ECLI:NL:RBMAA:2003:AF2993
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Elzinga
- M. Hoogenbosch
- Rechtspraak.nl
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in strafzaak diefstal
In deze zaak heeft de politierechter in de rechtbank Maastricht op 10 januari 2003 uitspraak gedaan in een vordering na voorwaardelijke veroordeling. De zaak betreft een eerder onherroepelijk vonnis van 14 juni 2000, waarbij de veroordeelde een gevangenisstraf van zes weken kreeg opgelegd, waarvan vier weken voorwaardelijk. De veroordeelde was opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen. De officier van justitie had op 19 juni 2002 een vordering ingediend, die verband hield met het eerdere vonnis.
De politierechter heeft de vordering van het openbaar ministerie beoordeeld aan de hand van de artikelen 14g en 14h van het Wetboek van Strafrecht. De rechter overwoog dat de vordering van het openbaar ministerie niet ontvankelijk was, omdat deze niet gelijktijdig met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde werd vervolgd, kon worden behandeld. Dit leidde tot de beslissing dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering.
De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De zaak illustreert de procedurele aspecten van de behandeling van vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen in het strafrecht, en benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen door het openbaar ministerie.