ECLI:NL:RBMAA:2002:AF0061
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Van der Aa
- mr. Otto
- mr. Van Uum
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 oktober 2002 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gerelateerd aan een eerdere veroordeling van de veroordeelde. De vordering was ingesteld naar aanleiding van een vonnis van de economische politierechter van 14 februari 2001, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Wet bodembescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 1 oktober 2002 de vordering heeft ingediend, na een strafrechtelijk financieel onderzoek dat was ingesteld op 28 augustus 2000. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de veroordeling en de vordering zorgvuldig onderzocht, waaronder de rol van de veroordeelde als economisch eigenaar van een recreatieterrein dat verontreinigd was geraakt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, omdat de kosten voor het verwijderen van de verontreinigingen door een commanditaire vennootschap zijn gedragen en er geen juridische verplichting voor de veroordeelde bestond om deze kosten zelf te dragen. De rechtbank heeft het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie verworpen en geoordeeld dat de vordering tijdig was ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de veroordeelde zelf voordeel had genoten van de verontreinigingen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en dat de juridische verplichtingen uit de huurovereenkomst niet in zijn nadeel werkten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, wat betekent dat de veroordeelde niet verplicht is tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel.