ECLI:NL:RBMAA:2002:AE4830

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67066
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en tussenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft PGI HOLDING B.V. gedaagde [gedaagde sub 1] gedagvaard voor de rechtbank Maastricht, met als doel betaling van een geldelijke vordering van in totaal fl. 107.928,87, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. PGI stelt dat zij vorderingen heeft op [gedaagde sub 1] die voortvloeien uit een detachering en adviesdiensten die door haar dochtermaatschappij, SUPER P. GILLESSEN MEERSSEN B.V. (SGM), zijn verleend. De gedaagde heeft echter betwist dat PGI gerechtigd is om deze vorderingen in te stellen, omdat de vorderingen volgens haar niet rechtsgeldig zijn overgedragen.

In het incident heeft SGM verzocht om als tussenkomende partij in het geding tussen PGI en [gedaagde sub 1] te worden toegelaten. SGM stelt dat zij een eigen belang heeft bij de uitkomst van de procedure, maar de rechtbank oordeelt dat SGM niet voldoende belang heeft om tussen te komen. De rechtbank concludeert dat SGM feitelijk PGI in haar vordering wil ondersteunen, maar dat dit niet voldoet aan de vereisten voor tussenkomst.

De rechtbank wijst de vordering van SGM af en legt de kosten van het incident op aan SGM. In de hoofdzaak verwijst de rechtbank de zaak naar een volgende rolzitting voor beraad, waarbij PGI de gelegenheid krijgt om haar vorderingen verder te onderbouwen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Bergmans, vice-president van de rechtbank Maastricht, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis : 20 juni 2002
Zaaknummer : 67066 / HA ZA 01-628
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PGI HOLDING B.V.,
voor zich alsmede in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van haar dochter-maatschappij Super P. Gillessen Meerssen B.V.,
statutair gevestigd te Meerssen, kantoor houdende te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot tussenkomst,
procureur mr. H.C. Altmann;
tegen:
[ged[gedaagde sub 1],
als zodanig zaakdrijvende te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
wonende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident tot tussenkomst,
procureur mr. R.A. Kempermann.
en
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUPER P. GILLESSEN MEERSSEN B.V.,
statutair gevestigd te Meerssen, kantoor houdende te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
procureur mr. H.C. Altmann.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen "PGI", heeft gedaagde in de hoofdzaak, hierna te noemen "[gedaagde sub 1]", gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld.
[gedaagde sub 1] heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Op de voet van artikel 141a (oud) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Bij brief van 13 november 2001 zijn door PGI stukken overgelegd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Vervolgens heeft eiseres in het incident tot tussenkomst, hierna te noemen "SGM", een incidentele conclusie tot tussenkomst en conclusie van eis in interventie genomen, zulks onder het overleggen van één productie.
Daarop hebben PGI en [gedaagde sub 1] elk een conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst genomen.
Ten slotte hebben partijen in het incident vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vordering
In de hoofdzaak
PGI stelt - zakelijk weergegeven - het volgende:
- SGM heeft op verzoek en voor rekening van [gedaagde sub 1] in de periode oktober 1996 t/m oktober 1997 een zekere [naam gedetacheerde] bij [gedaagde sub 1] gedetacheerd teneinde [gedaagde sub 1] behulpzaam te zijn en diens onderneming tot bloei trachten te brengen;
- SGM heeft ten tijde van haar bedrijfsbeëindiging haar rechten uit voormelde detachering aan haar (PGI) overgedragen;
- Tussen PGI en [gedaagde sub 1] bestond de afspraak dat de uit de detachering gefactureerde nota's, lettend op [gedaagde sub 1]'s toenmalige financiële positie, tot nader order niet onmiddellijk voldaan hoefden te worden en dat zolang de betaling uitbleef rente berekend werd;
- Zij heeft voorts in diens opdracht en voor diens rekening [gedaagde sub 1] geadviseerd in een huurverlagingkwestie met betrekking tot de tussen [gedaagde sub 1] en Unigro vige-rende huurovereenkomst, welke kwestie door haar tussenkomst voor [gedaagde sub 1] een goede afloop heeft gekend, hetgeen [gedaagde sub 1] haar ook schriftelijk heeft bevestigd;
- [gedaagde sub 1] heeft medegedeeld het ter zake overeengekomen bedrag ad fl. 12.500,-- omgaande te zullen betalen, zij het dat [gedaagde sub 1] in strijd met de afspraak stelt dat deze beloning inclusief de omzetbelasting is, hetgeen zij betwist. Desondanks betaalt [gedaagde sub 1] tot op heden het bedrag van fl. 12.500,-- niet;
- Eind 2000 heeft zij (nadat haar dochtermaatschappij [SGM] in de loop van 1999 tengevolge van de verkoop van haar supermarkt haar activiteiten beëindigde en diverse voorstellen om tot een soepele afbetaling te geraken door [gedaagde sub 1] niet werden gehonoreerd) aangedrongen op totale betaling van al haar openstaande nota's ter zake de detachering ad in totaal fl. 75.720,29 incl. BTW, de advieskosten ad fl. 14.687,50 incl. BTW en de rente over de jaren 1997 t/m 2000 ad in totaal fl. 15.321,91, maar [gedaagde sub 1] laat - ook na herinneringen - betaling na;
- Haar raadsman heeft - de laatste maal bij brief van 10 mei 2001 - [gedaagde sub 1] tot betaling van het totaal ad fl. 105.729,70 vermeerderd met de contractuele rente over de periode januari t/m mei 2001 ad fl. 2.199,18 (in totaal derhalve fl. 107.928,87) gesommeerd, met aanzegging bij niet-betaling van de buitengerechtelijke kosten (ad fl. 833,-- incl. BTW) en de wettelijke rente vanaf 1 juni 2001;
PGI heeft op grond van het vorenstaande gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van fl. 107.928,87, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met fl. 833,-- ter zake buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van het geding.
De vordering wordt door [gedaagde sub 1] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord.
In het incident
SGM stelt - zakelijk weergegeven - het volgende:
- PGI stelde tegen [gedaagde sub 1] een procedure in om tot incasso van een geldelijke vordering te geraken;
- [gedaagde sub 1] heeft bij antwoord verweer gevoerd: in de eerste plaats het formele ver-weer dat PGI niet gerechtigd zou zijn deze vorderingen in te stellen omdat het vorde-ringen van haar (SGM) zouden zijn en nergens uit blijkt dat -zoals PGI stelt - deze vorderingen zijn overgedragen;
- Er heeft inderdaad slechts een boekhoudkundige overdracht plaatsgehad, doch er is niet gecedeerd noch verpand noch is ter zake iets aan [gedaagde sub 1] kenbaar gemaakt;
- Zij dient dus voor haar eigen belangen op te komen, zodat zij recht en belang heeft tussen te komen;
- Zij brengt een volmacht in het geding waaruit blijkt dat zij PGI heeft toegestaan te handelen zoals PGI heeft gedaan, maar dat wil niet nog zeggen dat haar vorderingen civielrechtelijk zijn overgedragen, laat staat dat dit tevoren aan [gedaagde sub 1] kenbaar is gemaakt, zodat PGI had horen te dagvaarden in haar kwaliteit van gevolmachtigde, welke omissie zij hierbij recht zet;
SGM heeft vervolgens op grond van het vorenstaande gevorderd haar toe te laten als tussenkomende partij in het geding tussen PGI en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen de somma van fl. 107.928,87, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2001 tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met fl. 833,-- ter zake buitengerechtelijke kosten, kosten rechtens.
PGI heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van SGM.
[gedaagde sub 1] heeft de vordering weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in het incident.
3. De beoordeling
In het incident
Zowel uit de "kop" van haar incidentele conclusie als uit het petitum daarvan blijkt duide-lijk dat SGM wenst tussen te komen in het geding tussen PGI en [gedaagde sub 1].
Tussenkomst ziet echter op het geval dat een derde tegenover beide partijen een eigen recht wil doen gelden. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank niet het geval: SGM stelt zich immers niet tegenover PGI maar wenst feitelijk PGI in haar vordering te onder-steunen (danwel die van haar over te nemen).
Daarnaast moet - wil het verzoek tot tussenkomst voor toewijzing vatbaar zijn - blijken van een belang van SGM om benadeling of verlies te voorkomen van een haar toeko-mend recht dat bedreigd wordt door het hangende geding tussen PGI en [gedaagde sub 1] en voor het behoud waarvan haar optreden in dit geding nodig is.
Daar is naar het oordeel van de rechtbank in casu geen sprake van: nu haar pretense vordering op [gedaagde sub 1] niet op rechtsgeldige wijze aan PGI is overgedragen "bezit" zij die vordering nog steeds zelf en staat niets er aan in de weg dat zij die vordering alsnog zelf tegen [gedaagde sub 1] aanhangig maakt. Op de uitkomst van die procedure heeft de uitkomst van de procedure tussen PGI en [gedaagde sub 1] geen enkele invloed, zodat SGM bij haar vordering geen belang heeft.
Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden afgewezen en dat SGM als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit incident moet dragen.
In de hoofdzaak
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar na te melden roldag voor beraad ex artikel 2.12 Landelijk Rolreglement aan de zijde van PGI, ambtshalve peremptoir.
In het incident en in de hoofdzaak
In de uitspraak zullen geldbedragen alleen nog in Euro's worden opgenomen.
4. De uitspraak
De rechtbank:
In het incident
wijst het gevorderde af;
veroordeelt SGM in de kosten van het incident, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op €€€€ 390,25 wegens salaris procureur;
In de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2002 voor beraad ex artikel 2.12 Landelijk Rolreglement aan de zijde van PGI, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
PZ