Samenwonen als zijnde gehuwd, art. 1:160 BW.
Beschikking: 9 december 2002
De arrondissementsrechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven:
Zaaknummer: 65979 / FA RK 01-597
In de zaak van:
[verzoeker]
verzoeker,
verder te noemen: de man,
wonende te [M.],
procureur mr. F.P.J. Verheij-Péters,
[verweerder],
wederpartij,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [M.],
procureur mr. P.W.P.M. Simons.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank tussen partijen gegeven en op 20 september 2001 uitgesproken beschikking.
1. Verder verloop van de procedure
De vrouw heeft nog gereageerd bij brief van haar procureur van 28 september 2001.
Op 9 januari 2002 heeft het getuigenverhoor aan de zijde van de man plaatsgevonden.
De man heeft nog gereageerd bij brief van zijn procureur van 18 januari 2002.
Op 17 april 2002 heeft contra-enquete aan de zijde van de vrouw plaatsgevonden.
De man heeft nog gereageerd bij brief, met bijlage, van zijn procureur van 15 mei 2002.
De vrouw heeft nog gereageerd bij brief, met bijlagen, van haar procureur van
17 mei 2002.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking van 20 september 2001 is overwogen en beslist.
Uitvoering gevend aan de bewijsopdracht, zoals geformuleerd in de beschikking van 20 september 2001, heeft de man ter zitting van 9 januari 2002 twee getuigen doen laten horen. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt en de rechtbank wenst de inhoud daarvan hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
Bij gelegenheid van contra-enquête heeft de vrouw ter zitting van 17 april 2002 drie getuigen doen laten horen. Van die zitting is eveneens proces-verbaal opgemaakt en de rechtbank wenst ook de inhoud daarvan hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
Met betrekking tot het aan de man onder 1. opgedragen bewijs:
- heeft de getuige [B.] onder meer verklaard : dat hij in de laatste maanden van 1995 de vrouw heeft leren kennen, dat hij met ingang van omstreeks 1 januari 1996 tot juni of juli 1996, met uitzondering van een zestal weken dat hij in [R.] heeft gewoond, met de vrouw heeft samengewoond op het adres aan [adres te M.], dat het aanvraagformulier, gedateerd 12-7-1996, door hem is ondertekend en toegezonden aan ABC-vastgoed Beheer en dat daarin de personalia van de vrouw zijn vermeld, omdat het de bedoeling was dat zij daar samen zouden gaan wonen, dat hij per 1 oktober 1996 me[adres te B.]adres te B.] is gaan wonen, dat hij en de vrouw samenwoonden als waren zij gehuwd, dat hij en de vrouw een gezamenlijke huishouding voerden, dat hij en de vrouw leefden van wat zij
samen aan inkomsten hadden en waaruit alle kosten werden betaald;
- heeft de getuige [F.] onder meer verklaard: dat de huizen aan de [adres te B.] in oktober 1996 zijn opgeleverd, dat de vrouw en [B.] er net als hij zelf met zijn vrouw vanaf de datum van oplevering zijn gaan wonen, dat de vrouw en [B.] iedere dag in de woning aan de [adres te B.] samen waren.
Vaststaat voorts dat in het ABC-Vastgoed gezonden formulier de personalia van de vrouw daarin door haar zelf zijn geschreven en dat zij daarin is vermeld als echtgenote of samenwonende parter.
De rechtbank acht de man dan ook geslaagd in het hem onder 1. opgedragen bewijs.
Daarmee is rechtens vast komen te staan dat de vrouw en de heer [B.] elkaar vanaf 1 januari 1996 wederzijds financieel over en weer hebben verzorgd als waren zij gehuwd.
Als door de man gesteld en door de vrouw niet betwist staat verder rechtens vast dat de man vanaf 1 januari 1996 in totaal
fl. 190.882,--/€ 86.618,48 partner-alimentatie aan de vrouw heeft betaald.
De echtscheidingsbeschikking is op 16 april 1996 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Op grond van het vorenstaande is de onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw per 16 april 1996 geëindigd en dient de vrouw de door de man vanaf deze datum aan haar betaalde alimentatie terug te betalen aan de man.
Uitgaande van het bedrag van fl. 2.835,--/€ 1.286,47 per maand dat de man met ingang van 1 januari 1996 aan de vrouw heeft betaald, becijfert de rechtbank het bedrag dat de man over de periode 1 januari 1996 / 16 april 1996 aan de vrouw heeft betaald op fl. 9.922,50/€ 4.502,63. Dit bedrag dient in mindering te worden gebracht op het door de man aan de vrouw betaalde voormelde totaalbedrag, hetgeen resulteert in een door de vrouw terug te betalen bedrag van fl. 180.959,50/
€ 82.115,84.
De man vraagt de vrouw te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente vanaf het verschuldigd worden van iedere alimentatietermijn, althans met ingang van zodanige datum als door de rechtbank te bepalen.
Gesteld noch gebleken is dat de man vóór de indiening van het verzoekschrift de vrouw heeft aangeschreven tot betaling van (wettelijke) rente.
Het verzoek van de man is op 21 mei 2001 verzonden naar de (procureur van de) vrouw, zodat de vrouw eind mei 2001 op de hoogte was van de (terug-)vordering door de man van door hem aan de vrouw betaalde partneralimentatie en rente.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank termen aanwezig om de vrouw te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente over het bedrag van fl. 180.959,50/€ 82.115,84 vanaf 1 juni 2001.
De toewijzing van het door de man onder 1. en 2. primair verzochte brengt met zich mee dat de rechtbank niet verder in hoeft te gaan op de aan de man onder 2. in meergenoemde tussenbeschikking van 20 september 2001 verstrekte bewijsopdracht.
De rechtbank zal de vrouw als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze procedure.
Wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 18 januari 1996 voorzover daarin is opgenomen hetgeen partijen aangaande de partneralimentatie hebben geregeld in het echtscheidingsconvenant van 7 december 1995 en bepaalt nader dat de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw is geëindigd per 16 april 1996.
Veroordeelt de vrouw om aan de man te voldoen de som van fl. 180.959,50/€ 82.115,84, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juni 2001 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Veroordeelt de vrouw in de kosten van deze procedure, deze aan de zijde van de man gevallen en tot op heden begroot op € 1.592,--, waaronder € 1.499,-- salaris voor de procureur van de man.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.A.J.W. Eliëns, vice-president, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
MV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te
's-Her-togen-bosch:
a. door de verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b.door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.