ECLI:NL:RBMAA:2003:AF4168

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90274
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Maastricht
Sector Kanton
Locatie Maastricht
rolno: 930/01
zaakno: 90274
Vonnis dd. 29 januari 2003
inzake:
1. L. B., wonende te A.,
2. De besloten vennootschap L.G.B.-BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam,
3. De vennootschap onder firma BTC TELECOM CENTER, gevestigd te Amsterdam,
eisers,
gemachtigde: J.M.H. Beurskens, deurwaarder te Maastricht;
tegen:
De naamloze vennootschap LIBERTEL N.V., gevestigd te Maastricht, Avenue Ceramique 7,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A.D. Vuyk te Deventer.
Allereerst wordt verwezen naar het door de kantonrechter op 6 februari 2002 tussen partijen gewezen tussenvonnis.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Ter voldoening aan in de genoemd tussenvonnis gegeven bewijsopdracht zijn op 7 mei 2002 zijdens BTC zes getuigen gehoord, waarna op 9 augustus 2002 bij wege van contra-enquête zijdens Libertel vijf getuigen zijn gehoord. Van de door de getuigen afgelegde verklaringen is telkens proces-verbaal opgemaakt, welke processen-verbaal zich bij de processtukken bevinden.
BTC heeft bij akte ter rolzitting van 3 juli 2002 producties in het geding gebracht en de in het geding gebrachte producties kort besproken.
Ter rolzitting van 18 september 2002 heeft Libertel, onder overlegging van produkties, een antwoordakte bewijsstukken genomen.
Hierop heeft BTC onder overlegging van producties een conclusie na enquête genomen.
Tenslotte is nader vonnis bepaald op heden.
De inhoud van vorenvermelde processtukken, waaronder de processen-verbaal van het getuigenverhoor, wordt als hier herhaald beschouwd.
VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL:
Bij voormeld tussenvonnis is BTC toegelaten te bewijzen, dat:
a. Libertel gebruik maakt van de gegevens die haar door BTC worden verstrekt, teneinde tot afwikkeling van een abonnementsaanvraag te geraken, doordat Libertel juist die (potentiële) klanten rechtstreeks benadert, om niet bij BTC doch bij Libertel te contracteren;
b. Libertel klanten, die door BTC zijn aangebracht en ten aanzien waarvan BTC nog provisie zou kunnen realiseren in verband met een mogelijke verlenging van een afgesloten abonnement, rechtstreeks benadert, om die klant te bewegen rechtstreeks met haar zaken te doen;
c. Libertel afhandeling van aanvragen voor een abonnement bewust vertraagt, teneinde de klanten van BTC in die zin te bewerken, dat zij rechtstreeks zaken doen met Libertel.
De kantonrechter acht BTC niet geslaagd in het leveren van bewijs met betrekking tot de hiervoor onder a en c omschreven onderdelen van het probandum, aangezien daarvoor onvoldoende bewijs is te putten uit de door de getuigen afgelegde verklaringen en/of uit de overgelegde produkties.
De kantonrechter acht BTC wel geslaagd in het leveren van bewijs voor het hiervoor onder b omschreven onderdeel van het probandum, en wel op grond van het volgende:
.De verklaring van de getuige L.G. B.;
.De verklaring van de getuige R. de V.;
.De verklaring van de getuige R. B.;
.De verklaring van de getuige W. van W.;
.De verklaring van de getuige A.J. de J. en
.De verklaring van J. P. P.,
terwijl ook uit de verklaringen van de getuige A. G. R. G. van de W. en de getuige T. van D., beiden in contra-enquête gehoord, van duidelijke en concrete aanwijzingen blijken, dat klanten van BTC rechtstreeks door medewerkers van Libertel worden benaderd.
.De inhoud van de mailing d.d. 7 november 2001 (produktie 8);
.De inhoud van de mailing d.d. 24 juli 2001 (produktie 9) en
.De inhoud van de mailing d.d. 16 mei 2000 (produktie 10).
Het vorenstaande brengt mee, dat de gewijzigde vordering, voorzover hierna in het dictum van dit vonnis vermeld, als gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Nu Libertel voor een belangrijk deel in het ongelijk is gesteld, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten in voege als hierna te vermelden.
BESLISSING:
Veroordeelt Libertel, om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis op grond van artikel 7:433 van het Burgerlijk Wetboek aan BTC schriftelijk opgave te verstrekken van de op grond van artikel 7:431, eerste lid sub c van het Burgerlijk Wetboek verschuldigde vergoeding (vaste vergoeding + airtime vergoeding) over alle orders gedurende de overeenkomst tot stand gekomen
met klanten die BTC reeds vroeger voor een dergelijke overeenkomst bij Libertel had aangebracht, alsmede aan BTC inzage te verschaffen in de nodige bewijsstukken en de boekhouding, om te komen tot een juiste berekening van haar aanspraken, zulks op straffe van het verschuldigd worden van een dwangsom van € 450,00 per dag dat Libertel -al dan niet gedeeltelijk -handelt in strijd met
dit gebod.
Veroordeelt Libertel voorts, om binnen zestig dagen na betekening van dit vonnis te betalen ter zake van achterstallige vergoeding die bedragen die Libertel verschuldigd zal blijken te zijn, nadat Libertel heeft voldaan aan de opgave zoals gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
Gebiedt Libertel gedurende de looptijd van de overeenkomst na afloop van iedere kalendermaand en uiterlijk vóór het einde van de volgende kalendermaand aan BTC een schriftelijke opgave te verstrekken van de over de vorige maand verschuldigde vergoeding onder vermelding van de gegevens waarop die berekening berust op grond van artikel 7:433 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, zulks op straffe van het verschuldigd worden van een dwangsom van € 450,00 per dag
dat Libertel -al dan niet gedeeltelijk -handelt in strijd met dit gebod, en gebiedt, dat Libertel deze vergoeding vervolgens ook uiterlijk vóór het einde van de maand op die waarover de gegevens moeten worden verstrekt aan BTC betaalt.
Veroordeelt voorts Libertel in de kosten van het geding aan de zijde van BTC gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 3.839,36, waarvan € 3.270,00 salaris voor de gemachtigde van BTC.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Ontzegt het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.A.H. VERHEEZEN, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van woensdag 29 januari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.