ECLI:NL:RBMAA:2003:AF5332

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
80251 - KG ZA 02-493
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een huurwoning door een woningstichting

In deze zaak heeft de Woningstichting Hoensbroeck gedaagde, een huurder, gedagvaard in kort geding met het verzoek om ontruiming van de huurwoning te Hoensbroek. De eiseres vorderde dat gedaagde de woning binnen twee dagen na betekening van het vonnis zou verlaten, omdat er een huurachterstand was van €1.729,54. De Woningstichting had gedaagde eerder gesommeerd om de woning te ontruimen, maar gedaagde weigerde dit. Tijdens de zitting op 13 januari 2003 heeft de Woningstichting haar vordering toegelicht en gedaagde heeft verweer gevoerd. Gedaagde stelde dat de Woningstichting haar onder druk had gezet om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen niet betwist was en dat de vorderingen van de Woningstichting voor toewijzing vatbaar waren. De rechter heeft bepaald dat gedaagde uiterlijk 1 maart 2003 de woning moest verlaten en dat de Woningstichting het recht had om de ontruiming zelf uit te voeren indien gedaagde in gebreke bleef. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en schadevergoeding. De kosten van het kort geding werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer : 80251 / KG ZA 02-493
Datum uitspraak: 20 januari 2003 (bij vervroeging)
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
De stichting WONINGSTICHTING HOENSBROECK,
zetelend en kantoorhoudend te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
eiseres bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 13 december 2002,
procureur: mr. P.M.G. Lardinois,
tegen:
[Partij F. ],
wonende te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
gedaagde,
procureur: mr. J.W. Rauh (toevoeging verleend).
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres (hierna: de Woningstichting) heeft gedaagde (hierna: [Partij F. ]) gedagvaard in kort geding en op de dienende dag, 13 januari 2003, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. De Woningstichting heeft vervolgens ter zitting zijn vordering nader doen toelichten, daarbij verwijzend naar op voorhand overgelegde producties.
1.2 [Gedaagde] heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd.
1.3 Partijen hebben vervolgens op elkaars stellingen gereageerd. De ex-partner van [Gedaagde], dhr. [S.], was ter zitting aanwezig.
1.4 Tenslotte hebben partijen om vonnis verzocht, waarna de uitspraak van het vonnis bij vervroeging is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Bij schriftelijke huurovereenkomst heeft [Gedaagde] van de Woningstichting de woning gelegen te Hoensbroek, gemeente Heerlen, aan [Het adres] met ingang van 1 april 2001 gehuurd tegen een huurprijs van laatstelijk €Euro 345,18 per maand.
2.2 Op 19 september 2002 heeft [Gedaagde] de huurovereenkomst schriftelijk beëindigd met ingang van 1 november 2002.
Bij schrijven d.d. 23 september 2002 heeft de Woningstichting deze opzegging aanvaard en bevestigd.
2.3 Bij schrijven d.d. 1 november 2002 heeft de Woningstichting [Gedaagde] verzocht en gesommeerd de woning binnen 14 dagen te ontruimen met teruggave van de sleutels en met herstel van de gebreken.
2.4 De Woningstichting stelt dat [Gedaagde] per 31 oktober 2002 een huurachterstand heeft van Euro 1.729,54, die zij ondanks sommatie tot betaling niet voldoet.
2.5 Omdat [Gedaagde] weigert de woning te verlaten en te ontruimen vordert de Woningstichting in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis in kort geding de woning aan [Het adres] te Hoensbroek, gemeente Heerlen, te verlaten en te ontruimen met de haren en al het hare, met machtiging van de Woningstichting om, indien [Gedaagde] daarmee in gebreke blijft, de ontruiming zelf op kosten van [Gedaagde] te doen uitvoeren met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
II. [Gedaagde] te veroordelen om aan de Woningstichting tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen €Euro 1.729,54, vermeerderd met €Euro 345,18 als schadevergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [Gedaagde] na 31 oktober 2002 verblijft in de woning aan [Het adres] te Hoensbroek, vermeerderd met de wettelijke rente respectievelijk sinds de dag dezer dagvaarding en sedert het opeisbaar worden van de maandelijkse termijnen;
III. [Gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit kort geding.
2.6 [Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen is niet betwist en volgt ook uit de aard van de zaak.
3.2.1 Vooraleerst betwist [Gedaagde] dat er sprake is geweest van een rechtsgeldige opzegging. Zij heeft de schriftelijke opzegging d.d. 19 september 2002 ondertekend, doch deze rechtshandeling is vernietigbaar omdat er sprake is van misbruik van [omstandigheden]. Zij stelt hiertoe het navolgende.
Vanaf 1 mei 2002 ontvangt zij geen uitkering meer van de gemeente Heerlen. Omdat zij vanaf deze datum geen inkomsten meer had, is zij niet in staat geweest om de huur te betalen. In een gesprek met een medewerker van de Woningstichting is druk op haar uitgeoefend om in te stemmen met beëindiging van de huur, voor welke druk zij is gezwicht.
Verder lijdt zij aan angsten en is zij onder psychiatrische behandeling geweest, waarbij gedacht werd aan psychotische decompensatie.
[Gedaagde] stelt dat de Woningstichting haar, gelet op de bovengenoemde omstandigheden, niet onder druk had mogen zetten bij de beëindiging van de huurovereenkomst, omdat de Woningstichting op de hoogte was van de situatie waarin zij verkeerde en de bijzondere omstandigheden van haar kende.
3.2.2 De Woningstichting stelt hiertegenover dat [Gedaagde] niet door haar onder druk is gezet bij de schriftelijke beëindiging van de huurovereenkomst. Zij stelt dat [Gedaagde] de huurovereenkomst op eigen initiatief schriftelijk heeft opgezegd, waarna de Woningstichting daarmee heeft ingestemd.
Verder stelt zij dat [Gedaagde] vaak niet in haar woning is en dat dit een reden kan zijn geweest voor beëindiging van haar uitkering.
3.2.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat door de Woningstichting de -door [Gedaagde] ter zitting erkende- schriftelijke beëindiging d.d. 19 september 2002 is overgelegd alsmede de schriftelijke aanvaarding van deze beëindiging door de Woningstichting d.d. 23 september 2002. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is gezien het ter zitting gestelde en de overgelegde stukken niet voldoende aannemelijk gemaakt dat door de Woningstichting druk is uitgeoefend die [Gedaagde] ertoe zou hebben gebracht de huurovereenkomst op te zeggen.
In het kader van dit kort geding is geen plaats voor nader onderzoek hieromtrent.
Nu de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat de huurovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd wordt aan dit door [Gedaagde] gevoerde verweer voorbij gegaan.
3.3.1 [Gedaagde] stelt verder dat de gevorderde schadevergoeding ad €Euro 345,18 per maand vanaf 31 oktober 2002 dient te worden afgewezen, omdat er sprake is van doorlopende huur en de verplichting tot betaling van €Euro 345,18 per maand uit de huurovereenkomst volgt.
3.3.2 De voorzieningenrechter is gezien hetgeen in 3.2.3 overwogen voorshands van oordeel dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd na de schriftelijke aanvaarding d.d. 23 september 2002 van de huuropzegging door de Woningstichting.
Omdat [Gedaagde] de woning ná beëindiging van de huurovereenkomst nog niet heeft ontruimd en de Woningstichting geen huurinkomsten voor deze woning ontvangt en ook niet kan ontvangen zolang [Gedaagde] de woning gebruikt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van de Woningstichting tot betaling van het bedrag van €Euro 345,18 voor iedere maand dat [Gedaagde] na 31 oktober 2002 gebruik maakt van de woning, voor toewijzing vatbaar is.
Ook dit door [Gedaagde] gevoerde verweer treft gezien het vorenstaande geen doel.
3.4 De voorzieningenrechter is gezien het hiervoor overwogene voorshands van oordeel dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn met dien verstande dat -als door partijen ter zitting afgesproken- [Gedaagde] tot uiterlijk 1 maart 2003 in de woning aan [Het adres] te Hoensbroek mag verblijven.
3.5 De kosten van dit kort geding zullen -als ter zitting tussen partijen overeengekomen- worden gecompenseerd.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
I. Veroordeelt [Gedaagde] om uiterlijk 1 maart 2003 de woning aan [Het adres] te Hoensbroek, gemeente Heerlen, te verlaten en te ontruimen met de haren en al het hare, met machtiging van de Woningstichting om, indien [Gedaagde] daarmee in gebreke blijft, de ontruiming zelf op kosten van [Gedaagde] te doen uitvoeren met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
II. Veroordeelt [Gedaagde] om aan de Woningstichting tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen Euro€ 1.729,54, vermeerderd met €euro 345,18 als schadevergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [Gedaagde] na 31 oktober 2002 verblijft in de woning aan [Het adres] te Hoensbroek, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en sedert het opeisbaar worden van de maandelijkse termijnen;
Compenseert de kosten van dit kort geding aldus, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
BC