ECLI:NL:RBMAA:2002:AE9533

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
31 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
74198-HA ZA 02-381
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Sijmonsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkoop van auto onder volmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 31 oktober 2002 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (eiseres) en meerdere gedaagden, waaronder een persoon en een vennootschap onder firma. De eiseres had aan gedaagde sub 1 een volmacht verleend om een Mercedes Benz te verkopen, met de voorwaarde dat de verkoopprijs minimaal f 17.000,- zou zijn. Gedaagde sub 1 heeft de auto echter voor een lagere prijs verkocht en de koopsom niet aan eiseres overgedragen. Eiseres heeft vervolgens gedaagden aangeklaagd voor schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde sub 1 niet in staat was om de koopsom te overhandigen vanwege een vermeende overmachtssituatie, maar dit verweer werd verworpen. De rechtbank stelde vast dat eiseres voldoende schadebeperkende maatregelen had getroffen en dat gedaagde sub 1 bedrog had gepleegd. De rechtsverhouding tussen eiseres en gedaagde sub 1 werd gekwalificeerd als lastgeving, waarbij eiseres gedaagde sub 1 had gevolmachtigd om de auto te verkopen.

De rechtbank oordeelde verder dat gedaagde sub 2, die de auto van gedaagde sub 1 had gekocht, niet kon terugvallen op de artikelen 3:61 en 3:119 BW, omdat zij had moeten vermoeden dat gedaagde sub 1 niet bevoegd was om de auto te verkopen. De rechtbank heeft de waarde van de auto geschat op € 5.750,-, het bedrag waarvoor gedaagde sub 2 de auto op internet had gezet. Uiteindelijk werd gedaagden hoofdelijk veroordeeld om aan eiseres € 5.750,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en gedaagde sub 1 werd ook veroordeeld tot betaling van een aanvullend bedrag van € 1.623,93. De kosten van de procedure werden eveneens aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

Vonnis : 31 oktober 2002
Rolnummer : 74198/HA ZA 02-381
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres].,
gevestigd te Kerkrade,
eiseres,
procureur mr. J.M. Wolfs,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1,
procureur mr. A.J.J. Kreutzkamp (toevoeging),
en
2. de vennootschap onder firma [gedaagde sub 2],
en haar vennoten
3. [gedaagde sub 3]
en
4. [gedaagde sub 4],
gevestigd, respectievelijk wonend in [woonplaats],
gedaagden sub 2, 3 en 4,
procureur mr. G.J.J.A. van Zeijl.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden bij dagvaarding en onder meebetekening van enkele producties gedagvaard voor deze rechtbank. Gedaagde sub 1 heeft zelfstandig geantwoord en gedaagden sub 2, 3 en 4 hebben gezamenlijk één conclusie van antwoord genomen waarbij zij producties hebben overgelegd. De rechtbank heeft vervolgens een comparitie gelast die heeft plaatsgevonden. Het van die comparitie opgemaakt proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Eiseres heeft ter comparitie zijn vordering tegen gedaagde sub 1 verminderd. Na afloop van de comparitie hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
Eiseres heeft op 21 maart 2002 aan gedaagde [gedaagde sub 1] een volmacht verleend om een auto te verkopen en wel een Mercedes Benz, type 230 TE, kenteken 19-HB-SV, bouwjaar 1991. Eiseres stelt dat de volmacht een beperking bevatte en wel dat de auto verkocht diende te worden voor minimaal f 17.000,- en dat de volmacht zou vervallen indien [gedaagde sub 1] de auto voor minder zou verkopen en/of indien [gedaagde sub 1] de koopsom niet aan eiseres zou afgeven. Eiseres heeft aan [gedaagde sub 1] alle bij de auto behorende papieren (dus in elk geval alle kentekenbewijzen die op naam van eiseres stonden) meegegeven doch geen schriftelijke volmacht. [gedaagde sub 1] heeft de auto in [woonplaats] voor minder dan f 17.000,- verkocht aan[gedaa[gedaagde sub 3] sub 2] en heeft de koopsom niet afgedragen. De auto is door [gedaagde sub 2] verkocht aan de broer van gedaagde sub 3. [gedaagde sub 2] heeft de auto omstreeks eind maart-begin april 2002 voor € 5.750,- te koop gezet op internet.
3. De beoordeling
1.1 Ten aanzien van de vordering tegen [gedaagde sub 1] is de rechtbank het volgende van oordeel waarbij vooropgesteld dient te worden dat eiseres haar vordering tegen [gedaagde sub 1] heeft verminderd tot f 16.250,-
[gedaagde sub 1] stelt dat hij met eiseres heeft afgesproken dat de auto voor minimaal f 16.250,- verkocht diende te worden en dat hij de auto voor f 17.000,- heeft verkocht en dat hij krachtens met eiseres gemaakte afspraak het verschil tussen f 16.250,- en f 17.000,- mocht houden. Hij heeft de koopsom niet aan eiseres kunnen afdragen omdat hij in de trein op weg naar eiseres om de koopsom over te dragen in slaap is gevallen waarna bij wakker worden bleek dat het geld was verdwenen. Hij is dus wegens overmacht niet in staat om de koopsom aan eiseres te overhandigen. Dit verweer slaagt niet nu geld een genuszaak is. Het slaagt verder niet omdat betalingsonmacht terzake geld, zo [gedaagde sub 1] daar al een beroep op doet, geen overmacht oplevert. Dit laatste geldt eens te meer indien het geldgebrek is veroorzaakt omdat een grote hoeveelheid geld cash wordt vervoerd over redelijk grote afstand waar een girale overboeking meer voor de hand had gelegen bij welk vervoer het geld beweerdelijk zou zijn gestolen. Dit betekent dat het verweer tegen de stelling van eiseres dat [gedaagde sub 1] bedrog zou hebben gepleegd, niet relevant is. [gedaagde sub 1] stelt verder dat eiseres onvoldoende schadebeperkende maatregelen heeft getroffen omdat zij zich onvoldoende zou hebben ingespannen om de auto terug te krijgen. Dit verweer slaagt niet omdat eiseres op alle mogelijke manieren heeft getracht de auto terug te krijgen doch tot op heden vergeefs. Zij heeft immers beslag op de auto gelegd of proberen te leggen en uiteindelijk is de auto beslagen en staat zij thans bij een gerechtelijk bewaarder doch is de vraag wie eigenaar is van de auto nog steeds niet onherroepelijk beantwoord hetgeen eiseres niet te verwijten valt. De primaire vordering zoals bij comparitie verminderd tegen [gedaagde sub 1] ligt dus voor toewijzing gereed.
3.2 Ten aanzien van de vordering tegen de overige gedaagden is de rechtbank het volgende van oordeel.
De rechtsverhouding eiseres - [gedaagde sub 1] dient gekwalificeerd te worden als lastgeving waarbij eiseres [gedaagde sub 1] heeft gevolmachtigd om voor een bepaald bedrag de Mercedes te verkopen. Vast staat hierbij dat eiseres alle bij de auto behorende papieren aan [gedaagde sub 1] heeft gegeven terwijl op geen enkele wijze voor derden kenbaar is gemaakt dat de volmacht in die zin beperkt was dat de auto voor minimaal f 17.000,- verkocht diende te worden en dat de volmacht in die zin ontbindend was dat indien [gedaagde sub 1] de koopsom niet zou overhandigen, de volmacht haar werking zou verliezen. Anderzijds staat evenzeer vast dat eiseres geen schriftelijke volmacht heeft gegeven en dat [gedaagde sub 1] zich dus bij een derde, in casu [gedaagde sub 2], heeft gepresenteerd met een auto waarvan voor die derde, nota bene een professional, duidelijk diende te zijn dat de auto werd aangeboden door iemand waarvan de naam niet was vermeld op de autopapieren en dat er verder sprake was van een niet geheel vanzelfsprekende situatie : iemand meldt zich in [woonplaats] met een auto waarvan de papieren op naam van een autohandelaar uit Kerkrade staan terwijl de persoon met de auto geen enkele schriftelijke volmacht bij zich heeft. Naar het oordeel van de rechtbank mag in een dergelijk geval een professional als [gedaagde sub 2] niet zonder meer veronderstellen dat die persoon bevoegd is in de zin van art. 3:61 BW om de zaak over te dragen noch mag zij afgaan op het bezit van de zaak en daaruit afleiden dat de verkoper tevens beschikkingsbevoegd zal zijn : er is immers reden genoeg om nader te informeren omdat :
- de autopapieren op naam staan van een andere persoon dan degene die de auto te koop aanbiedt;
- die andere persoon een professioneel garagebedrijf is;
- de auto vanuit Kerkrade helemaal naar [woonplaats] is gereden;
- het een roerende zaak betreft waarvan bekend is dat zij menigmaal wordt gestolen dan wel verduisterd;
- het inwinnen van informatie in deze tijd van moderne communicatie (waaraan [gedaagde sub 2] kennelijk ook aan meedoet nu de auto kort na de aankoop door haar op internet te koop stond) zeer eenvoudig is;
- [gedaagde sub 3] zelf eveneens een professional is;
- het niet ondenkbaar is dat, voorzover er sprake zou zijn van vertegenwoordiging, de vertegenwoordiger op pad is gestuurd met een beperkte volmacht.
Het enkele feit dat [gedaagde sub 2] gesteld heeft dat zij meermalen (en wel een dertigtal maal) zaken met [gedaagde sub 1] zou hebben gedaan, doet hier niet aan af, alleen al niet omdat is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 1] zich al die malen met een auto heeft gepresenteerd met alle daarbij behorende papieren ten name van een derde. Al met al is de rechtbank dan ook van oordeel dat [gedaagde sub 2] geen beroep toekomt op art 3:61 BW noch op art. 3:119 BW (zie ook HR, NJ 1968, nr. 74, van der Peijl/van de Gun). Eén en ander brengt met zich dat [gedaagde sub 3] ten tijde van de bezitsoverdracht van de auto door [gedaagde sub 1] aan haar, heeft geweten althans heeft moeten vermoeden, dat de overdrager niet (volledig) bevoegd was om de auto in eigendom over te dragen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat bij dit oordeel van belang is dat [gedaagde sub 2] heeft gesteld de auto van [gedaagde sub 1] te hebben gekocht voor € 2.654,-. Indien [gedaagde sub 2] had gesteld dat zij [gedaagde sub 1] f 17.000,-
(€ 7.714,26) voor de auto had gegeven, had [gedaagde sub 1] in elk geval tot en met de verkoop de volmacht niet overschreden en had er, achteraf gezien, niet door [gedaagde sub 2] nader geïnformeerd hoeven te worden omtrent de inhoud van die volmacht.
3.3 De auto is thans in handen van een vierde. Die betreffende vierde is geen partij in deze procedure en alleen al om die reden is het subsidiair gevorderde niet toewijsbaar. De rechtbank legt het primair gevorderde aldus uit dat eiseres, voorzover de rechtbank van oordeel is dat f 17.000,- niet kan worden toegewezen, een zoveel lager bedrag vordert als de rechtbank juist acht en de rechtbank zal vanuit die uitleg thans de schade begroten die [gedaagde sub 2] dient te vergoeden. De waarde van de auto staat, zoals zo vaak bij tweede hands auto's, niet vast. Eiseres stelt dat zij f 17.000,- waard was terwijl [gedaagde sub 2] stelt de auto van [gedaagde sub 1] gekocht te hebben voor € 2.654,- waarbij zij verder heeft gesteld de Mercedes aan een broer van een vennoot van haar verkocht te hebben voor € 2.765,- terwijl zij de auto eveneens op internet te koop heeft gezet voor € 5.750,-. De rechtbank acht termen aanwezig om de waarde van de auto te schatten op het bedrag waarvoor de vennootschap die auto op internet te koop heeft gezet nu dat een min of meer reëel aanbod zal zijn geweest dat is gedaan onafhankelijk van enige familieband en zal [gedaagde sub 2] dus veroordelen om aan eiseres € 5.750,- te betalen (zie ook Hof Den Bosch, NJ 1997, nr. 461).
3.4 Eiseres heeft haar vordering terzake buitengerechtelijke kosten met niets onderbouwd. Die vordering zal dus worden afgewezen.
3.5 Gedaagden zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief de beslagkosten, nu zij hebben te gelden als de verliezende partij. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het onder 3 primair gevorderde wordt afgewezen nu die vordering geen steun vindt in het recht en het onder 3 subsidiair gevorderde voor de rechtbank onbegrijpelijk is gelet op hetgeen onder 2 en 4 is gevorderd.
4. De uitspraak
De rechtbank:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen € 5.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde [gedaagde sub 1] om daarnaast tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen € 1.623,93 (zijnde f. 16.250,- (€ 7.373,93) min € 5.750,-), eveneens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van deze procedure, gerezen aan de zijde van eiseres en tot op heden begroot op € 363,11 terzake kosten deurwaarder, € 230,- aan griffierecht en € 993,- voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, rechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.