ECLI:NL:RBMAA:2002:AE4830
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Bergmans
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en tussenkomst in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft PGI HOLDING B.V. gedaagde [gedaagde sub 1] gedagvaard voor de rechtbank Maastricht, met als doel betaling van een geldelijke vordering van in totaal fl. 107.928,87, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. PGI stelt dat zij vorderingen heeft op [gedaagde sub 1] die voortvloeien uit een detachering en adviesdiensten die door haar dochtermaatschappij, SUPER P. GILLESSEN MEERSSEN B.V. (SGM), zijn verleend. De gedaagde heeft echter betwist dat PGI gerechtigd is om deze vorderingen in te stellen, omdat de vorderingen volgens haar niet rechtsgeldig zijn overgedragen.
In het incident heeft SGM verzocht om als tussenkomende partij in het geding tussen PGI en [gedaagde sub 1] te worden toegelaten. SGM stelt dat zij een eigen belang heeft bij de uitkomst van de procedure, maar de rechtbank oordeelt dat SGM niet voldoende belang heeft om tussen te komen. De rechtbank concludeert dat SGM feitelijk PGI in haar vordering wil ondersteunen, maar dat dit niet voldoet aan de vereisten voor tussenkomst.
De rechtbank wijst de vordering van SGM af en legt de kosten van het incident op aan SGM. In de hoofdzaak verwijst de rechtbank de zaak naar een volgende rolzitting voor beraad, waarbij PGI de gelegenheid krijgt om haar vorderingen verder te onderbouwen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Bergmans, vice-president van de rechtbank Maastricht, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.