Zaaknummer: 79389 / KG ZA 02-432
Datum uitspraak: 16 december 2002
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
1. [A.] [H.],
en
2. [P.] [H.]-[R.],
beiden wonende te [E.],
eisers bij exploot van dagvaarding in kort geding van 22 november 2002,
procureur: mr. J.J.M. Goumans,
advocaat: mr. S.M.J. Heeren te Etten-Leur,
1. [R.] [D.],
en
2. [S.] [D.],
beiden wonende te [B.],
gedaagden,
procureur: mr. L.C.A.M. Bouts (toevoeging aangevraagd).
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eisers hebben gedaagden gedagvaard in kort geding en ten dienende dage, 2 december 2002, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding. Ter zitting hebben zij het een en ander aan de hand van pleitnotities nader doen toelichten. Daarbij is verwezen naar op voorhand ingezonden producties.
1.2 Gedaagden hebben verweer gevoerd.
1.3 Eisers hebben gerepliceerd en gedaagden hebben gedupliceerd.
1.4 Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het geding voor enige tijd geschorst.
1.5 Na de hervatting hebben partijen om vonnis gevraagd. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.1 Eisers hebben als verkopers met gedaagden als kopende partij op 13 november 2001 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de gezinswoning met tuin, berging en ondergrond, staande en gelegen te [adres], dit voor een prijs van fl. 355.000,- oftewel €euro 161.091,98.
2.2 Levering van het pand zou plaatsvinden uiterlijk op 15 januari 2002.
2.3 Artikel 13 van die overeenkomst bevat een op straffe van verzuim gesteld boetebeding, voor zover van belang luidende als volgt:
"3. Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering dan wel op de voldoening van de koopprijs, zal de nalatige partij daarnaast ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt, heeft hij, naast de boete, recht op aanvullende schadevergoeding. (...…)"
2.4 Gedaagden hebben niet aan de overeengekomen levering meegewerkt.
2.5 Bij brieven van 10 en 31 januari 2002 hebben eisers gedaagden in gebreke gesteld de overeenkomst na te komen, zulks tevergeefs.
2.6 Eisers hebben bij brief van 13 februari 2002 de koopovereenkomst wegens wanprestatie ontbonden. Vervolgens (voor het eerst bij brief van 18 februari 2002) zijn zij aanspraak gaan maken op de in artikel 13 opgenomen contractuele boete (groot €euro 16.109,20).
2.7 Op 13 februari 2002 hebben eisers de litigieuze woning alsnog aan een derde verkocht voor een koopprijs van €
euro 158.823,07 (fl. 350.000,-), derhalve euro€ 2.268,90 lager dan de met gedaagden overeengekomen prijs.
2.8 In juli 2002 hebben partijen ter zake een vaststellingsovereenkomst gesloten. Die hield, kort gezegd, in dat gedaagden tegen betaling van een bedrag van euro€ 7.941,15 (fl. 17.500,-) geheel gekweten zouden zijn. Nadat zij de gestelde termijnen voor betaling ongebruikt hadden laten verstrijken hebben eisers ook die overeenkomst ontbonden.
2.9 Eisers maken inmiddels (weer) aanspraak op de contractuele boete ad €euro 16.109,20 uit de koopovereenkomst, en daarnaast op een bedrag van €euro 2.268,90 wegens de minderopbrengst van de woning, op een bedrag van €euro 2.127,13 vanwege twee maanden dubbel betaalde hypotheeklasten en drie maanden verzekeringspremie, alsmede op een bedrag van €euro 1.549,70 aan buitengerechtelijke incassokosten (alles samen: €euro 22.054,92).
2.10 In dit geding hebben eisers gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot het voldoen aan eisers van een bedrag van euro€ 22.054,92, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van €euro 16.109,19 vanaf 4 maart 2002, althans vanaf het moment van dagvaarding tot aan het moment van algehele voldoening;
subsidiair
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot het voldoen aan eisers van
euro 7.941,15 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2002, althans vanaf het moment van dagvaarding tot aan het moment van algehele voldoening;
primair en subsidiair
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van deze procedure, met dien verstande dat betaling aan een van de eisers kwijting met zich brengt ten aanzien van de andere eiser.
2.11 Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 De contractuele relatie van partijen brengt reeds een voldoende spoedeisend belang bij de (grotendeels) tot nakoming daarvan strekkende voorzieningen met zich.
3.2 Gedaagden hebben ter zitting op zichzelf genomen als juist erkend dat zij het bedrag ad €euro 16.109,19 ter zake van het bedongen boetebeding verschuldigd te zijn, nochtans hebben tot uitdrukking gebracht dat dit bedrag voor matiging in aanmerking dient te komen gezien de, zeer kort gezegd, belabberde financiële situatie waarin zij intussen zijn komen te verkeren.
3.3 In dit verweer kan gedaagde niet worden gevolgd. De voor matiging van een contractuele boete geldende maatstaf -de "billijkheid" moet zulks "klaarblijkelijk" eisen; artikel 6: 94 BW- moet strikt worden uitgelegd. De enkele omstandigheid dat het de schuldenaar slecht gaat moet, hoe weinig sympathiek die vaststelling in voorkomende gevallen (mogelijk) is, onvoldoende worden geacht om tot matiging van een overeengekomen boeteclausule over te gaan.
3.4 Anderzijds is er, zoals in feite in het betoog van gedaagden besloten ligt, evenmin reden om -onder dit zelfde regime- náást en bovenop de boete nog de werkelijk gelegen schade te vergoeden, zoals eisers blijkens de inrichting van hun primaire vordering voor ogen staat. Bovendien stuit zulks (zelfstandig) af op de laatste zin zoals geciteerd onder 2.3 van artikel 13 ("Voor zover ..."); de werkelijk gelegen schade overstijgt het boetebedrag niet.
3.5 Dit een en ander brengt mee dat de primaire vordering tot een bedrag ad €euro 16.109,19 en voor het overige onbestreden voor toewijzing gereed ligt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2002.
3.6 Als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden gedaagden veroordeeld in de kosten van het geding.
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan eisers te betalen een bedrag van € euro 16.109,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2002 tot aan de dag van algehele voldoening;
Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, aan de zijde van eisers gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van euro€ 1.200,56, waarvan €euro 420,- wegens verschuldigd vast recht, €euro 703,- voor salaris procureur en €euro 77,56 aan explootkosten, met bepaling dat betaling aan een van de eisers kwijting met zich brengt ten aanzien van de andere eiser;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter open-bare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ