ECLI:NL:RBMAA:2002:AF0929

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
79010/KG ZA 02-409
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.C. Casparie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan notariële akte van verdeling en levering na beëindiging van ongehuwd samenwonen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding tussen een man en een vrouw die ongehuwd samenwoonden, heeft de man de vrouw gedagvaard om haar te veroordelen tot medewerking aan de notariële akte van verdeling en levering van hun gezamenlijke woning. De partijen hebben een relatie gehad en woonden sinds 4 december 2000 samen in een woning. Medio juli 2002 hebben zij hun relatie beëindigd. De woning is gezamenlijk in eigendom en er rust een hypotheek op die door beide partijen is afgesloten. De man vorderde dat de vrouw binnen een week na betekening van het vonnis zou meewerken aan de notariële akte, met een dwangsom van € 1.000,-- per dag bij niet-nakoming.

De vrouw verweerde zich door te stellen dat de man geen belang had bij zijn vordering, omdat zij bereid was om mee te werken aan het transport. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man afgewezen, omdat de vrouw had aangetoond dat zij bereid was om mee te werken aan het transport van de onroerende zaak. De rechter oordeelde dat de man door zijn houding de vrouw onterecht in de procedure had betrokken en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede trouw en redelijkheid in de uitvoering van afspraken tussen partijen, vooral in situaties van beëindiging van een relatie en de bijbehorende verdeling van gemeenschappelijke zaken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw onterecht in de procedure is betrokken en dat de man verantwoordelijk is voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer : 79010 / KG ZA 02-409
Uitspraak : 21 november 2002
VONNIS In het kort geding van:
[eiser],
wonende te [S.],
Eiser bij exploot van dagvaarding d.d. 5 november 2002,
procureur mr. G.J.J.A. van Zeijl,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [P.],
gedaagde,
procureur mr. A.J.G. Bisscheroux.
1. Het verloop van de procedure
Eiser, verder te noemen: [de man], heeft gedaagde, verder te noemen: [de vrouw], doen dagvaarden in kort geding.
Op de dienende dag, 14 november 2002, heeft de procureur van [de man] de vordering aan de hand van een pleitnotitie toegelicht.
Hierna heeft de procureur van [de vrouw] verweer gevoerd aan de hand van een conclusie van antwoord.
[de man] heeft via zijn procureur andermaal kort het woord gevoerd.
Nadat de rechter het woord heeft gevoerd en beide partijen nog omtrent de kosten van de procedure hun visie hebben te berde gebracht, heeft [de vrouw], mede vanwege het feit dat partijen ook omtrent de kosten van de procedure van mening verschillen, gevraagd vonnis te wijzen.
De uitspraak daarvan is hierna bij vervroeging bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten.
2.1 Partijen hebben een relatie gehad en uit dien hoofde ongehuwd en zonder een geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan een aantal jaren samengewoond. Sedert 4 december 2000 in een te [adres] gelegen woning. Medio juli 2002 hebben partijen hun relatie beëindigd.
2.2 Genoemde woning behoort partijen ieder voor de onverdeelde helft in eigendom toe. Tesamen zijn zij ook hoofdelijk schuldenaar ter zake de op de woning rustende hypotheek die partijen op 4 december 2002 hebben afgesloten bij Aegon Levensverzekering NV te 's-Gravenhage.
2.3 Ter afwikkeling van de gevolgen van de beëindiging van de samenleving hebben partijen in een door hen als 'overdrachtsovereenkomst' aangeduid en op 17 juli 2002 opgemaakt stuk, afspraken neergelegd ter zake - voor zover van belang voor dit geding - de toedeling alsmede de overdracht van de woning aan [de man], een regeling ter zake de hypotheek op de woning en de verdeling van de inboedel.
2.4 In deze overdrachtsovereenkomst hebben partijen als slotbepaling opgenomen: 'Tenslotte verklaren [de man] en [de vrouw] dat zij, behoudens de uitvoering van deze overeenkomst, niets meer van elkander te vorderen hebben en zij elkander mitsdien ter zake volledige kwijting en décharge verlenen. Zij doen uitdrukkelijk afstand van het recht om - ook bij benadeling voor meer dan één/vierde in de zin van artikel 3:196 lid 1 van het BW - ontbinding of vernietiging van deze overeenkomst te vorderen, met dien verstande dat bij een benadeling als voormeld wél nog verrekening tussen partijen kan worden gevorderd tot herstel van dat nadeel'.
2.5 [de man] is met deze overdrachtsovereenkomst naar notariskantoor Smeets, Druncks Achten te Maastricht gegaan. De op dit kantoor werkzame notaris mr. R.A. Thissen en kandidaat-notaris mr. R.R.L.K. Dietz hebben deze overeenkomst in een concept-akte van verdeling en levering opgenomen en deze concept-akte daarna ter goedkeuring aan partijen gezonden.
In de concept-akte is bepaald dat de overdracht zal plaatsvinden op 13 september 2002 en de notaris heeft in de concept-akte onder het kopje 'SLOTVERKLARING/KWIJTING' opgenomen: De deelgenoten verklaarden:
"1. Dat zij hiermee het registergoed naar wederzijds volkomen genoegen hebben verdeeld;
2. dat ieder het hem of haar toekomende heeft ontvangen;
3. dat zij elkander ter zake deze verdeling, elkaar over en weer en zonder enig voorbehoud,
volledige kwijting en décharge verlenen;
4. dat zij uitdrukkelijk afstand doen van het recht om - ook bij benadeling voor meer dan een
kwart - in de zin van artikel 3:196 lid 1 BW ontbinding van de verdeling te vorderen, met
dien verstande dat wel verrekening tussen hen kan worden gevorderd tot herstel van dat
nadeel, doch geen vernietiging of ontbinding van de verdeling".
3. De vordering
[de man] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [de vrouw] te veroordelen om uiterlijk binnen één week na betekening van dit vonnis op een door de notaris mr. R.A. Thissen te Maastricht, of diens plaatsvervanger, te bepalen dag en tijdstip de noodzakelijke medewerking te verlenen aan het verlijden van een notariële akte van verdeling en levering ten overstaan van de notaris voornoemd dan wel diens plaatsvervanger, met een inhoud gelijk de concept-akte d.d. 14 oktober 2002 van de notaris voornoemd en daartoe al de nodige rechtshandelingen te verrichten, bij niet-nakoming op verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [de vrouw] daarmee in verzuim mocht blijven en met bepaling dat wanneer [de vrouw] daarmee onwillig mocht blijven dit vonnis in de plaats zal treden van ondertekening van de notariële akte door [de vrouw] en machtiging te verlenen aan de desbetreffende notaris om al het nodige ter zake te verrichten teneinde de levering te doen plaatsvinden van de onroerende zaak, het woonhuis met ondergrond, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [postcode] [adres], kadastraal bekend gemeente [S.], sectie D, nummer 3671, groot 1 are en 52 ca, onder gehoudenheid van [de man] om [de vrouw] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid in verband met de hypotheekschuld en voldoening van een bedrag van € 750,-- in verband met de aanleg van de nieuwe tuin, met veroordeling van [de vrouw] in de kosten van dit geding aan de zijde van [de man] gerezen, waaronder het salaris van de procureur.
[de man] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat [de vrouw] zich ter zake de gemaakte afspraken volstrekt ten onrechte op het standpunt stelt, dat [de man] bij het aangaan van de overeenkomst misbruik van omstandigheden zou hebben gemaakt en dat [de vrouw] daarom heeft gedwaald, zodat de overeenkomst niet in stand kan blijven. [de vrouw] heeft die opvatting vervolgens aangegrepen om te bewerkstelligen dat de concept-akte gewijzigd moet worden, waardoor [de man], mede omdat door die opstelling van [de vrouw] de akte tot heden toe nog niet is gepasseerd, vertragingsschade heeft opgelopen. Daarnaast is [de vrouw] een in de akte genoemde boete verschuldigd aan [de man]..
[de vrouw] voert ten verwere tegen de vordering aan dat [de man] geen belang heeft bij zijn vordering aangezien zij [de man] zelf alsook via haar procureur [de man] meerdere malen en laatstelijk nog in de brief van 11 november 2002 aan mr. van Zeijl heeft laten weten, aan het transport te willen meewerken.
4. De beoordeling
4.1
Bij telefax van 11 september 2002 heeft [de vrouw] bij monde van haar procureur aan de notaris mr. Dietz laten weten dat [de vrouw] bereid was om via volmacht op 13 september 2002 te compareren. Mr. Bisscheroux deelt in die brief nog mede om in de akte onder het kopje 'vooropstelling' bij het tweede gedachtestreepje een vervangende tekst op te nemen, luidende: dat, in tegenstelling tot de mening van [de man], 'omtrent het registergoed geen volledige oveereenstemming is bereikt , althans de betreffende overeenkomst nietig is en dat louter voor het geval de nietigheid niet tussen partijen komt vast te staan, [de vrouw] - geheel onder voorbehoud van rechten - bereid is mee te werken aan de verdeling en levering van dat registergoed als hierna omschreven'.
In deze brief merkt [de vrouw] verder nog op dat in de akte niets is opgenomen omtrent de verdeling van de waarde van de levensverzekering met polisnummer L60352935 en daarom het bepaalde in de akte onder het kopje "polissen en levensverzekering" en "verdeling en levering" niet de instemming van [de vrouw] heeft. Uit deze brief is tenslotte nog op te maken dat, omdat er geen taxatie van het registergoed heeft plaatsgevonden en de huidige hypothecaire belasting [de vrouw] niet bekend is en zij dus niet kan beoordelen of zij wordt benadeeld als bedoeld in artikel 3:196 lid 1 BW, het bepaalde onder het kopje "Slotverklaring / kwijting" dient te vervallen.
[de vrouw] stelt op grond van de inhoud van deze brief nog dat [de man]'s stelling dat elke dag dat het transport uitblijft en [de man] langer moet wachten hij daardoor duurder uit is , niet alleen niet is onderbouwd maar dit dus ook aan zich zelf te wijten heeft en het daarom ook volledig onnodig is dat [de man] op zijn beurt meent in de conceptakte te moeten opnemen dat als gevolg van de door [de vrouw] veroorzaakte vertraging door [de man] in de notariële akte een voorbehoud moet worden gemaakt ter zake boete en vertragingsschade.
4.2
De voorzieningenrechter is het eens met deze visie van [de vrouw]. De vorderingen in kort geding door [de man] ingesteld kunnen dan ook niet worden toegewezen
Dit, naar het oordeel van de rechter, ook niet naar aanleiding van de discussie die tussen partijen is ontstaan ter zake het wel of niet moeten handhaven van het woordje 'dat' voor het woord 'nadeel' in de afstandsverklaring opgenomen onder lid 2 van de 'slotverklaring/kwijting' in de intussen tot heden drie door mr. Dietz opgestelde versies van de(concept) akte, omdat partijen van inzicht verschillen waarop het in deze bepaling omschreven nadeel terugslaat, nadat op wens van [de man] lid 1, 2 en 3 van de slotverklaring, als hierboven onder 2.5 is weergegeven, is gewijzigd in:'1. Dat zij (de deelgenoten) ter zake deze verdeling, elkaar over en weer en zonder enig voorbehoud volledige kwijting en décharge verlenen, een en ander echter onder het voorbehoud van het recht tot het vorderen van vergoeding van geleden vertragingsschade en de contractuele boete wegens niet tijdig passeren'.
Gelet op het feit dat partijen zelf al in de door hen als 'overdrachtsovereenkomst' betitelde afspraken hebben opgenomen dat zij uitdrukkelijk afstand doen van het recht - ook bij benadeling voor meer dan één/vierde in de zin van artikel 3 :196 lid 1 van het BW - om ontbinding of vernietiging van deze overeenkomst te vorderen, met dien verstande dat bij een benadeling als voormeld wél nog verrekening kan worden gevorderd tot herstel van dat nadeel, kan het immers niet anders zijn dan dat partijen met deze afspraak bedoeld hebben en dus als uitgangspunt hebben genomen dat ontbinding en/of vernietiging van de overdrachtsovereenkomst op zich niet aan de orde kan zijn, maar wel dat, in geval er in de tussentijd tot aan het transport van de onroerende zaak of ook na overdracht van die zaak, aan het licht komt dat de toebedeelde zaken tegen een niet juiste waarde zijn toebedeeld aan een van partijen, dit een en ander in dat geval dan naar de strekking van het bepaalde in artikel 3:197 en/of 3:198 BW gecorrigeerd moet worden.
Nu uit de door [de man] ter terechtzitting getoonde houding moet worden afgeleid dat hij door handhaving van het woordje 'dat' voor het woord nadeel in lid 2 van de slotverklaring, [de vrouw] het overeengekomen wapen tot herstel van mogelijk bij de verdeling ontstaan nadeel uit handen wil slaan, kan dat onder de omstandigheden van dit geval niet als een handelen in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid worden geoordeeld, die deelgenoten bij de verdeling van gemeenschappelijke zaken in acht behoren te nemen. De akte dient derhalve te worden gepasseerd met weglating van het woordje 'dat ' voor het woord nadeel in het bepaalde onder het kopje slotverklaring/kwijting in de akte, teneinde [de vrouw] in elk geval en onder alle omstandigheden de gelegenheid te laten behouden om in geval er sprake is van benadeling dit via herverdeling van ongedeeld gebleven zaken of goederen dan wel via herwaardering van verdeelde zaken, die benadeling ongedaan te maken.
4.3
In deze procedure heeft [de vrouw] aangetoond dat zij, anders dan door [de man] is gesteld, aan het transport van de onroerende zaak heeft willen meewerken en dat zij, nadat [de man] het onder 1,2 en 3 bepaalde onder de kop slotverklaring/kwijting in de eerste concept-akte had laten vervangen door de onder 4.2 weergegeven bepaling, terecht bezwaren heeft gemaakt tegen het woordje 'dat' voor het woord nadeel in het onder 2 van de slotverklaring/kwijting bepaalde omdat aannemelijk is geworden dat [de man] niet te goeder trouw deze bepaling wilde uitleggen en dat hij een en ander vervolgens via deze procedure wilde afdwingen. Nu de vorderingen van [de man] mede daarom worden afgewezen, ligt in dat alles opgesloten, dat geoordeeld moet worden dat [de vrouw] onnodig in deze procedure is betrokken en dat [de man] derhalve in de proceskosten veroordeeld moet worden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
Rechtdoende in kort geding:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt [de man] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [de vrouw] gevallen en begroot deze tot op heden op € 816,--, zijnde € 193,-- aan griffierecht en € 703,-- aan salaris voor de procureur
.
Aldus gewezen door mr. J.C Casparie, voorzieningenrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2002 in het bijzijn van de griffier.LD/