ECLI:NL:RBMAA:2003:AF4120
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Sijmonsma
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake vorderingen tot betaling en verdeling van nalatenschap tussen broer en zus
Op 5 februari 2003 heeft de Rechtbank Maastricht een vonnis gewezen in een civiele zaak waarin de eisers, broer en zus, vorderingen hebben ingesteld tegen hun broer, gedaagde, met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van hun overleden ouders. De zaak is ontstaan na een verwijzing door de kantonrechter te Sittard, die op 26 juni 2002 de zaken naar de rechtbank heeft verwezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van f 5.347,68 aan elke eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 1997. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de verweren van de gedaagde verworpen. Gedaagde stelde onder andere dat de kwijtschelding van f 43.890,23 door de moeder van partijen aan hem moet worden gezien als een natuurlijke verbintenis. De rechtbank oordeelde echter dat deze kwijtschelding expliciet in de notariële transportakte was vastgelegd en dat gedaagde geen onderbouwd tegenbewijs had geleverd. Daarnaast werd het verweer dat de eisers te lang hadden gewacht met hun vordering verworpen, omdat stilzitten op zich niet kan worden opgevat als berusting in de onterving.
De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eisers gegrond waren en dat de gedaagde de bedragen moest betalen, terwijl de kosten van de procedure werden gecompenseerd. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is van belang voor de rechtspraktijk met betrekking tot nalatenschappen en de verdeling daarvan.