ECLI:NL:RBMAA:2002:AE6796

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
75034 / JE RK 02-561
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.T.M. Bröcker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige Femke

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Maastricht op 7 augustus 2002 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige Femke, geboren op 1 januari 1987. Het verzoek is ingediend door Femke zelf, die op 4 juni 2002 een schrijven heeft ingediend waarin zij verzoekt om een gesprek met de kinderrechter over haar uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2002 was de advocate van Femke, mevrouw mr. A.H. Odekerken-Holtkamp, afwezig, maar haar kantoorgenote, mevrouw mr. L.J.H. Hoven-Kohl, was bereid om Femke bij te staan. De kinderrechter heeft besloten de behandeling voort te zetten zonder advocaat, maar met de mogelijkheid om de zitting te schorsen indien nodig.

Femke heeft tijdens de zitting haar verzoek toegelicht en aangegeven dat zij liever bij haar vader en diens partner zou willen wonen, maar als dat niet mogelijk is, wil zij in ieder geval uit de gesloten instelling waar zij verblijft. De gezinsvoogdes, mevrouw M.U. R., steunt het verzoek van Femke en heeft aangegeven dat zij in aanmerking komt voor plaatsing in een open instelling. De kinderrechter heeft op basis van de verklaringen van Femke en de gezinsvoogdes geoordeeld dat een plaatsing in een gesloten instelling op dat moment te zwaar zou zijn en heeft besloten dat Femke kan worden geplaatst in een instelling met de mogelijkheid tot korttijdige gesloten disciplinaire correctie.

De kinderrechter heeft de beschikking van 30 mei 2002, die de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting verlengde, gehandhaafd. De kinderrechter oordeelde dat de huidige machtiging niet hoeft te worden gewijzigd, en dat de gezinsvoogdes de bevoegdheid heeft om in overleg met de behandelaar van de instelling geen gebruik te maken van de geslotenheid van de machtiging. De uitspraak is gedaan in het openbaar en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Maastricht
Zaaknummer: 75034 / JE RK 02-561
Datum uitspraak: 7 augustus 2002.
BESCHIKKING
van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot ondertoezichtstaande minderjarige:
[Femke] [J.J.] [S.], geboren te [M.] op [X.Y. 1987]
kind van:
[R.] [S.],
wonende te [xxxx ce] [B], [V-]straat 51 B,
en:
[J.L],
wonende te [U,As-str]
Gezien de stukken, waaronder onder meer de door deze rechtbank op
30 mei 2002 gegeven en uitgesproken beschikking "verlenging machtiging tot uithuisplaatsing".
1. Het verloop van de procedure
Op 4 juni 2002 is ter griffie ingekomen een schrijven d.d. 31 mei 2002 van de minderjarige [Femke].
Op 23 juli 2002 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, in aanwezigheid van de gezinsvoogdes mevrouw [R.].
Bij faxbrief van 24 juli 2002 heeft de gezinsvoogdes een schrijven d.d.
16 juli 2002 van het ministerie van justitie overgelegd.
2. Beoordeling
Bij beschikking van 30 mei 2002 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [Femke] in een gesloten inrichting verlengd, met ingang van
1 juni 2002 tot en met 27 april 2003.
Bij schrijven van 31 mei 2002 verzoekt [Femke] om een nader gesprek met de kinderrechter aangaande de uithuisplaatsing.
De kinderrechter begrijpt het schrijven van [Femke] als een verzoek om de beslissing tot verlenging uithuisplaatsing te willen herzien.
De advocate van [Femke], mevrouw mr. A.H. Odekerken-Holtkamp, is na het uitroepen van de zaak niet ter zitting verschenen. De griffier heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met het kantoor van mevrouw Odekerken. Haar kantoorgenote, mevrouw mr. L.J.H. Hoven-Kohl, deelde mee dat mevrouw Odekerken met vakantie was en dat uit het procesdossier blijkt dat mevrouw Odekerken bij e-mailbericht van 12 juli 2002 dat aan de rechtbank heeft meegedeeld. Mevrouw Hoven deelde verder mee dat zij bereid is om naar de rechtbank te komen om [Femke] ter zitting bij te staan, doch dat zij de problematiek niet kent, aangezien [Femke] niet haar cliënte is.
De kinderrechter heeft daarop bepaald dat de behandeling zonder bijstand van een advocaat voor [Femke] zal worden voortgezet, doch dat hij, als naar zijn oordeel de mondeling behandeling zich dusdanig ontwikkelt dat een voortzetting daarvan niet zonder juridische bijstand aan [Femke] kan worden voortgezet, de mondelinge behandeling alsdan zal schorsen tot een nader te bepalen dag en uur.
[Femke] en haar gezinsvoogdes kunnen hiermee accoord gaan.
[Femke] heeft vervolgens haar verzoek ter zitting nader toegelicht. Het liefst zou zij naar haar vader en diens partner gaan, doch als dat niet mogelijk is, wil zij in ieder geval uit de gesloten instelling, waarin zij thans verblijft. Zij is van mening dat haar verblijf in een gesloten instelling thans een gepasseerd stadium is en dat zij de kans moet krijgen om aan te tonen dat een verblijf in een open instelling meer aangewezen is voor haar. Ter onderbouwing van deze stelling voert zij onder meer aan dat zij met ingang van 24 juli 2002 in fase 3 komt, hetgeen volgens [Femke] inhoudt dat zij groepsoudste wordt en volgens haar kom je daar pas voor in aanmerking als je aangetoond hebt dat sprake is van duidelijke vorderingen.
De gezinsvoogdes, mevrouw M.U. [R.], ondersteunt het verzoek van [Femke]. Zij is van mening dat [Femke] voor plaatsing in een besloten groep binnen de Rentray in aanmerking komt, hetgeen zij ook heeft verzocht aan de selectiefunctionaris van het ministerie van justitie. Deze heeft haar echter bij brief van 16 juli 2002 (door de gezinsvoogdes overgelegd bij faxbrief van 24 juli 2002) laten weten dat [Femke] is aangemeld bij de JJI de Heuvelrug, locatie Lindenhorst. In een op die brief volgend telefoongesprek tussen mevrouw [R.] en de heer Franken van het ministerie van justitie heeft de selectiefunctionaris haar meegedeeld dat plaatsing in een besloten groep op grond van de verlengingsbeschikking niet mogelijk is, aangezien de wet de benaming besloten inrichting niet kent. Daar de gezinsvoogdes het met het standpunt van de selectiefunctionaris niet eens was, heeft zij bij brief van 18 juli 2002, welke brief ter zitting door de gezinsvoogdes is overgelegd, gereageerd. De gezinsvoogdes verwijst naar de inhoud van die brief.
Op grond van de verklaringen ter zitting van [Femke] en de gezinsvoogdes is de kinderrechter voorshands van oordeel dat een plaatsing van [Femke] in een gesloten instelling op dit moment een te zware maatregel is, aangezien [Femke] daar te zeer wordt beperkt in haar ontwikkelingsmogelijkheden. De kinderrechter opteert voor een plaatsing in een instelling met de eventuele mogelijkheid tot korttijdige gesloten disciplinaire correctie voor het geval dat dat nodig mocht blijken te zijn.
De wet kent de benaming besloten instelling, ofwel open instelling met de mogelijkheid tot korttijdige disciplinaire correctie, weliswaar niet, doch de kinderrechter is van oordeel dat een (verlenging van) machtiging tot plaatsing in een gesloten instelling, de mogelijkheid tot plaatsing in een open instelling niet hoeft uit te sluiten. Indien een dergelijke instelling een eigen mogelijkheid heeft tot kort (disciplinaire) gesloten plaatsing kan de gezinsvoogdes op grond van de huidige machtiging daartoe besluiten, maar evenzeer biedt het juridische adagium "hij die het meerdere mag, mag ook het mindere" de gezinsvoogdes de bevoegdheid om, in samenspraak en overleg met de betreffende behandelaar van de instelling waarin [Femke] dan verblijft, geen gebruik te maken van de "geslotenheid"van de onderhavige machtiging voor uithuisplaatsing voor dag en nacht (art. 1:261 lid 1 Burgerlijk Wetboek).
Op grond van het vorenoverwogene is de kinderrechter van oordeel dat [Femke] kan worden geplaatst in de instelling zoals hiervoor aangegeven, zonder dat de beschikking van 30 mei 2002 daarvoor moet worden gewijzigd.
De kinderrechter zal dan ook beslissen zoals hierna aangegeven.
3. Beslissing
Handhaaft de beschikking van 30 mei 2002 met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.T.M. Bröcker, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
MV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur(advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekster en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.