ECLI:NL:RBMAA:2003:AF4013

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
76764 / HA ZA 02-698
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Heim
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een lening met borgstelling en rentevergoeding

Op 29 januari 2003 heeft de Rechtbank Maastricht een vonnis gewezen in een civiele zaak tussen eiser, de heer F., en gedaagde, de heer van O. Eiser vorderde een betaling van € 51.129,19, vermeerderd met rente en kosten, van gedaagde, die als borg had gefungeerd voor een lening die eiser had verstrekt aan de Poolse vennootschap Ad.Hoc.sp. z.o.o. Eiser had in 1999 een lening van DM 100.000,- verstrekt aan Ad.Hoc, waarbij gedaagde zich borg stelde. In de jaren daarna zijn er nadere afspraken gemaakt over de terugbetaling van de lening, maar gedaagde heeft zijn verplichtingen niet nagekomen. Eiser heeft de overeenkomst ontbonden en conservatoir beslag gelegd op het onroerend goed van gedaagde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde prematuur is gedagvaard, maar dat eiser voldoende bewijs heeft geleverd dat hij gedaagde terecht als borg heeft aangesproken. Gedaagde heeft betwist dat hij de rente over de maanden april tot en met september 2002 heeft betaald en dat hij recht heeft op een uitstel van betaling tot 1 juli 2010. De rechtbank heeft gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen, waaronder getuigenverklaringen. De zaak is verwezen naar de rol van 19 februari 2003 voor verdere proceshandelingen. De uitspraak is gedaan door mr. H. Heim, rechter-plaatsvervanger, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis : 29 januari 2003
Rolnummer: 76764/HA ZA 02-698
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
Dhr. F.,
wonende te Kassel (Duitsland),
eiser,
procureur mr S. Salvador;
tegen
Dhr. van O.,
wonende te Valkenburg a/d Geul,
gedaagde,
procureur mr P.J.T. Austen.
1. Het verloop van de procedure
Eiser heeft gedaagde gedagvaard om te verschijnen voor deze rechtbank en een aantal producties overgelegd.
Gedaagde heeft, onder overlegging van produkties, geconcludeerd voor antwoord.
Op de voet van art. 131 Rv heeft de rechtbank vervolgens een comparitie van partijen na antwoord gelast.
Deze comparitie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft op 18 oktober 2002 plaatsgevonden. Eiser heeft daarna de rechtbank verzocht te beslissen op het rechtbankdossier, waarna de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Eiser heeft op 27 september 1999 een lening van DM 100.000,- verstrekt aan de Poolse vennootschap Ad.Hoc.sp. z.o.o. (hierna "AdHoc"). De betreffende schuldbekentenis werd ondertekend door gedaagde, die hiertoe op 7 mei 1999 door AdHoc gemachtigd was. Tegelijkertijd stelde gedaagde zich borg voor de terugbetaling van de lening.
2.2 Bij overeenkomsten gedateerd 24 januari 2000 en 10 januari 2002 heeft eiser met gedaagde nadere regelingen getroffen, met name betreffende looptijd en rente van de lening. Op 24 januari 2000 werd ook de borgstelling nader geregeld. Op 10 januari 2002 werd afgesproken dat de lening in 48 maandelijkse termijnen zou worden terugbetaald.
2.3 Eiser stelt dat hij de nadere overeenkomst van 10 januari 2002 heeft gesloten onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat gedaagde haar strikt zou nakomen. Toen dit niet het geval was, heeft hij haar bij brief van 20 juni 2002 ontbonden. Hij stelt dat hij ook de overeenkomst met AdHoc heeft ontbonden, waardoor de hoofdsom van de lening opeisbaar is geworden. Tot zekerheid van verhaal van zijn vordering op de borg heeft hij op 26 juni 2002 conservatoir beslag gelegd op diens villa met tuin en schuur.
2.4 Hij vordert nu om gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van
Euro € 51.129,19, vermeerderd met de overeengekomen rente van 10%, vanaf 1 april 2002 tot de dag der algehele voldoening, alsmede in de kosten van het geding, de kosten van de conservatoire beslaglegging daaronder begrepen.
2.5 Gedaagde heeft deze vordering gemotiveerd betwist.
3. De beoordeling
3.1 Gedaagde stelt in de eerste plaats dat eiser prematuur heeft gehandeld door hem te dagvaarden, terwijl hij AdHoc nog niet in gebreke heeft gesteld tot nakoming van de nadere betalingsregeling. Bij de comparitie heeft eiser echter onbetwist naar voren gebracht dat hij op 21 mei 2002 per fax aan AdHoc een uiterste termijn voor betaling heeft gesteld en dat hij daarop geen antwoord heeft ontvangen, terwijl gedaagde van zijn kant bij die gelegenheid heeft erkend dat AdHoc niet in staat is om de verplichtingen uit de leningsovereenkomst zelf na te komen. In die omstandigheden heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank gedaagde terecht als borg aangesproken voor terugbetaling van de lening.
3.2 In de tweede plaats heeft gedaagde tegengeworpen dat hij op 10 januari 2002 met eiser nadere afspraken heeft gemaakt, inhoudende dat gedaagde vanaf januari 2002 maandelijks een bedrag van DM 833,- aan interest zou voldoen en dat het openstaande saldo uiterlijk door hem zou worden terugbetaald bij vrijval op 1 juli 2010 van een door gedaagde bij Aegon afgesloten pensioenverzekering. Nu eiser dit heeft betwist, zal hij dit moeten bewijzen.
3.3 Gedaagde heeft voorts gesteld dat hij de rente over de maanden april tot en met september 2002 al aan eiser heeft betaald. Ook dit zal hij moeten bewijzen.
3.4 In afwachting van de uitkomst van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
3. De uitspraak
De rechtbank:
stelt gedaagde in de gelegenheid om door alle middelen rechtens, allereerst door getuigen, feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt:
a) dat hij op 10 januari 2002 met eiser nadere afspraken heeft gemaakt, inhoudende dat hij vanaf januari 2002 maandelijks een bedrag van DM 833,- aan interest zou voldoen en dat hij het openstaande saldo uiterlijk zou terugbetalen bij vrijval op
1 juli 2010 van een door hem bij Aegon afgesloten pensioenverzekering en
b) dat hij de rentebetalingen over de maanden april tot en met september 2002 aan eiser heeft betaald;
bepaalt dat de getuigenverhoren zullen worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het St. Annadal nr. 1 te Maastricht, op een datum en tijdstip als door de rechtbank zullen worden bepaald, nadat gedaagde bij akte zal hebben opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen, alsmede van de data van verhindering van beide partijen;
verwijst de zaak in verband daarmee naar de rol van 19 februari 2003 voor akten houdende opgave getuigen aan de zijde van gedaagde en data van verhindering in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr Heim, rechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.