier open te trekken, de bestuurder te slaan en daarna nog een slaande beweging in diens richting te maken en op dwingende toon hen te gebieden hem te volgen naar het kamp in [plaatsnaam] om de vermeende schade te regelen;
- Verdachte is aan de bijrijderszijde van de Opel ingestapt en [naam medeverdachte] heeft de Opel vervolgens bestuurd;
- Bij het links voorsorteren voor het tweede verkeerslicht, is de Honda weggevlucht in de richting van Berg en Terblijt, hetgeen verdachte van [naam medeverdachte] hoorde. Mede op initiatief van verdachte, onder toevoeging van de woorden: "Rij erachter aan, want die moet stoppen. Haal hem in", heeft de Opel de achtervolging krachtig en met hoge snelheid ingezet. Met zeer grote snelheid, bij het voeren van groot licht en op zeer korte afstand achtervolgde de Opel de Honda over een traject van ruim vijf kilometer over de Rijksweg. Volgens het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut bedroeg de gemiddelde snelheid tussen 121 en 148 km/uur, terwijl volgens opgave van de politie de ter plaatse over het gehele traject toegestane maximumsnelheid 70 of 80 km/uur bedroeg. Getuige [naam getuige] schatte de snelheid van de auto's op 140 tot 150 kilometer en verklaarde dat de twee auto's extreem dicht op elkaar zaten. Getuige [naam getuige] verklaarde dat de tweede auto op minder dan één meter afstand van de voorste auto reed, dus pal op diens achterbumper;
- Tijdens de overbrenging van verdachte naar het hoofdbureau van politie te Maastricht verklaarde verdachte onder meer: "Ik zei tegen mijn vrouw volgen en erbij blijven. (…) Het was mijn bedoeling die vent op zijn bek te slaan";
- [slachtoffer 2] heeft vanuit de Honda met de meldkamer gebeld en gevraagd of er alstublieft iemand naar hen toe kon komen. Het Nederlands Forensisch Instituut, dat voormeld telefoongesprek heeft onderzocht, bevestigt in zijn rapport dat de inzittenden van de Honda zich ernstig bedreigd voelden door (het rijgedrag van) de inzittenden van de Opel. De vrouwelijke inzittenden klinken een aantal malen zeer geëmotioneerd. Eén van hen smeekt om hulp. Tenminste éénmaal is een snikkend geluid te horen dat er op wijst dat tenminste één van de vrouwen op een bepaald moment huilt. [slachtoffer 4], één van de inzittenden van de Honda, heeft hierover verklaard dat er paniek in de auto uitbrak en dat ze alle vier bang waren voor wat er zou gebeuren. Zij voelde op dat moment een doodsangst;
- De Opel heeft meerdere malen getracht om de Honda in te halen. De Honda heeft geprobeerd om dit te voorkomen door naar links te rijden. De Opel heeft zich naar de rechterrijbaan begeven om tegemoetkomend verkeer te laten passeren en heeft de auto van getuige [naam getuige] ingehaald. Getuige [naam getuige] verklaart dienaangaande dat de tweede auto een beetje van links naar rechts op en neer ging als wilde hij een gat vinden om te kunnen passeren;
- Vóór de laatste aanrijding zijn er gedurende het afgelegde traject één of meerdere aanrijdingen geweest tussen de Opel en de Honda. [naam medeverdachte] heeft in dat verband verklaard: "Toen deze witte auto naar links kwam raakte de rechtervoorzijde van mijn auto de linkerachterzijde van deze witte auto. Dit gebeurde alle drie de keren dat ik probeerde in te halen." Niettemin heeft de Opel de achtervolging voortgezet;
- De Honda heeft meerdere malen tijdens de achtervolging geremd. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Assen, verklaard dat de witte auto (de Honda) vaker heeft geremd en zij ook iedere keer remde;
- Vlak voor de fatale aanrijding heeft de Honda geremd. De rotatie van de Honda is ingezet doordat de Opel de Honda onder een hoek van ongeveer 10 graden heeft aangereden, waardoor de Honda van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst;
- Van de inzittenden in de Honda zijn drie personen overleden en is één persoon zwaar gewond geraakt.
De rechtbank overweegt dat -gelet op de agressieve wijze waarop verdachte de inzittenden heeft benaderd en gelet op de wijze van achtervolgen, dat wil zeggen op zeer korte afstand, onder het voeren van groot licht en met zeer hoge snelheid- verdachte had moeten begrijpen dat de inzittenden van de Honda bang voor hem waren en daarom van hem wegvluchtten.
Ondanks het feit dat de Honda kennelijk als reactie op het weggedrag van de Opel reeds meerdere malen naar links was uitgeweken en had geremd en ondanks de eerdere aanrijding(en), die reeds met de Honda hadden plaatsgevonden bij voornoemde hoge snelheden, volhardde verdachte in de risicovolle achtervolging gepaard gaande met inhaalpogingen. De Opel heeft daarbij ruimte gegeven aan tegenliggers en een andere auto, die van getuige [naam getuige], ingehaald, waaruit niet anders valt te concluderen dan dat er sprake was van een doelgerichte achtervolging van (de inzittenden) van de Honda.
Uitgaande van de hoge snelheid van de Opel, die bepalend was voor de snelheid waarmee de Honda reed, de eerdere aanraking(en) van beide voertuigen, het op zeer korte afstand achtervolgen van de Honda door de Opel en het voor verdachte waarneembare weggedrag van de Honda (het naar links bewegen en remmen), alsmede gezien het feit dat verdachte desondanks koste wat kost de Honda wilde inhalen en tot stoppen wilde dwingen, komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich wederom een aanrijding tussen de Opel en de Honda zou voordoen, waarbij -gegeven voornoemde omstandigheden- de aanmerkelijke kans bestond dat de Honda van de weg zou afraken met fatale gevolgen voor de inzittenden.
De rechtbank is derhalve, van oordeel dat bij verdachte sprake is van voorwaardelijk opzet voor wat betreft de feiten onder 1 primair en 2 primair.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten, welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
T.a.v. feit 1 primair:
Medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 2 primair:
Medeplegen van poging tot doodslag,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 3:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 176, derde lid, van de Wegenverkeerswet.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- het gewelddadig karakter van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte ergerde zich aan het -overigens correcte- verkeersgedrag van de Honda, veronderstelde vervolgens dat er een aanrijding had plaatsgevonden en heeft daarop de bestuurder en inzittenden van de Honda (de latere slachtoffers) agressief bejegend. Deze agressieve benadering moet deels worden verklaard uit een overmatig alcoholgebruik van verdachte, naar eigen zeggen had hij gedurende die dag in totaal ruim een krat bier gedronken.
Verdachte heeft de Honda klem gereden, vervolgens met kracht het bestuurdersportier van die Honda geopend en de bestuurder geslagen, gevolgd door een slaande beweging in diens richting en met stemverheffing en op dwingende toon die inzittenden gezegd dat ze hem moesten volgen naar het kamp in [plaatsnaam].
Door deze -voor de inzittenden van de Honda niet verklaarbare- agressieve houding van verdachte, zagen zij zich zeer kort daarna kennelijk genoodzaakt te vluchten door met hoge snelheid hun weg te vervolgen richting Berg en Terblijt.
Blijkens de inhoud van het meldkamergesprek heeft het handelen van verdachte en het hierna omschreven rijgedrag van de Opel grote invloed gehad op de emotionele gemoedstoestand van de bestuurder en de andere inzittenden van de Honda. Zij voelden zich -kort gezegd- ernstig bedreigd; ze waren bang een tweede keer te worden klem gereden met alle gevolgen van dien.
De Opel, waarin verdachte was gezeten, heeft over een afstand van ruim vijf kilometer in het donker de Honda voortdurend op zeer korte afstand en met een zeer hoge snelheid achtervolgd, waarbij de Opel groot licht heeft gevoerd en ook herhaaldelijk heeft getracht bij die hoge snelheden de Honda in te halen. Deze acties waren naar het oordeel van de rechtbank enkel gericht op het koste wat kost tot stoppen dwingen van de Honda om verdachte in staat te stellen opnieuw geweld te gebruiken tegen in ieder geval de bestuurder van de Honda. Verdachte heeft immers verklaard dat het zijn bedoeling was die vent op zijn bek te slaan.
De onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten hebben geleid tot een fatale afloop. Drie jongeren in de leeftijd van 18 en 19 jaar zijn omgekomen en een vierde, toen 19 jaar oud, is zwaar gewond geraakt. Bij laatstgenoemde zijn de volgende verwondingen geconstateerd: een hoog-energetisch trauma, een nekwervelfractuur, een sleutelbeenfractuur en een onderbeenfractuur. Naar verwachting heeft zij blijvende (psychische) gevolgen van het ongeval te duchten.
Het overlijden van de drie jeugdige slachtoffers heeft voor de nabestaanden onuitwisbare gevolgen. Voor het zwaargewonde slachtoffer en haar familieleden geldt dit eveneens. Uit de door de rechtbank ter terechtzitting voorgehouden zogenoemde slachtofferverklaringen blijkt duidelijk welke (blijvende) gevolgen zich voordoen bij de nabestaanden en familieleden van de slachtoffers.
Voorts hebben dergelijke schokkende gebeurtenissen veel gevoelens van onbegrip, onrust en onveiligheid teweeg gebracht bij -in ieder geval- de inwoners van de woonplaatsen van de slachtoffers.
De rechtbank geeft zich rekenschap van het feit dat geen enkele straf de slachtoffers en nabestaanden met het aangerichte leed zal kunnen verzoenen. Op deze geweldsdelicten kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.
De door de officier van justitie gevorderde straf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht dan ook het opleggen van een hogere straf dan gevorderd passend en geboden.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte meerdere malen aan het stuur heeft getrokken en/of geduwd, terwijl de Opel zich met hoge snelheid voortbewoog. Ook volgt daaruit dat verdachte aanmerkelijke invloed heeft uitgeoefend op die snelheid en de richting van de Opel.
Door aldus te handelen heeft verdachte mede de (voort)beweging en de rijrichting van de Opel bepaald zodat hij naar het oordeel van de rechtbank, voor wat betreft de feiten 1 primair en 2 primair, als bestuurder van een motorrijtuig in de zin van artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair acht de rechtbank -ter beveiliging van het verkeer- een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
Ook ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank om die reden een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens eigen opgave aan verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde is begaan.
De op te leggen straffen zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TIEN jaren;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ZEVEN jaren;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van TWEE jaren;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van EEN jaar;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten 1 personenauto [kenteken], Opel Omega, kleur groen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.M. Penn-Te Strake, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Ross, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 01 juli 2002.