ECLI:NL:RBMAA:2002:AF1598

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
78306
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag en betaling van salaris in kort geding

In deze zaak heeft eiser, [C.] van [H.], een kort geding aangespannen tegen gedaagden [X.] Belastingadviseurs B.V. en Global Consultancy B.V. naar aanleiding van een door gedaagde [X.] gelegd beslag op zijn vordering op Global Consultancy B.V. Eiser vordert onder meer de opheffing van dit beslag en betaling van zijn salaris over september 2002. De procedure begon op 14 oktober 2002, waarbij eiser zijn vordering toelichtte met een pleitnota en producties. Gedaagden hebben verweer gevoerd en de zitting werd tijdelijk geschorst. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen.

Eiser stelt dat het beslag onterecht is gelegd, omdat hij niet is gehoord zoals vereist door de wet. Gedaagden betwisten dit en stellen dat de beslagvrije voet niet geldt voor eiser, die in België woont. De voorzieningenrechter oordeelt dat het niet horen van eiser geen nietigheid van het beslag met zich meebrengt, aangezien hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt te verduidelijken.

Daarnaast wordt de vraag behandeld of eiser aansprakelijk kan worden gesteld voor schade door onrechtmatig handelen jegens gedaagde [X.]. De voorzieningenrechter concludeert dat de risico-aansprakelijkheid van Global Consultancy B.V. niet uitsluit dat eiser ook persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. De vorderingen van eiser tot opheffing van het beslag en betaling van het salaris worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vordering van gedaagde [X.] ondeugdelijk is. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 6 december 2002.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer: 78306 / KG ZA 02-364
Datum uitspraak: 6 december 2002
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[C.] VAN [H.],
wonende te [A.], België,
eiser bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 7 oktober 2002,
procureur: mr. G.A.M.F Spera,
tegen:
1. De besloten vennootschap [X.] BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te Hulsberg, gemeente Nuth en zaakdoende te Heerlen,
gedaagde sub 1,
en
2. De besloten vennootschap GLOBAL CONSULTANCY B.V.,
gevestigd en zaakdoende te Heerlen,
gedaagde sub 2,
advocaat: mr. R.J.H. Vlecken.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiser (hierna: [Van H. ]) heeft gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 gedagvaard in kort geding en op de dienende dag, 14 oktober 2002, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. [Van H. ] heeft vervolgens zijn vordering nader doen toelichten aan de hand van een pleitnota, daarbij verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
1.2 Gedaagden sub 1 en 2 hebben aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd.
1.3 Partijen hebben vervolgens op elkaars stellingen gereageerd.
1.4 Vervolgens is de zitting voor enige tijd geschorst.
1.5 Na hervatting van de zitting hebben partijen om aanhouding verzocht.
1.6 Op verzoek van partijen is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Van H. ] is sinds juni 1996 bij Global Consultancy B.V. in dienst. Bij beschikking d.d. 20 september 2002, gewezen door deze rechtbank, sector kanton, is deze arbeidsovereenkomst ontbonden.
2.2 Global Consultancy B.V. drijft haar onderneming middels het detacheren van haar medewerkers bij opdrachtgevers. [Van H. ] heeft, ten tijde van zijn arbeidsovereenkomst met Global Consultancy B.V., werkzaamheden uitgevoerd bij een opdrachtgever van Global Consultancy, [X.]
[X.] stelt dat [Van H. ] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en heeft ter verzekering van haar vordering tot schadevergoeding op 2 oktober 2002 conservatoir beslag doen leggen onder Global Consultancy B.V.
2.3 [Van H. ] stelt dat voornoemd beslag ten onrechte is gelegd en vordert in dit kort geding onder meer opheffing van het op 2 oktober 2002 gelegde beslag.
2.4 [Van H. ] stelt verder een direct opeisbare vordering op Global Consultancy B.V. te hebben uit hoofde van de in 2.1 genoemde arbeidsovereenkomst, bestaande uit het salaris over de maand september 2002 vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
2.5 Op grond van het vorenstaande vordert [Van H. ] in dit kort geding bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair [X.]. te veroordelen tot onmiddellijke opheffing van het gelegde derdenbeslag;
II. Subsidiair [X.]. te gebieden het beslag op te heffen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van €Euro 1.000,-- per dag of een gedeelte daarvan dat [X.]. daarmede, twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, in gebreke mochten blijven;
III. In alle gevallen [X.]. te verbieden opnieuw beslag te leggen op de vordering van [Van H. ] jegens Global Consultancy B.V. op straffe van verbeurte van een dwangsom van €Euro 1.000,-- per dag of een gedeelte daarvan dat [X.]. daarmede in gebreke blijft;
IV. [X.]. te veroordelen in de kosten van deze procedure;
V. Global Consultancy B.V. te veroordelen tot onverwijlde betaling van het salaris over de maand september 2002 ad €
Euro 4.311,-- bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50 %, de wettelijke rente vanaf 30 september 2002 en de vertragingsboeten op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 1.000,-- per dag of een gedeelte daarvan dat Global Consultancy B.V. daarmede in gebreke blijft.
2.6 [X.]. en Global Consultancy B.V. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 Gezien de aard van de onderhavige vordering is voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
3.2.1 [Van H. ] stelt vooraleerst dat het op 2 oktober 2002 gelegde beslag nietig moet worden verklaard. Hij stelt hiertoe dat in het door [X.] ingestelde verzoekschrift tot het leggen van dit beslag wordt gesteld dat het beslag waarschijnlijk een periode van betaling zal bevatten als bedoeld in artikel 475c Rechtsvordering (Rv). Op grond van artikel 720 jo. 475 c Rv had [Van H. ] moeten worden gehoord, hetgeen niet is gebeurd.
3.2.2 Gedaagden stellen hiertegenover dat krachtens artikel 475e Rv de beslagvrije voet, als bedoeld in artikel 475c Rv, niet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft. [Van H. ] is in [A.], België, woonachtig. De kantonrechter kan op verzoek van de schuldenaar een beslagvrije voet vaststellen voor de vorderingen op schuldenaren die woonplaats hebben in Nederland, doch een dergelijk verzoek ligt niet voor.
3.2.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat het niet horen van de schuldenaar als bedoeld in artikel 720 Rv geen formaliteit is die op straffe van nietigheid van het gelegde beslag is voorgeschreven. Daar komt bij dat [Van H. ] ter zitting alsnog genoegzaam in de gelegenheid is geweest om zich over dit beslag uit te laten. Aan deze stelling van [Van H. ] wordt gezien het bovenstaande voorbijgegaan.
3.3.1 Verder dient de vraag beantwoord te worden of [X.] op grond van onrechtmatige daad [Van H. ] aansprakelijk kan stellen voor de door haar geleden schade veroorzaakt door onrechtmatig handelen zijdens [Van H. ].
3.3.2 [Van H. ] wijst iedere aansprakelijkheid jegens [X.] van de hand met de stelling dat Global Consultancy B.V. als werkgever ingevolge artikel 6:170 BW een risico-aansprakelijkheid draagt voor eventuele schade aan een derde toegebracht door [Van H. ].
3.3.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter laat de risico-aansprakelijkheid van Global Consultancy B.V. als neergelegd in artikel 6:170 BW voor schade door [Van H. ] toegebracht aan een derde onverlet dat [X.] op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) [Van H. ] rechtstreeks aansprakelijk kan stellen voor de door haar geleden schade. [Van H. ] kan daarna op zijn beurt desgewenst regres uitoefenen op Global Company B.V.
3.4.1 De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of ter zitting of uit de overgelegde stukken summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de door [X.] gestelde vordering tot schadevergoeding op [Van H. ] op grond van onrechtmatige daad.
3.4.2 Ter staving van haar vordering stelt [X.] dat [Van H. ] onderstaande onrechtmatige handelingen heeft verricht waardoor zij schade heeft geleden:
- eigen bediening van klanten zonder opgave van de uren aan [X.], waardoor zij gewerkte uren van [Van H. ] heeft gemist;
- aantasting van eer en goede naam van [X.] door tijdens de mondelinge behandeling van de ontbindingsprocedure, die heeft geleid tot de beschikking d.d. 20 september 2002 bij deze rechtbank, [X.], althans een van haar directeuren, te betichten van meewerken en/of het doen plegen van frauduleuze handelingen;
- het buiten medeweten van [X.] verlenen van diensten aan klanten van [X.];
- het gemis aan, en verlies van, klanten door toedoen van [Van H. ];
- het veroorzaken van incassoprocedures jegens klanten van [X.], die weigeren facturen te betalen van [X.] omdat vaak te veel uren door [Van H. ] in rekening zijn gebracht;
- werkzaamheden uitgevoerd zonder opdrachtbevestiging aan die betreffende klanten;
- een veelvuldig niet-zakelijk en excessief telefoongebruik;
- het maken van evidente fouten;
- urenverlies door de directie van [X.], waarbij ook de besprekingen met [Van H. ] meegenomen moeten worden. [Van H. ] heeft tijdens deze besprekingen zelf aangegeven problematieken te hebben veroorzaakt;
- het meenemen van computerbestanden met vertrouwelijke gegevens;
- het leeghalen van computerbestanden, er is schade geleden in verband met de noodzakelijke reconstructie en het herstellen van fouten;
- het zonder medeweten en zonder toestemming in strijd handelen met het beleid van [X.], waardoor de belangen van [X.] ernstig zijn geschaad. [Van H. ] heeft zich laten benoemen in de statuten van Stichting Bulleke, in een zodanige positie dat hij goedkeuring moet geven aan ieder ontslag van een bestuurder. [Van H. ] heeft zich ook meerdere malen laten benoemen tot arbiter in overeenkomsten ten behoeve van klanten zonder medeweten van [X.]
3.4.3 [Van H. ] betwist de door [X.] in overweging 3.4.2 gestelde onrechtmatige handelingen te hebben verricht. Verder betwist [Van H. ] - voor zover door hem de handelingen als hierboven genoemd zijn verricht- de onrechtmatigheid van deze handelingen.
3.4.4 Uit de overgelegde stukken en het ter zitting over en weer gestelde is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands niet af te leiden dat de vordering van [X.] iedere grond ontbeert. In het kader van dit kort geding is geen plaats voor nader onderzoek hieromtrent, een onderzoek ten gronde zal hierover uitsluitsel moeten geven.
3.5.1 [Van H. ] voert voorts het verweer dat [X.] en Global Consultancy B.V. als eenheid moeten worden beschouwd. Nu [Van H. ] zijn werkzaam-heden feitelijk onder de directe leiding van [X.] heeft verricht, komt dit neer op een vordering van [X.] op zichzelf. Deze vordering gaat door vermenging teniet.
3.5.2 Zo [Van H. ] hier bedoelt dat regres uitgeoefend kan worden op Global Consultancy B.V., is dit reeds beoordeeld in overweging 3.3.3.
Zo [Van H. ] hier bedoelt dat [X.] ten onrechte beslag heeft gelegd onder zichzelf geldt het volgende. Krachtens artikel 724 Rv kan een schuldeiser beslag leggen onder zichzelf op de in artikel 479h Rv bedoelde goederen. Zo er al sprake is van de door [Van H. ] gestelde "eenheid" -hetgeen door [X.] wordt betwist- dan is [X.] gezien het bovenstaande gerechtigd beslag te doen leggen op een vordering die [Van H. ] op haar heeft.
Dit door [Van H. ] gevoerde verweer treft gezien het bovenstaande geen doel.
3.6 Voor opheffing van het beslag moet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [X.] op [Van H. ] blijken. Uit het vorenstaande volgt dat aan dit vereiste niet is voldaan.
De voorzieningenrechter is gezien het vorenstaande van oordeel dat de vorderingen onder I en II van het petitum niet voor toewijzing vatbaar zijn. De vordering onder III van het petitum volgt logischerwijze het lot van de vorderingen onder I en II en is daarom ook niet voor toewijzing vatbaar.
3.7.1 Ter staving van zijn vordering onder V van het petitum stelt [Van H. ] dat Global Consultancy B.V. het salaris over de maand september 2002 niet (tijdig) heeft voldaan. In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat het salaris op of omstreeks de 23e van iedere maand zal worden betaald. Global Consultancy B.V. heeft tot op heden het salaris niet betaald. [Van H. ] stelt aanspraak te maken op de wettelijke vertragings-rente en vertragingsboete jegens Global Consultancy B.V.
3.7.2 Global Consultancy B.V. voert hiertegen het verweer dat zij dit loon niet betaalt omdat het onder haar op 2 oktober 2002 gelegde beslag het aan [Van H. ] verschuldigde loon over de maand september 2002 omvat.
3.7.3 Gezien het bovenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van nietigheid van het op 2 oktober 2002 gelegde beslag. Het beslag wordt ook niet, als in 3.6 overwogen, in dit geding opgeheven. Het aan [Van H. ] verschuldigde loon over de maand september 2002 valt -als door Global Consultancy B.V. aan hem verschuldigd-naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder dit gelegde beslag.
De vordering onder V van het petitum is gezien het bovenstaande niet voor toewijzing vatbaar.
3.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Van H. ] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
Weigert de gevraagde voorzieningen;
Veroordeelt [Van H. ] in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van €Euro 896,--, waarvan Euro€ 193,-- wegens verschuldigd vast recht en Euro€ 703,-- voor salaris procureur;
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
BC