ECLI:NL:RBMAA:2003:AF2993

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/040582-99 VTVV
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Elzinga
  • M. Hoogenbosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in strafzaak diefstal

In deze zaak heeft de politierechter in de rechtbank Maastricht op 10 januari 2003 uitspraak gedaan in een vordering na voorwaardelijke veroordeling. De zaak betreft een eerder onherroepelijk vonnis van 14 juni 2000, waarbij de veroordeelde een gevangenisstraf van zes weken kreeg opgelegd, waarvan vier weken voorwaardelijk. De veroordeelde was opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen. De officier van justitie had op 19 juni 2002 een vordering ingediend, die verband hield met het eerdere vonnis.

De politierechter heeft de vordering van het openbaar ministerie beoordeeld aan de hand van de artikelen 14g en 14h van het Wetboek van Strafrecht. De rechter overwoog dat de vordering van het openbaar ministerie niet ontvankelijk was, omdat deze niet gelijktijdig met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde werd vervolgd, kon worden behandeld. Dit leidde tot de beslissing dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering.

De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De zaak illustreert de procedurele aspecten van de behandeling van vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen in het strafrecht, en benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen door het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT.
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING.
Parketnummer: 03/040582-99 VTVV
De politierechter in de rechtbank te Maastricht, gelet op de vordering van de officier van justitie van 19 juni 2002 betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Maastricht van 14 juni 2000, waarbij:
[naam veroordeelde]
geboren te [geboortedatum/plaats]
wonende te [woonplaats/adres],
is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES WEKEN, met bevel dat een deel van deze straf, groot VIER WEKEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelet op voormeld vonnis;
Gezien het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2002;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2003;
Gehoord de officier van justitie in haar vordering.
Gezien de artikelen 14g (oud) en 14h (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op grond van het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht is de politierechter in deze rechtbank bevoegd van voornoemde vordering kennis te nemen;
Uit de stukken blijkt dat:
veroordeelde is opgeroepen als verdachte te verschijnen ter terechtzitting van 12 juli 2002 van de politierechter in deze rechtbank wegens verdenking van diefstal en tevens als veroordeelde naar aanleiding van voornoemde "vordering na voorwaardelijke veroordeling";
[naam veroordeelde] voornoemd ter terechtzitting van 12 juli 2002 door de politierechter is veroordeeld terzake diefstal;
de politierechter op 12 juli 2002 de oproeping van veroordeelde met betrekking tot de "vordering na voorwaardelijke veroordeling" nietig heeft verklaard;
veroordeelde is opgeroepen voor de zitting van heden voor de behandeling van de onderhavige vordering.
De politierechter overweegt als volgt:
Op grond van het bepaalde in artikel 14g, derde lid, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 14h, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan deze vordering, ingediend door het openbaar ministerie belast met de vervolging van het feit, slechts gelijktijdig met de behandeling van het feit waarvoor veroordeelde wordt vervolgd, ter terechtzitting worden behandeld, zodat het openbaar ministerie thans niet ontvankelijk dient te worden verklaard in voornoemde vordering.
BESLISSING:
De politierechter verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn "vordering na voorwaardelijke veroordeling".
Aldus gedaan op 10 januari 2003 door mr. Elzinga, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. Hoogenbosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 januari 2003.